ECLI:NL:RBDHA:2023:17903

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
NL23.17539
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting en proceskostenvergoeding

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. B.D. Lit, heeft op 21 februari 2023 een aanvraag ingediend op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 15 juni 2023 het verzoek afgewezen, onder verwijzing naar adviezen van het Bureau Medische Advisering (BMA). Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.

De behandeling van het verzoek was oorspronkelijk gepland voor 19 oktober 2023, maar op 19 september 2023 heeft verweerder laten weten zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening, wat betreft het niet uitzetten van verzoeker totdat er een beslissing op het bezwaarschrift is genomen. Aangezien partijen hebben aangegeven niet op de zitting te verschijnen, heeft de rechtbank besloten het verzoek zonder zitting af te doen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang bij de verzochte voorziening, omdat verzoeker bij het besluit van 15 juni 2023 is meegedeeld dat hij niet in Nederland mag zijn en kan worden uitgezet. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe, schorst het primaire besluit en verbiedt verweerder om verzoeker uit Nederland te verwijderen totdat de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 837,-.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.17539
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] ,

V- nummer: [V nummer] , verzoeker (gemachtigde: mr. B.D. Lit),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
2. Verzoeker heeft op 21 februari 2023 een aanvraag gedaan om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3. Verweerder heeft advies gevraagd aan het Bureau Medische Advisering (BMA). Het BMA heeft op 22 maart 2023 advies uitgebracht en op 8 juni 2023 een aanvullend advies. Met het besluit van 15 juni 2023 heeft verweerder onder verwijzing naar het BMA-advies het verzoek om toepassing van artikel 64 afgewezen.
4. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
5. De behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening zou plaatsvinden op de zitting van 19 oktober 2023.
6. Op 19 september 2023 heeft verweerder laten weten dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening voor zover dat ziet op het niet uitzetten van verzoeker totdat er een beslissing is genomen op het bezwaarschrift.
7. Nadat partijen de rechtbank hebben laten weten dat zij niet op de zitting zullen komen heeft de rechtbank partijen bericht dat het verzoek zonder zitting wordt afgedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

8. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan - onder meer - als voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
9. Verweerder heeft verzoeker bij besluit van 15 juni 2023 meegedeeld dat hij niet in Nederland mag zijn, dat hij kan worden uitgezet en dat het indienen van een bezwaarschrift deze vertrekplicht niet opschort. Verzoeker heeft dus een spoedeisend belang bij de verzochte voorziening.
10. Voorafgaand aan de zitting heeft verweerder meegedeeld zich niet te verzetten tegen toewijzing van hetgeen in het verzoekschrift is verzocht. Nu partijen het er over eens zijn dat van uitzetting van verzoeker behoort te worden afgezien, wijst de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toe en verbiedt verweerder om verzoeker uit te zetten tot de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt.
11. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding van de proceskosten die hij heeft gemaakt. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende bijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- schorst het primaire besluit en verbiedt verweerder verzoeker uit Nederland te verwijderen totdat de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Hoogenberk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 oktober 2023

Documentcode: [Documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.