1.4.In paragraaf A5.5. van de Vc staat vermeld dat de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 – in combinatie met een toezichtmaatregel op grond van artikel 54 eerste lid, van de Vw – wordt opgelegd op grond van de openbare orde of de nationale veiligheid aan de vreemdeling zonder rechtmatig verblijf.
2. De staatssecretaris heeft eiser verplicht om met ingang van 21 april 2021 te verblijven in de gemeente Westerwolde, alwaar eiser zich in de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) Ter Apel dient op te houden. De staatssecretaris heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en acht hierbij van belang dat eiser niet heeft voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten. Verder beschikt eiser niet over een vaste woon- of verblijfsplaats, noch over voldoende middelen van bestaan. Bovendien is het in het belang van de minderjarige kinderen in dit gezin dat zij samen met de ouders opvang krijgen tot zij terugkeren naar het land van herkomst.
3. Eiser voert aan dat zijn echtgenote uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw heeft gehad, vanwege de bevalling. Echter heeft eiser zelf geen beschikking ontvangen. Het uitstel van vertrek is aan eiser en zijn echtgenote mondeling medegedeeld. Eiser stelt dat een vrijheidsbeperkende maatregel niet wordt toegepast bij uitstel van vertrek. Verder stelt eiser dat, omdat de IND voor hem geen beschikking heeft afgegeven, er ter zake van de controle van de afloop van de termijn van zes weken na de bevalling geen rechtsbijstand was. Het was aan de DT&V dan wel de IND om aan het einde van deze periode van uitstel van verstrek vast te stellen of er daadwerkelijk geen sprake meer is van een medisch beletsel voor vertrek. Eiser stelt dat dit beletsel er nog wel is en wijst op het vertrekgesprek van 21 april 2021. Eiser meent dat gelet op het voorgaande er nog geen reden was voor de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel. Verder stelt eiser dat er ten tijde van het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel nog geen sprake was van een situatie dat eiser niet of onvoldoende medewerking verleende aan terugkeer. Er is voor de afloop van de termijn van uitstel van vertrek geen gesprek geweest met de DT&V, maar pas op 21 april 2021. Ook blijkt uit dit gesprek niet dat eiser niet vrijwillig wil terugkeren. Tot slot meent eiser dat niet is voldaan aan de verplichting om eiser voor de oplegging van de maatregel deugdelijk te horen en hiervan deugdelijk verslag te doen.
4. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken dat op eiser ten tijde van het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel geen vertrekplicht rustte. Aan de partner van eiser is uitstel van vertrek verleend van 17 november 2020 tot 17 april 2021. De staatssecretaris stelt dat, wat er ook zij van het al dan niet uitreiken van deze beschikking, dit geen invloed heeft op het bestaan van een vertrekplicht voor eiser op het moment van de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel op 21 april 2021, na het aflopen van het verleende uitstel van vertrek. Er is nadien evenmin een nieuwe aanvraag tot uitstel van vertrek ingediend. Dat eiser niet meewerkend was aan terugkeer blijkt volgens de staatssecretaris uit de vertrekgesprekken. Tot slot stelt de staatssecretaris dat er inderdaad in de M108-B geen blijk is van een gehoor, de uitwerking van het gehoor is vastgelegd in een format vertrekgesprek. Uit dit verslag volgt dat eiser is gehoord en is geïnformeerd over de maatregel. Gesteld noch gebleken is dat er dingen zijn die eiser niet heeft kunnen aanvoeren.
5. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit rechtmatig is en op goede gronden is opgelegd en overweegt daartoe als volgt. De rechtbank volgt eiser niet in de stelling dat hij niet deugdelijk is gehoord voorafgaande aan de oplegging van het bestreden besluit en dat hier geen (deugdelijk) verslag van is. De staatssecretaris heeft aangegeven dat er in de M108-B (proces verbaal van gehoor bij de maatregel ex artikel 56 van de Vw) geen blijk is van het gehoor, omdat in plaats van dit model het format van een (verslag van het) vertrekgesprek is gebruikt. Uit dit verslag volgt dat dit van dezelfde datum 21 april 2021 en tijdstip 12:00 uur dateert als de M108-B. Verder stelt de rechtbank vast dat uit dit verslag volgt dat eiser zijn zienswijze heeft kunnen geven en ook desgevraagd zijn persoonlijke, individuele omstandigheden naar voren heeft kunnen brengen. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat niet is gebleken dat er dingen zijn die eiser niet heeft kunnen aanvoeren.