ECLI:NL:RBDHA:2023:17857

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
NL23.32112
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortvarendheid in vreemdelingenzaken met betrekking tot detentiegeschiktheid en lichter middel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van de eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben. De maatregel van bewaring was op 17 februari 2023 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. Tijdens de zitting op 23 oktober 2023 heeft eiser zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. P. Celikkal, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. F. van de Kamp.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, waaronder de stelling dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt in de uitzettingsprocedure. De rechtbank concludeert dat verweerder wel degelijk voortvarend heeft gehandeld, aangezien er bewijs is dat de vrijwilligersbrief van eiser naar het Marokkaanse consulaat is verzonden en dat de zaak bij de ambassade in Marokko onder de aandacht is gebracht. Eiser's claim dat hij detentieongeschikt is, werd niet onderbouwd met medische stukken, en de rechtbank oordeelt dat het aan eiser is om dit te bewijzen.

De rechtbank heeft ook de vraag of een lichter middel dan bewaring toegepast had moeten worden, beoordeeld. Gezien de omstandigheden en de risico's van onttrekking aan toezicht, concludeert de rechtbank dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd is. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.32112
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P. Celikkal), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. F. van de Kamp).

Procesverloop

Verweerder heeft op 17 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 23 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft een afstandsverklaring getekend en heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [2001].
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij de op 7 februari 2023 aan eiser opgelegde
maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 11 oktober 20231 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek, op 5 oktober 2023, dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was.
Voortvarendheid
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. Verweerder neemt een afwachtende houding aan. Eiser heeft een vrijwilligersbrief geschreven voor de Marokkaanse autoriteiten, maar er is niet gebleken dat verweerder daar iets mee heeft gedaan.
5. De beroepsgrond slaagt niet. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat de vrijwilligersbrief op 12 september 2023 door DIA is verzonden naar het Marokkaanse consulaat in Rotterdam. Verder heeft verweerder op 10 oktober 2023 de zaak van eiser onder de aandacht gebracht bij de ambassade in Marokko. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting medegedeeld dat op 12 oktober 2023 nog een bericht is gestuurd naar het Marokkaanse consulaat. De rechtbank volgt eiser dus niet in zijn stelling dat verweerder een afwachtende houding aanneemt. Verweerder heeft voldoende voortvarend gehandeld.
Detentiegeschiktheid
6. Eiser voert aan dat hij detentieongeschikt is. Zijn medische situatie is verergerd. Hij zit nu bijvoorbeeld in een rolstoel. Het lag daarom op de weg van verweerder om te onderzoeken of hij nog wel in detentiegeschikt is.
7. De rechtbank oordeelt als volgt. Het ligt op de weg van eiser om (met medische stukken) te onderbouwen dat hij als gevolg van zijn medische klachten detentieongeschikt is. Het is aan eiser om zich bijvoorbeeld hiertoe tot de medische dienst van het detentiecentrum te wenden ter beoordeling van zijn gestelde detentieongeschiktheid. Eiser heeft dit niet gedaan, en heeft zijn standpunt ook niet op andere wijze nader onderbouwd. De rechtbank ziet ook in het dossier geen concrete aanknopingspunten dat eiser detentieongeschikt is. De beroepsgrond slaagt niet.
Lichter middel
8. Eiser voert aan dat verweerder een lichter middel moet toepassen dan de maatregel van bewaring.
9. De rechtbank is, onder verwijzing naar haar eerdere uitspraak van 2 maart 20232, van oordeel dat verweerder zich, gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, op het standpunt heeft kunnen stellen dat in dit geval geen lichter middel doeltreffend kon worden toegepast. Eiser heeft deze motivering niet inhoudelijk betwist. Dit betekent dat het risico dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken, onverkort aanwezig is. Eiser heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de bewaring onevenredig bezwarend moet worden geacht. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
1. NL23.30840.
2 NL23.5193.
10. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 oktober 2023

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.