ECLI:NL:RBDHA:2023:17912

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
C/09/652326 / FA RK 23-5898 en C/09/655285 / JE RK 23-2071
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij in een jeugdzorgzaak met complexe gezinsproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2023 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [naam01], geboren op [geboortedatum01] 2020. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 8 augustus 2023 een verzoek ingediend tot beëindiging van het gezag van de moeder, terwijl de gecertificeerde instelling op 17 oktober 2023 een verzoek heeft ingediend tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van [naam01]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam01] sinds februari 2021 uit huis geplaatst is vanwege zorgen over haar veiligheid en dat zij inmiddels meer dan twee jaar bij pleegouders woont. De ouders hebben beiden een belaste voorgeschiedenis en kampen met persoonlijke problematiek, waardoor zij onvoldoende in staat zijn om een veilige opvoedsituatie te bieden.

De rechtbank heeft de verzoeken van de Raad en de gecertificeerde instelling beoordeeld en geconcludeerd dat het gezag van de moeder beëindigd moet worden, omdat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [naam01] te dragen. De rechtbank heeft daarbij de belangen van het kind vooropgesteld, zoals vereist door het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. De rechtbank heeft ook overwogen dat de moeder positieve stappen heeft gezet, zoals het verkrijgen van een eigen woning en een baan, maar dat de zorgen over haar afhankelijkheidsrelatie met de vader en andere mannen blijven bestaan.

De rechtbank heeft de gecertificeerde instelling benoemd tot voogdes over [naam01] en het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing afgewezen. De rechtbank heeft benadrukt dat het in het belang van [naam01] is dat zij bij de pleegouders blijft wonen, waar zij zich veilig en stabiel voelt. De ouders blijven het recht houden om contact te hebben met [naam01], en de rechtbank heeft de gecertificeerde instelling opgedragen om te kijken naar mogelijkheden voor uitbreiding van de omgang met beide ouders.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG
Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/652326 / FA RK 23-5898 en C/09/655285 / JE RK 23-2071
Datum uitspraak: 17 november 2023

Beschikking van de meervoudige kamer

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij

in de zaak naar aanleiding van het op 8 augustus 2023 ingekomen verzoek (hierna te noemen: verzoek I) van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

en
in de zaak naar aanleiding van het op 17 oktober 2023 ingekomen verzoek (hierna te noemen: verzoek II) van:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:

[naam01] , geboren op [geboortedatum01] 2020 in [plaats01] ,

hierna te noemen: [naam01] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan ten aanzien van verzoek I:

[naam02] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. D.H. Bialkowski, gevestigd in Amsterdam,
de gecertificeerde instelling, voornoemd,
de bij de rechtbank bekende pleegouders.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan ten aanzien van verzoek II:
de moeder, voornoemd,
de pleegouders, voornoemd,

[naam03] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats01] , maar thans verblijvende in [X 1] ,
advocaat: mr. T. Venneman, gevestigd in Den Haag.
Het procesverloop
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • verzoek I met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 8 augustus 2023;
  • verzoek II met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 17 oktober 2023;
Op 3 november 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank deze verzoeken gecombineerd ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • mevrouw [naam04] namens de Raad;
  • mevrouw [naam05] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat en ondersteund door zijn begeleider mevrouw [naam06] ( [X 2] ).
De pleegouders zijn niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat de pleegouders wel juist zijn opgeroepen.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting een pleitnota aan de rechtbank overgelegd. Deze pleitnota is aan het dossier toegevoegd.
De vader heeft ter zitting een brief voorgedragen. Deze brief heeft de vader na de zitting aan de rechtbank overgelegd. De brief is aan het dossier toegevoegd.

Feiten

  • [naam01] is erkend door de vader.
  • De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
  • [naam01] verblijft feitelijk bij de pleegouders.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 21 november 2022 de ondertoezichtstelling van [naam01] verlengd van 7 december 2022 tot 7 december 2023 en voor dezelfde duur de machtiging verlengd om [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg.

De verzoeken

De Raad verzoekt het gezag van de moeder over [naam01] te beëindigen en de gecertificeerde instelling te benoemen tot voogdes over [naam01] .
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de periode van een jaar.

