ECLI:NL:RBDHA:2023:17907

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
NL23.12892
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en medische situatie van minderjarige asielzoeker

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit dat aan een minderjarige asielzoeker, eiseres, is opgelegd. Eiseres, van Beninse nationaliteit, is geboren in 2022 en heeft medische klachten, waaronder gehoorproblemen. De moeder van eiseres had eerder een asielaanvraag ingediend die was afgewezen, en het terugkeerbesluit werd opgelegd na een hoorzitting op 6 april 2023. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij aanvoert dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende rekening houdt met haar medische situatie en de vrees voor besnijdenis bij terugkeer naar Benin.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, in zijn verweer voldoende heeft gemotiveerd waarom het terugkeerbesluit niet in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank oordeelt dat er geen concrete aanknopingspunten zijn voor een reëel risico op schending van dit artikel, en dat de vrees voor besnijdenis al eerder in de asielprocedure van de moeder aan de orde is gekomen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten. Eiseres heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 1.674,-.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige motivering bij terugkeerbesluiten, vooral in gevallen waarin medische en humanitaire overwegingen een rol spelen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat als eiseres en haar moeder opnieuw de vrees voor besnijdenis willen laten beoordelen, zij een herhaalde asielaanvraag kunnen indienen.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.12892
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. R.J.J. Flantua), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Inleiding en verloop van de procedure

1. Eiseres en [moeder] (hierna: moeder) stellen van Beninse nationaliteit te zijn. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 2022.
1.1.
Met het besluit van 17 december 2020 heeft verweerder de asielaanvraag van moeder afgewezen en met dit besluit is aan haar ook een terugkeerbesluit opgelegd. Het tegen het besluit van 17 december 2020 ingestelde beroep heeft de rechtbank op 22 april 2021 ongegrond verklaard.1 De voorzieningenrechter van de ABRvS2 heeft op 4 juni 2021 deze uitspraak bevestigd en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.3
1.2.
Op 6 april 2023 is de moeder van eiseres in het bijzijn van gemachtigde gehoord in verband met het voornemen om aan eiseres een terugkeerbesluit op te leggen. Verweerder heeft aan eiseres op 6 april 2023 een terugkeerbesluit opgelegd.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 3 oktober 2023 op een zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
1. Zaaknummer NL20.21934.
2 Voluit: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
3 Zaaknummers 202102805/1/V1 en 202102805/2/V1.

Vrijstelling griffierecht

2. Namens eiseres is gesteld dat zij niet genoeg geld heeft om het griffierecht te betalen en daarom is gevraagd om vrijstelling daarvan. De rechtbank beslist dat aannemelijk is dat eiseres niet voldoende inkomen of vermogen heeft om het griffierecht te betalen. Daarom hoeft zij geen griffierecht te betalen.

