ECLI:NL:RBDHA:2023:1795
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en vergoeding van proceskosten
In deze zaak heeft verzoeker op 24 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 31 oktober 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 19 augustus 2022 alsnog een beslissing genomen en een verblijfsvergunning asiel verleend aan verzoeker, geldig van 31 oktober 2021 tot 31 oktober 2026. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft de zaak behandeld zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen, is het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Dit bedrag is berekend op basis van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een wegingsfactor van 0,5, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in deze kosten, die openbaar zijn gemaakt op www.rechtspraak.nl.