De standpunten

De Raad heeft het verzoek tot het beëindigen van het gezag van de moeder als volgt gemotiveerd. In de opvoedsituatie bij de ouders was sprake van structurele onveiligheid voor [naam01] . De relatie van de ouders werd gekenmerkt door huiselijk geweld, spanningen en de terugkerende verslavingsproblematiek van de vader. Hoewel de vader geen gezag heeft, heeft hij wel grote invloed gehad op de inzet van hulpverlening en de mogelijkheden tot een terugplaatsing van [naam01] bij de moeder. Aangezien er veel dreiging vanuit de vader kwam is het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming (LET) een periode actief geweest als jeugdbeschermingsinstantie. Er zijn diverse hulpverleningsinstanties betrokken geweest bij de ouders waaronder hulp vanuit de verslavingszorg voor de vader, GGZ-hulp voor zijn persoonlijke problematiek, trajecten vanuit vrouwenopvangcentra voor de moeder en door Cardea om zicht te krijgen op de mogelijkheden van ouders in de verzorging en opvoeding van [naam01] . De moeder heeft in het traject bij Cardea (BOBY) laten zien dat ze leerbaar is en zich begeleidbaar opstelt. Dit was echter onvoldoende voor een terugplaatsing, omdat het de moeder niet lukte de veiligheid van [naam01] te waarborgen door haar relatie met de vader en andere mannen. De vader is in november 2022 veroordeeld voor brandstichting van zijn eigen woning en mishandeling van de moeder. Hij verblijft op dit moment in de tbs-kliniek [X 2] . De Raad ziet dat de moeder onvoldoende is opgewassen tegen de vader. Haar begeleiding loopt nog. Er is aanvullende diagnostiek nodig om te bezien wat de moeder verder nodig heeft aan begeleiding en eventuele behandeling. Hoewel de Raad mogelijkheden ziet bij de moeder, zijn de belemmeringen te groot. De moeder is beïnvloedbaar en afhankelijk. De Raad ziet een grote risicofactor in de relatie met vader. De relatie zou in augustus 2022 verbroken zijn, maar de moeder verblijft op dit moment wel in de woning van de familie van de vader. Ook is de moeder na het verbreken van de relatie met de vader weer een onveilige relatie aangegaan met een andere man. Deze man heeft de moeder zelfs ontvoerd, waardoor ze door de politie moest worden bevrijd. [naam01] verblijft nu al ruim twee jaar in een pleeggezin. Zij ontwikkelt zich daar goed. Er zijn geen acute zorgen over haar ontwikkeling. Wel wordt gezien dat [naam01] de bescherming en begeleiding van de pleegouders nodig heeft. Ze gaat makkelijk met vreemden mee als ze een hand krijgt aangereikt. [naam01] heeft structureel contact met de moeder. De bezoeken verlopen goed. De moeder is in staat om aan te sluiten bij [naam01] . De moeder zoekt tijdens de bezoeken ook overleg met de pleegmoeder en dit verloopt positief en ontspannen. De moeder is bereid en in staat om haar goedkeuring aan [naam01] te geven voor het verblijf in het pleeggezin. Hoewel er ook krachten worden gezien bij de moeder, acht de Raad het toch noodzakelijk om het gezag van de moeder te beëindigen. Gedurende de ondertoezichtstelling is het niet gelukt om te werken aan een thuisplaatsing vanwege terugkerende onveiligheid in de thuissituatie bij de moeder. Gelet hierop acht de Raad het niet in het belang van [naam01] om te werken naar een terugkeer naar huis. De Raad verzoekt de voogdij bij de gecertificeerde instelling te beleggen. De betrokkenheid van een professionele instantie is nodig om beslissingen te nemen die in het belang van [naam01] zijn.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. Er is sprake geweest van fors huiselijk geweld tussen de ouders. De moeder heeft daardoor meerdere keren in een vrouwenopvang gezeten. Het terugkerende patroon is dat de moeder niet in staat is om de veiligheid van [naam01] te waarborgen in haar relatie met de vader of andere mannen. De moeder blijft keuzes maken die niet in het belang van [naam01] zijn. De vader kampt met forse verslavingsproblematiek, psychische problematiek en agressieproblematiek. Hij verblijft op dit moment in een tbs-kliniek en werkt mee aan de behandeling. De vader volgt psycho-educatie, diagnostische onderzoeken en behandeling voor zijn agressie- en emotieregulatie. De vader laat daarin stappen zien. Het is positief dat de ouders stappen zetten, maar dat betekent niet dat een thuisplaatsing bij de moeder aan de orde is. [naam01] is gehecht aan de pleegouders. Zij ervaart rust en stabiliteit in het pleeggezin. De