ECLI:NL:RBDHA:2023:17802

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
C/09/655749 / JE RK 23-2144
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voogdij en toewijzing voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 6 november 2023 uitspraak gedaan over een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot voorlopige voogdij, ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, [naam01] en [naam02]. De kinderen verblijven sinds augustus 2023 zonder toezicht van een volwassene in een ernstig vervuilde woning in Nederland, terwijl hun moeder in [naam06] verblijft vanwege ziekte. De Raad heeft grote zorgen over de veiligheid en gezondheid van de kinderen, die sinds hun terugkeer uit [naam06] niet naar school zijn geweest en niet de nodige medische zorg hebben ontvangen. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren voortgezet, waarbij de moeder via een telefonische verbinding aanwezig was. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks haar afwezigheid, op haar eigen manier het wettelijk gezag over de kinderen uitoefent, en heeft daarom het verzoek om voorlopige voogdij afgewezen. Echter, gezien de ernstige situatie van de kinderen, heeft de kinderrechter besloten om hen voorlopig onder toezicht te stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van drie maanden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kinderrechter heeft benadrukt dat er meer duidelijkheid moet komen over de situatie van de moeder en de mogelijkheden voor terugplaatsing van de kinderen in een veilige omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/655749 / JE RK 23-2144
Datum uitspraak: 6 november 2023
Beschikking van de kinderrechter- Afwijzing voorlopige voogdij;
- Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing;
in de zaak van
Raad voor de Kinderbeschermingte Den Haag,
hierna te noemen de Raad,
over
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2006 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [naam01] ,
[naam02], geboren op [geboortedatum02] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [naam02] ,
hierna gezamenlijk te noemen de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam03],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. S.F. Deen te Den Haag,
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van 27 oktober 2023.
1.2.
Op 6 november 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder (via een telefonische verbinding);
  • de advocaat van de moeder;
  • een tolk in de Spaanse taal, ter ondersteuning van de moeder;
- [naam04] namens de Raad;
- [naam05] namens de gecertificeerde instelling.
1.3.
De kinderrechter heeft [naam01] en [naam02] naar hun mening gevraagd. [naam01] en [naam02] hebben hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [naam01] en [naam02] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

3.Het verzoek

3.1.
Primair verzoekt de Raad de gecertificeerde instelling te belasten met de voorlopige voogdij over [naam01] en [naam02] . Subsidiair verzoekt de Raad de voorlopige ondertoezichtstelling van [naam01] en [naam02] voor de duur van drie maanden, alsmede een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] en [naam02] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. Er zijn grote zorgen over de kinderen. In augustus 2023 zijn de kinderen met de moeder naar [naam06] op vakantie gegaan. Het gezin heeft daar knokkelkoorts opgelopen. De moeder is dermate ziek geworden dat zij daar is gebleven en de kinderen zelfstandig naar Nederland heeft laten terugreizen, zodat zij weer naar school konden gaan. Sindsdien verblijven de kinderen zonder toezicht van een volwassene in de woning in Nederland. Hoewel er een vriend wekelijks boodschappen brengt en een buurvrouw controleert hoe het met de kinderen gaat, is er geen feitelijk zicht op de kinderen. De kinderen zijn sinds zij weer thuis zijn niet naar school geweest en er zijn verschillende meldingen gedaan bij Veilig Thuis. Het lukt zowel de hulpverlening als de politie niet om contact te krijgen met de kinderen. Op 26 oktober 2023 heeft de politie met een bevel binnentreding de woning betreden om te achterhalen of de kinderen wel veilig zijn. De kinderen zijn ziek aangetroffen in een ernstig vervuilde woning. [naam01] heeft last van lichamelijke klachten die mogelijk duiden op knokkelkoorts. Zij heeft daar medische zorg voor nodig. Er is telefonisch contact geweest met de moeder, maar zij verleent geen toestemming voor de benodigde hulpverlening of een plaatsing van de kinderen op een veilige plek. Volgens de moeder zijn de kinderen oud genoeg om voor zichzelf te zorgen. Het is nog onduidelijk wanneer de moeder precies naar Nederland komt. Zij gaf aanvankelijk aan ergens halverwege november 2023 terug te keren, maar inmiddels blijkt dat dit is verschoven naar december 2023. Een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing zijn noodzakelijk om de veiligheid van de kinderen te kunnen waarborgen.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling sluit zich aan bij het verzoek van de Raad.
4.2.
Namens de moeder heeft de advocaat het volgende ter zitting naar voren gebracht. De moeder heeft de kinderen vanuit [naam06] naar Nederland laten gaan, omdat zij het belangrijk vindt dat ze naar school toe kunnen. De bedoeling was dat de moeder na twee weken ook weer naar Nederland zou komen. Zij heeft geregeld dat mensen uit haar netwerk ondertussen toezicht houden op de kinderen. Doordat de medische toestand van de moeder verslechterde, was zij wegens overmacht niet in staat naar Nederland terug te keren. In Nederland werden de kinderen ook steeds zieker, maar zij hebben hier niemand van op de hoogte gesteld. Hoewel de kinderen hier niemand mee wilde belasten, hadden zij dit moeten vertellen zodat er actie ondernomen had kunnen worden. Inmiddels is de situatie van de kinderen duidelijk en kan hier vanuit het netwerk van de moeder op worden geanticipeerd. De woning van de moeder was al ernstig vervuild en hier is de gemeente ook al van op de hoogte. De moeder en de kinderen krijgen binnenkort een nieuwe woning toegewezen. De moeder heeft de kinderen altijd alleen opgevoed en zij hebben een sterke band. Primair wordt verzocht het verzoek van de Raad af te wijzen. Subsidiair refereert de advocaat namens de moeder zich aan het oordeel van de kinderrechter, maar benadrukt dat het wel belangrijk is om goed te onderzoeken of [naam07] of [naam08] uit het netwerk van de moeder de kinderen kunnen opvangen. De moeder heeft daaraan toegevoegd dat zij naar verwachting 5 december 2023 weer terugkeert naar Nederland.

