ECLI:NL:RBDHA:2023:17950
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake mvv-aanvraag
In deze zaak heeft verzoeker op 13 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn mvv-aanvraag van 14 juli 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 31 juli 2023 het bezwaar van verzoeker tegen het primaire besluit van 26 oktober 2021, waarbij de aanvraag was afgewezen, ongegrond verklaard. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, waarop verweerder heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 418,50.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en verder uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank overweegt dat, aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan zijn verzoek, de rechtbank op verzoek van verzoeker verweerder kan veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 18 september 2023 heeft toegezegd de proceskostenvergoeding aan verzoeker te betalen. Daarom heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 418,50, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift ter waarde van € 837,- met een wegingsfactor van 0,5. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.