moeder heeft om de week omgang met [naam01] . Er zal gekeken blijven worden of een uitbreiding van de omgang mogelijk is. De omgang tussen de vader en [naam01] is in mei 2023 weer opgestart. [naam01] ziet de vader eens in de twee maanden. Na de omgang laat [naam01] ander gedrag zien, waaronder slecht slapen. Er is hulpverlening ingezet vanuit Cardea om de omgang met de vader te begeleiden en te onderzoeken welke frequentie, duur en vorm het meest passend is. De gecertificeerde instelling staat achter het verzoek van de Raad tot beëindiging van het ouderlijk gezag. Indien een gezagsbeëindigende maatregel niet passend wordt geacht, verzoekt de gecertificeerde instelling een verlenging van de kinderbeschermingsmaatregelen voor de duur van één jaar. De positieve ontwikkeling bij de ouders is pas net ingezet en zij hebben beiden langer de tijd nodig om te werken aan hun persoonlijke problematiek.
Door en namens de moeder wordt verweer gevoerd tegen de gezagsbeëindiging en tevens tegen de duur van de verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing. Daartoe voert de moeder aan dat zij hard aan het werk is om een stabiel leven te creëren. De moeder heeft zelf een woning geregeld, waarvan zij de week na de zitting de sleutel krijgt. De woning is uit de buurt van de vader, zodat er een natuurlijke afstand tussen hen gecreëerd wordt. De moeder is voornemens om een straatverbod aan te vragen, zodat de vader niet bij haar in de buurt mag komen als hij vrij komt. Een contactverbod is volgens de moeder niet mogelijk, omdat de ouders wel zullen moeten communiceren over [naam01] . De moeder heeft verder een baan en heeft haar schulden nagenoeg weggewerkt. In de vrouwenopvang heeft de moeder een training gehad om te leren grenzen te stellen. De moeder kiest er op dit moment voor om geen sociale contacten aan te gaan in de thuissituatie. De moeder ziet [naam01] om de week een uur. De omgangsmomenten verlopen goed. Het is belangrijk dat de omgang de komende tijd uitgebreid wordt, zodat stapsgewijs toegewerkt wordt naar een (gedeeltelijke) terugplaatsing van [naam01] . De gecertificeerde instelling gebruikt als argument voor de gezagsbeëindiging dat [naam01] al lange tijd in het pleeggezin verblijft en daar gehecht is. Dat is een achterhaalde gedachte. De moeder heeft positieve stappen gezet en zij moet de kans krijgen om weer (gedeeltelijk) voor [naam01] te zorgen. De moeder verzoekt dan ook om het verzoek tot gezagsbeëindiging af te wijzen. Daarnaast verzoekt de moeder het verzoek tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing toe te wijzen voor een periode van zes maanden en aan te houden voor het overige, om een vinger aan de pols te houden of er wel voldoende wordt toegewerkt naar een (gedeeltelijke) thuisplaatsing.
De vader is aangemerkt als belanghebbende ten aanzien van verzoek II. Door en namens de vader is geen verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar wel tegen de duur van de machtiging uithuisplaatsing. Daartoe heeft de vader aangevoerd dat beide ouders positieve stappen zetten. De vader staat onder behandeling en heeft zijn problematiek beter onder controle. Hij is ook al enige tijd clean. De relatie tussen de ouders is verbroken en zij hebben geen contact met elkaar. Onder begeleiding van hulpverlening zal er binnenkort wel contact plaatsvinden tussen de ouders. Ook de moeder heeft positieve stappen gezet. Zij heeft een woning, een baan en heeft bijna geen schulden meer. Daarnaast is er een netwerk betrokken dat de ouders kan ondersteunen. De vader begrijpt dat de ouders er nog niet zijn, maar benadrukt dat de zorgen al sterk zijn verminderd. De vader meent dat een thuisplaatsing bij de moeder op termijn mogelijk is. Daar moet de komende tijd met voortvarendheid aan gewerkt worden. Ook de vader wil een rol spelen in het leven van [naam01] . De ouders moeten een kans krijgen om te laten zien dat ze de verzorging en opvoeding van [naam01] samen kunnen dragen. De vader begrijpt dat het nodig is dat er toezicht blijft en verzet zich daarom niet tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader voert wel verweer tegen de duur van de machtiging uithuisplaatsing. De vader maakt zich zorgen over het verblijf van [naam01] bij een pleeggezin. [naam01] was nooit ziek en nu hoest zij veel. Er moet druk op blijven staan, zodat er ook daadwerkelijk wordt gewerkt aan een thuisplaatsing bij de moeder.

