ECLI:NL:RBDHA:2023:17814

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
NL23.24848
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Russische nationaliteit, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris heeft dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser eerder een verzoek om internationale bescherming in Kroatië heeft ingediend. De rechtbank heeft de zaak op 10 november 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, zijn broer en een tolk aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Kroatië verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat er ernstige tekortkomingen zijn in de Kroatische asielprocedure die het interstatelijk vertrouwensbeginsel zouden ondermijnen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat asielzoekers adequaat worden behandeld in Kroatië. Eiser's argumenten over de zorg van zijn broer en de afhankelijkheid daarvan zijn niet voldoende onderbouwd om een uitzondering te maken op de Dublinverordening.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24848

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam],

V-nummer: [Nummer],
eiser,
(gemachtigde: mr. M. Drenth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Russische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [Geboortedatum]. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 28 augustus 2023 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
2. De rechtbank heeft het beroep op 10 november 2023 op zitting behandeld. Op de zitting waren aanwezig eiser, de gemachtigde van eiser, de broer van eiser ([Naam 2]), N. Epstein als tolk, en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening [1] . Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2]
5. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. Uit Eurodac is de staatssecretaris immers gebleken dat eiser op 4 april 2023 in Kroatië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Daarbij vertrouwt de staatssecretaris erop dat Kroatië zijn internationale verdragsverplichtingen voor de behandeling van de asielaanvraag nakomt. Dat wordt ook wel het interstatelijk vertrouwensbeginsel genoemd.
6. Nederland heeft bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Omdat de Kroatische autoriteiten niet binnen twee weken op dat verzoek hebben gereageerd, staat sinds 22 juni 2023 de verantwoordelijkheid van Kroatië vast.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
7. Niet in geschil is dat Kroatië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van Kroatië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Volgens eiser is er sprake van ernstige en langdurige tekortkomingen in de Kroatische asielprocedure. Hij vreest bij terugkeer voor schending van artikel 3 van het EVRM [3] en artikel 4 van het EU-Handvest [4] . Meer concreet vreest hij dat hij in detentie zal worden geplaatst of direct wordt uitgezet.
8. De Afdeling [5] heeft op 13 september 2023 geoordeeld dat het overdragen van vreemdelingen aan Kroatië (weer) mogelijk is. [6] De Kroatische autoriteiten hebben namelijk bevestigd dat asielzoekers die worden overgedragen op grond van de Dublinverordening adequaat worden behandeld. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Dublinclaimanten slachtoffer worden van pushbacks bij overdracht naar Kroatië of dat zij na overdracht verstoken zijn van tolkenbijstand of rechtsbijstand. In de landeninformatie waarnaar eiser heeft verwezen [7] is daarvoor ook geen onderbouwing te vinden. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om in deze zaak af te wijken van het oordeel van de Afdeling.
Artikel 16 van de Dublinverordening
9. Eiser heeft aangevoerd dat zijn broer rechtmatig in Nederland verblijft, dat deze voor hem zorgt in mentaal en financieel opzicht, dat hij hem ondersteunt en hem een thuis geeft.
10. De lidstaten zorgen er normaal gesproken voor dat een verzoeker kan blijven bij of wordt verenigd met zijn kind, broer of zus, of ouder als zij afhankelijk zijn van elkaars hulp. De afhankelijkheid moet zijn gebaseerd op een zwangerschap, een pasgeboren kind, een ernstige ziekte, een zware handicap of een hoge leeftijd. De voorwaarde is verder dat het betreffende familielid wettig verblijft in één van de lidstaten. Ook moeten er al in het land van herkomst familiebanden hebben bestaan en moet het familielid of de verzoeker in staat zijn voor de afhankelijke persoon te zorgen. Ten slotte moeten de betrokkenen schriftelijk hebben verklaard dat zij dit wensen. Dit alles volgt uit artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening.
11. Uitgaand van een familierechtelijke relatie tussen eiser en zijn gestelde broer is de rechtbank niet gebleken dat er sprake is van afhankelijkheid als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening. Eiser heeft geen (medische) stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij zorg nodig heeft en voor die zorg afhankelijk is van de hulp van zijn broer die in Nederland woont. De stelling in de beroepsgronden dat eiser en zijn broer een speciale band hebben, dat de broer voor eiser zorgt en hem ondersteunt, is onvoldoende om afhankelijkheid als bedoeld in artikel 16 van de Dublinverordening aan te nemen. Het beroep op artikel 16 van de Dublinverordening treft dan ook geen doel.
Artikel 17 van de Dublinverordening
12. Een lidstaat kan besluiten een bij hem ingediend verzoek om internationale bescherming van een onderdaan van een derde land of een staatloze te behandelen, ook al is hij daartoe niet verplicht op grond van de criteria in deze verordening. Dit volgt uit artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
13. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden anders dan de hiervoor gestelde afhankelijkheid, die maken dat overdracht aan Kroatië van onevenredige hardheid getuigt. Voorstelbaar is dat eiser stress ervaart vanwege zijn onzekere toekomst, maar dat levert op zichzelf geen bijzondere omstandigheid op op grond waarvan de staatssecretaris had moeten aannemen dat overdracht leidt tot onevenredige hardheid. Bovendien heeft de gestelde stress te maken met de omstandigheden waarin eiser vreest terecht te komen na overdracht aan Kroatië. Die gevreesde omstandigheden zijn hiervoor al beoordeeld in het kader van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
14. De staatssecretaris heeft in redelijkheid kunnen beslissen dat er geen aanleiding is om de behandeling van de asielaanvraag van eiser (onverplicht) aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.

Conclusie en gevolgen

15. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht niet in behandeling genomen.
16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft.
17. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
4.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.‘AIDA-rapport Kroatië 2022, update 26 juni 2023’, en ‘EUAA-information on procedural elements and rights of applicants subject to Dublin transfer to Croatia 20 april 2023’.