Overwegingen en het oordeel van de rechtbank

3. De rechtbank stelt vast dat eiseres de zware en lichte gronden die verweerder aan het terugkeerbesluit ten grondslag heeft gelegd, niet heeft betwist.
4. Eiseres voert aan dat het terugkeerbesluit onzorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk is gemotiveerd. Gelet op de medische klachten van eiseres en het risico op besnijdenis bij terugkeer naar Benin had verweerder uitdrukkelijk aan artikel 5 van de terugkeerrichtlijn moeten toetsen alvorens een terugkeerbesluit op te leggen. Eiseres verwijst in dit verband op de beschikking van het Hof van 15 februari 20234 en het cannabis-arrest van
22 november 2022.5 Uit de beschikking van 15 februari 2023 volgt dat in alle fasen van de terugkeerprocedure aan artikel 5 van de terugkeerrichtlijn dient te worden getoetst. Ten aanzien van het belang van het kind wijst het Hof op artikel 24 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. In het cannabis-arrest heeft het Hof overwogen dat artikel 5 van de terugkeerrichtlijn zich verzet tegen het uitvaardigen van een terugkeerbesluit met een land van terugkeer ten aanzien waarvan een refoulement risico dreigt.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. De rechtbank stelt vast dat de moeder van eiseres op 6 april 2023 is gehoord in verband met het aan eiseres op te leggen terugkeerbesluit. Zij heeft toen - voor zover van belang - in haar zienswijze verklaard dat eiseres doof is, daarnaast andere lichamelijke klachten heeft en dat zij in Nederland onder behandeling staat. In het proces-verbaal van gehoor staat dat er een brief van het WKZ in Utrecht is getoond over de gehoorproblemen van eiseres en een brief over kinderfysiotherapie.
7. Verweerder heeft in het bestreden besluit uitsluitend overwogen dat deze zienswijze geen aanleiding geeft om toch een vertrektermijn te gunnen en dat verder niet is gebleken dat afgezien zou moeten worden van het opleggen van het terugkeerbesluit. Verweerder is dus niet ingegaan op hetgeen de moeder van eiseres in de zienswijze naar voren heeft gebracht en de stukken die zij in dat kader heeft getoond over de medische situatie van eiseres. De rechtbank oordeelt dat er hierom sprake is van een motiveringsgebrek. De rechtbank verklaart het beroep dan ook gegrond en vernietigt het bestreden besluit.
8. De rechtbank ziet wel aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand blijven, omdat verweerder in het verweerschrift alsnog voldoende
4 Beschikking van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 15 februari 2023, in de zaak GS, zaaknummer C-484/22, ECLI:EU:C:2023:122.
5 Arrest van het Hof in de zaak X zaaknummer C-69/21, ECLI:EU:C:2022:913.
heeft gemotiveerd waarom hij niet hoefde af te zien van het opleggen van het terugkeerbesluit.
9. Over de medische problemen van eiseres - de gehoorproblemen en motorische problemen - heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat er geen concrete aanknopingspunten bestaan voor de veronderstelling dat er zwaarwegende en gegronde redenen zijn om aan te nemen dat eiseres in het land van herkomst zal worden blootgesteld aan een reëel risico op een schending van artikel 3 van het EVRM wegens een ernstige ziekte. Van een vergelijkbaar geval als in het door eiseres aangehaalde arrest van het Hof van Justitie van 22 november 2022 (C-69/21) is dan ook geen sprake. Het Hof heeft in dat arrest immers overwogen dat er geen terugkeer- of verwijderingsbesluit kan worden uitgevaardigd ten aanzien van een vreemdeling die aan een ernstige ziekte lijdt, wanneer er zwaarwegende en gegronde redenen zijn om aan te nemen dat een vreemdeling in het land van bestemming zal worden blootgesteld aan een reëel risico van een significante daling van zijn levensverwachting of een snelle, aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van zijn gezondheidstoestand leidend tot ernstige pijn, omdat in het land van herkomst geen passende zorg beschikbaar is.6 De situatie van eiseres is hiermee niet vergelijkbaar.
10. Wat betreft de gestelde vrees voor besnijdenis heeft verweerder er terecht op gewezen dat in de asielprocedure van de moeder van eiseres de vrees voor besnijdenis al aan de orde is gekomen en dat deze vrees niet aannemelijk is geacht.7 Verweerder heeft er ter zitting in dit verband terecht op gewezen dat als eiseres (en haar moeder) de vrees voor besnijdenis (weer) willen laten beoordelen zij een (herhaalde) asielaanvraag kunnen indienen. Verweerder heeft verder toegelicht dat, mocht in die procedure blijken dat er een risico bestaat op besnijdenis, er een verblijfsvergunning zal worden verleend en dat het terugkeerbesluit dan vervalt. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres verklaard dat hij bezig is met de voorbereiding van een (herhaalde) asielaanvraag voor eiseres en haar moeder. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder met het opleggen van het terugkeerbesluit aan eiseres het beginsel van non- refoulement niet heeft geëerbiedigd.
11. Van andere belangen op grond waarvan verweerder van het opleggen van het terugkeerbesluit had moeten afzien is de rechtbank niet gebleken. Op de moeder van eiseres rust immers ook een terugkeerverplichting en gesteld noch gebleken is dat eiseres van haar moeder zal worden gescheiden. Zij zitten samen in de gezinslocatie in Amersfoort en de gemachtigde van eiseres heeft ter zitting verklaard dat uit contact met DT&V is gebleken dat op dit moment uitzetting naar Benin sowieso niet kan plaatsvinden. Ook is niet gebleken dat eiseres andere (familie)banden heeft in Nederland op grond waarvan verweerder had moeten afzien van het opleggen van een terugkeerbesluit. De stelling van eiseres - onder verwijzing naar de beschikking van het Hof van 15 februari 2023 (C-484/22) - dat verweerder bij het opleggen van het terugkeerbesluit onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van eiseres als minderjarige, onderschrijft de rechtbank dan ook niet.
6 Zie de overwegingen 66 en 76.
7 Zie de uitspraak van 22 april 2021 op het beroep met zaaknummer NL20.21934.

Conclusie

12. Gelet op wat de rechtbank onder 7 heeft overwogen is het beroep gegrond en vernietigt de rechtbank het bestreden besluit. Op grond van alles wat hiervoor is vastgesteld en overwogen laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting) met een waarde per punt van € 837,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.674,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Hoogenberk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 november 2023

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.