Beoordeling

De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Het beëindigen van het ouderlijk gezag is een maatregel die ingrijpt in het gezinsleven van zowel de ouder waarvan het gezag wordt beëindigd als de minderjarige waarover het gezag wordt uitgeoefend. Daarbij is van belang dat artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) onder meer eist dat de belangen van het kind en die van de ouder tegen elkaar worden afgewogen. Ten aanzien van het belang van het kind volgt uit het bepaalde in de artikelen 3 en 20 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) dat de belangen van het kind voorop staan bij het nemen van een beslissing tot het beëindigen van ouderlijk gezag. Op grond van artikel 8 EVRM geldt ten slotte dat, indien het doel van een gezagsbeëindiging met een lichtere maatregel kan worden bereikt, deze verkozen dient te worden boven de zwaardere maatregel. Daarnaast dient de inmenging in het gezinsleven die het gevolg is van deze maatregel, in een redelijke verhouding te staan tot het doel dat met de maatregel wordt nagestreefd (subsidiariteit en proportionaliteit).
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan en overweegt daartoe als volgt. [naam01] is al geruime tijd – sinds februari 2021 – uit huis geplaatst omdat er zorgen waren over haar veiligheid. Beide ouders hebben een zeer belaste voorgeschiedenis en kampen met persoonlijke problematiek. Door hun persoonlijke problematiek en hun wisselende relatie waren de ouders onvoldoende in staat om emotioneel en fysiek beschikbaar te zijn voor [naam01] . Inmiddels woont [naam01] al meer dan twee jaar bij de pleegouders. Zij heeft zich aan hen gehecht en voelt zich daar thuis. Hoewel beide ouders het beste met [naam01] voor hebben, leidt de rechtbank uit de stukken en het onderzoek van de Raad af dat het de ouders sinds de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing in 2021 niet is gelukt om te profiteren van geboden hulpverlening en een zodanig voldoende stabiele en veilige opvoedsituatie voor [naam01] te creëren dat toegewerkt kon en kan worden naar een thuisplaatsing. Daarbij speelt de eigen problematiek van de ouders een rol. Ten aanzien van de moeder bestaan grote zorgen over haar afhankelijkheidsrelatie richting de vader en andere partners. Zij heeft de afgelopen jaren in diverse vrouwenopvangcentra gezeten, waarbij zij heeft gewerkt aan haar weerbaarheid en zelfstandigheid. Ondanks de stappen die de moeder in de jaren heeft gezet, blijven er nog zorgen bestaan over haar (partner)keuzes en daarmee over de opvoedomgeving die zij kan bieden. Zij brengt zichzelf in gevaarlijke posities, zoals recent is gebleken met de ontvoering door haar inmiddels ex-partner, en lijkt niet in te zien wat dit voor [naam01] betekent. Ook is de moeder weer teruggegaan naar de woning van de familie van de vader, terwijl er sprake is van een contactverbod met de vader. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken, maakt de rechtbank op dat het netwerk van de moeder voornamelijk bestaat uit de familieleden van de vader, hetgeen de rechtbank zorgelijk vindt gelet op haar afhankelijkheidsrelatie met de vader. De rechtbank vindt het positief om te horen dat beide ouders de afgelopen periode een prille positieve ontwikkeling hebben doorgemaakt. De moeder krijgt binnenkort een eigen woning en heeft een baan. De vader zet op dit moment ook positieve stappen binnen de beschermde en gestructureerde omgeving van de tbs-kliniek. Beide ouders hebben – begrijpelijkerwijs – de wens om zelf voor [naam01] te zorgen, maar de rechtbank acht dit niet in het belang van [naam01] . Er zijn ondanks de inzet van diverse hulpverlening nog teveel zorgen over de veiligheid van [naam01] in de thuissituatie bij de moeder. Dat neemt niet weg dat de rechtbank hoopt dat de ouders de stijgende lijn voortzetten en blijven werken aan hun persoonlijke problematiek. Ook [naam01] heeft namelijk veel belang bij stabiliteit in het leven van haar ouders. Het opvoedperspectief van [naam01] ligt echter in het pleeggezin. De pleegouders bieden [naam01] een veilige en stabiele basis waarbinnen zij tot ontwikkeling kan komen.
