Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.Inleiding: waar gaat deze zaak over?
2.De verdere procedure
3.De feiten
Cliënte heeft mij te kennen gegeven dat zij overweegt om het concept en de naam te veranderen. U zult begrijpen dat dit de nodige tijd in beslag neemt.
4.Het geschil
5.De verdere beoordeling
– anders dan door BM is betoogd – sprake is van spoedeisend belang. Daartoe is het volgende redengevend. GCS stelt dat zij in augustus 2022 bekend is geworden met het bestaan van BM. GCS heeft vanaf dat moment sommaties verstuurd. Naar aanleiding van die sommaties heeft BM aangegeven de voorkeur te geven aan een minnelijke regeling en zij heeft om die reden enkele wijzigingen aangebracht. Nadat GCS heeft aangegeven niet met de voorgestelde veranderingen te kunnen instemmen, heeft BM meegedeeld dat zij overweegt het concept en de naam te veranderen, waarvoor tijd nodig is. GCS heeft BM vervolgens begin januari 2023 bericht dat zij bereid is BM die tijd te gunnen. Vervolgens is, ondanks vele herinneringen van GCS, een inhoudelijke reactie van de zijde van BM uitgebleven. Op 22 maart 2023 is het restaurant in Eindhoven geopend. Op 17 april 2023 heeft BM GCS bericht over haar naam en logo, onder verwijzing naar een foto van de gevel van het restaurant. GCS heeft BM vervolgens op 20 april 2023 en 2 mei 2023 laten weten het niet met deze wijziging eens te zijn en rechtsmaatregelen aangekondigd. GCS heeft vervolgens een advocaat ingeschakeld, die die op 24 juli 2023 een kort geding heeft aangevraagd bij deze rechtbank. Daarmee heeft GCS voldoende voortvarend opgetreden tegen de door haar gestelde merkinbreuk door BM.
5 september 2019 niet in de Europese Unie heeft gebruikt. Op grond van artikel 18 jo. 58 sub a) UMVo [2] is een merk vatbaar voor vervallenverklaring wanneer het vijf jaar na de inschrijving niet (normaal) is gebruikt. Een merkhouder heeft dan ook vijf jaar de tijd om tot gebruik van het merk te komen, voordat een vordering tot vervallenverklaring kan worden ingediend. Deze termijn van vijf jaar is in deze zaak nog niet verstreken. Dat een merk dat (nog) niet aan vervallenverklaring blootstaat, niet wordt gebruikt kan, anders dan BM heeft aangevoerd, naar voorlopig oordeel niet in de weg staan aan een inbreukvordering op grond van verwarringsgevaar. Het bestaan van concrete verwarring is geen vereiste voor verwarringsgevaar in de zin van artikel 9 lid 2 sub b UMVo. De merkhouder heeft binnen genoemde termijn van vijf jaar de mogelijkheid om het merk te beschermen tegen inbreuken die de functies van het merk aantasten en hem aldus kunnen belemmeren in het (voorgenomen) gebruik van zijn merkrechten.
- intrinsiek of door gebruik verkregen - onderscheidend vermogen van het merk. De mate van overeenstemming tussen merk en teken wordt bepaald aan de hand van een visuele, auditieve en begripsmatige vergelijking, waarbij in het bijzonder rekening moet worden gehouden met de onderscheidende en dominerende bestanddelen. Deze globale beoordeling van het verwarringsgevaar veronderstelt een zekere onderlinge samenhang tussen de in aanmerking te nemen factoren en met name de overeenstemming van de conflicterende tekens c.q. soortgelijkheid van de waren of diensten waarop zij betrekking hebben. Zo kan een geringe mate van soortgelijkheid van de betrokken waren of diensten worden gecompenseerd door een hoge mate van overeenstemming van de tekens, en omgekeerd. Eerst als sprake is van ten minste enige mate van overeenstemming tussen het merk en het betrokken teken, moet de vraag worden beantwoord of verwarringsgevaar bestaat. [4]
Het relevante publiek
Overeenstemming tussen het Merk en de Tekens
aroccan’). Een ander verschil is dat het onderschrift in het Beeldteken in een kromming is weergegeven, waar het onderschrift in het Merk op een rechte lijn staat en evenwijdig loopt aan de bovenste twee tekstregels.
Overeenstemmende diensten
Onderscheidend vermogen
Verwarringsgevaar