ECLI:NL:RBDHA:2023:17865
Rechtbank Den Haag
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beklag conservatoir beslag op woning en vereenzelviging van rechtspersoon met natuurlijke persoon
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 november 2023 uitspraak gedaan in een beklagprocedure over een conservatoir beslag op een woning. De klaagster, een vennootschap, heeft verzocht om opheffing van het beslag, stellende dat de woning haar in eigendom toebehoort en dat er geen sprake is van verhaalsfrustratie. De klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat, heeft aangevoerd dat het beslag disproportioneel is en dat de inbeslagneming in strijd is met het legaliteitsbeginsel. De officier van justitie heeft echter betoogd dat de woning in werkelijkheid bedoeld is voor privédoeleinden van de bestuurder van de klaagster en zijn echtgenote, en dat er sprake is van een schijnconstructie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de klaagster en de bestuurder vereenzelvigd kunnen worden, en dat de omstandigheden wijzen op een onzakelijke transactie. De rechtbank oordeelt dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de woning is verworven met het doel om de uitwinning te frustreren. De rechtbank heeft het beklag ongegrond verklaard, omdat aan de voorwaarden voor het leggen van conservatoir beslag is voldaan. De beslissing is genomen in het kader van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de rechtbank concludeert dat het voortduren van het beslag niet in strijd is met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.