Het is de rechtbank gebleken dat de moeder steeds heeft meegewerkt aan gezagsbeslissingen in het belang van [naam01] en deze niet heeft belemmerd. Dat roept de vraag op of een gezagsbeëindiging noodzakelijk is of dat een minder ingrijpende weg mogelijk nog een oplossing biedt. Dat laatste is naar het oordeel van de rechtbank echter niet het geval. Daartoe overweegt de rechtbank dat de aanvaardbare termijn van [naam01] om onzekerheid te ervaren over waar en bij wie zij zal opgroeien ruim is verstreken. [naam01] is als baby uit huis geplaatst en verblijft inmiddels het grootste gedeelte van haar leven in het pleeggezin. Het is belangrijk dat [naam01] – hoe jong ook – duidelijkheid krijgt over waar zij zal opgroeien. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van [naam01] is dat zij bij de pleegouders blijft wonen en bij hen opgroeit. [naam01] kan niet wachten op het doorzetten van de voorzichtige positieve ontwikkeling van haar ouders. Beide ouders staan echter niet achter de plaatsing in het pleeggezin en willen zelf weer voor [naam01] zorgen. Het is dus niet mogelijk om de plaatsing in een eventueel vrijwillig kader voort te zetten. Ook een voortzetting van de kinderbeschermingsmaatregelen acht de rechtbank niet langer passend voor de situatie, omdat dan onnodig onzekerheid kan blijven bestaan over de vraag waar [naam01] zal opgroeien. Uit het systeem van de wet volgt dat een verlenging van de maatregelen tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing niet geëigend is als thuisplaatsing niet meer aan de orde is. Dat verhoudt zich namelijk niet tot de tijdelijkheid van de maatregelen, die er in beginsel op zijn gericht de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding weer bij de ouder met gezag te leggen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan en dat beëindiging van het gezag van de moeder een gerechtvaardigde en proportionele inmenging vormt in het gezinsleven, zoals bedoeld in artikel 8 EVRM.
De rechtbank zal het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de moeder dan ook toewijzen. Deze beslissing neemt niet weg dat de moeder altijd de moeder van [naam01] blijft en dat hun ouder-kind band behouden moet blijven. Hetzelfde geldt voor de vader, die altijd de vader van [naam01] blijft. Zowel de moeder als de vader houden het recht om contact te hebben met [naam01] . De rechtbank geeft de gecertificeerde instelling dan ook mee dat er gekeken moet blijven worden of uitbreiding van de omgang met de beide ouders tot de mogelijkheden behoort.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [naam01] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over haar te benoemen. De gecertificeerde instelling heeft zich bereid verklaard de voogdij over [naam01] te aanvaarden. De rechtbank overweegt dat het in het belang van [naam01] is dat de voogdij bij een neutrale instantie wordt belegd. De gecertificeerde instelling kan vanuit haar neutrale positie eindbeslissingen nemen in het belang van [naam01] en het contact tussen [naam01] en de moeder en de vader verder vormgeven.
Uit de toewijzing van het verzoek tot het beëindiging van het gezag van de moeder volgt dat voor toewijzing van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing geen plaats meer is. De rechtbank wijst dat verzoek van de gecertificeerde instelling dan ook af.

Beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van de moeder:
-
[naam02], geboren op [geboortedatum02] 1996, van wie de geboorteplaats onbekend is;
over de minderjarige:
-
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2020 in [plaats01] ;
benoemt tot voogdes over voormelde minderjarige:
-
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister;
wijst af het verzoek tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van [naam01] (
C/09/655285 / JE RK 23-2071);
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. Meeuwisse, mr. A.M. van der Vliet en
mr. T.M.M.P. Westbroek, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.