ECLI:NL:RBDHA:2023:17773
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- L.M. Kos
- J.P. Ankum
- Rechtspraak.nl
Beoordeling asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot Letland
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Syrische nationaliteit hebbende, heeft zijn asielaanvraag ingediend na een reis via Letland, Litouwen en Polen. De staatssecretaris heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Letland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 4 oktober 2023 behandeld. Eiser heeft verklaard dat hij in Letland mishandeld is en dat hij vreest voor zijn veiligheid bij terugkeer. De rechtbank oordeelt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat inhoudt dat verweerder erop mag vertrouwen dat Letland zich houdt aan zijn verplichtingen onder het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem in Letland die zijn veiligheid in gevaar zouden kunnen brengen.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te nemen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de uitspraak in de hoofdzaak is gedaan. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.