ECLI:NL:RBDHA:2023:17911

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
NL23.22404
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens kennelijk ongegrondheid en onvoldoende bewijs van identiteit

In de zaak tussen de eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Akkaya, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. W. Epema, heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 2 augustus 2023, waarin zijn asielaanvraag als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De zitting vond plaats op 27 oktober 2023 in Breda, waar de eiser niet verscheen, maar de verweerder wel vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het aan de eiser is om zijn asielrelaas aannemelijk te maken, inclusief zijn identiteit, nationaliteit en herkomst, zoals vereist door artikel 31 van de Vreemdelingenwet. De rechtbank oordeelde dat de door de eiser overgelegde documenten, waaronder een kopie van zijn paspoort, onvoldoende bewijs vormden om zijn identiteit te onderbouwen. De rechtbank volgde het standpunt van de verweerder dat de gegevens die in Duitsland bekend zijn, correct zijn en dat de eiser geen overtuigend bewijs heeft geleverd dat het paspoort vervalst zou zijn.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 oktober 2023 door mr. H. Remerie, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na bekendmaking.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL23.22404
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser V-nummer: [V-nr.]

(gemachtigde: mr. R. Akkaya), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. W. Epema).

Procesverloop

Bij besluit van 2 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.1
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2023 op zitting behandeld in Breda. Eiser is, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond omdat het aan eiser is om op grond van artikel 31 van de Vw zijn asielrelaas aannemelijk te maken. Daaronder vallen ook zijn identiteit, nationaliteit en herkomst. Verweerder heeft op grond van het door eiser overgelegde kopie paspoort, de verklaringen in het vertrekgesprek van 26 april 2022 en de
1. Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
gegevens die in Duitsland bekend zijn de persoonsgegevens en de nationaliteit zoals ze nu in het besluit staan gebruikt. Daar heeft eiser niets tegenover gesteld behalve de stelling dat het kopie paspoort een vervalst document is. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat dit onvoldoende is. Verweerder is daarom niet ten onrechte uitgegaan van deze gegevens.
Daarbij is van belang dat een kopie paspoort een indicatief bewijs van de identiteit vormt. Bovendien heeft eiser de kopie vrijwillig overgelegd en lijken de pasfoto’s op het kopie paspoort en die in het dossier van eiser op elkaar. De beroepsgrond dat er van verkeerde persoonsgegevens en nationaliteit is uitgegaan en dat meer onderzoek had moeten worden gedaan zoals het stellen van herkomstvragen, slaagt daarom niet.
2. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2023 door mr. H. Remerie, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR31261758

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.