ECLI:NL:RBDHA:2023:1792
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en vergoeding van proceskosten
In deze zaak heeft verzoeker op 30 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 11 november 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 17 oktober 2022 alsnog een beslissing genomen en een verblijfsvergunning asiel verleend aan verzoeker, geldig tot 11 november 2026. Na deze beslissing heeft verzoeker het beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft de zaak behandeld zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen, is het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De beslissing om verweerder in de proceskosten te veroordelen is openbaar gemaakt en verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.