5.De beoordelingVoorlopige voogdij

5.1.
De moeder verblijft sinds de zomervakantie 2023 in [naam06] . Zij is daar ziek geworden en daardoor niet in staat gebleken om gelijktijdig met de kinderen naar Nederland terug te keren. Hoewel de moeder zich op dit moment op grote afstand van de kinderen bevindt, heeft zij dagelijks contact met de kinderen en heeft zij vanuit haar netwerk mensen geregeld om boodschappen langs te brengen en af en toe bij de kinderen langs te gaan. Gelet daarop is de kinderrechter van oordeel dat de moeder op haar eigen manier het wettelijk gezag over de kinderen feitelijk uitoefent. De kinderrechter zal daarom het verzoek om de gecertificeerde instelling te belasten met de voorlopige voogdij over de kinderen afwijzen.
Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
5.2.
Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling komt de kinderrechter tot het oordeel dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW)). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [naam01] en [naam02] weg te nemen. [naam01] en [naam02] zal voorlopig onder toezicht worden gesteld voor een termijn van drie maanden (artikel 1:257 BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] en [naam02] noodzakelijk is in het belang van (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.3.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er is sprake van een zorgelijke situatie. De kinderen verblijven sinds 23 augustus 2023 in Nederland zonder toezicht in de woning die sterk vervuild is. Hoewel [naam07] , [naam08] en [naam09] uit het netwerk van de moeder af en toe aan de deur kwamen bij de kinderen om te controleren hoe het ging en boodschappen te brengen, hadden zij geen direct zicht op de kinderen en hun situatie. De gezondheid van de kinderen ging steeds verder achteruit en zij kregen niet de medische zorg die zij nodig hadden. Daarnaast zijn de kinderen sinds de terugkeer uit [naam06] niet naar school geweest. Het is zorgelijk dat de moeder de kinderen zonder feitelijk toezicht alleen in de vervuilde woning laat verblijven, waardoor de kinderen volledig op zichzelf zijn aangewezen. Deze verantwoordelijk is niet passend bij de leeftijd van de kinderen en hoort bij een volwassene te liggen. De moeder heeft onvoldoende voorzien in een passende en veilige opvang voor de kinderen. Het is onvoldoende duidelijk of [naam07] en [naam08] uit het netwerk de volledige zorg van de kinderen op zich kunnen nemen. Zij hebben dit in de afgelopen periode in ieder geval onvoldoende gedaan. De kinderen verblijven sinds 26 oktober 2023 in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Tijdens het kindgesprek ogen de kinderen terneergeslagen en geven zij aan hun huisdieren te missen. De kinderrechter vindt het van belang dat de gecertificeerde instelling zich de komende periode inspant om de kinderen zich prettiger te laten voelen in een voor hun vreemde omgeving, door het bijvoorbeeld mogelijk te maken dat zij hun huisdieren kunnen zien of mensen uit hun netwerk. Er is nog veel onduidelijkheid over de situatie van de moeder en wanneer zij weer terugkeert naar Nederland. Hoewel zij aangeeft begin december 2023 naar Nederland terug te willen keren, heeft zij nog geen ticket geboekt. Naar eigen zeggen is dit afhankelijk van een medische goedkeuring. De komende periode dient hier meer duidelijkheid over te komen en moet onderzocht worden wat er nodig is om de kinderen terug te plaatsen in een veilige omgeving. Gelet op het bovenstaande zal de kinderrechter de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing toewijzen zoals verzocht.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst af het verzoek om de gecertificeerde instelling te belasten met de voorlopige voogdij over [naam01] en [naam02] ;
6.2.
stelt [naam01] en [naam02] voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 8 november 2023 tot 26 januari 2024;
6.3.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] en [naam02] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 8 november 2023 tot
26 januari 2024;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2023 door mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.B.M.A. Roozen als griffier, en op schrift gesteld op 17 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.