ECLI:NL:RBDHA:2023:17759

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
23_5013
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak niet-ontvankelijk verklaard wegens onvolledige betaling griffierecht

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 november 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de Stichting de [naam stichting] niet-ontvankelijk verklaard. De zaak betreft een verzoekster die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van de Nationale ombudsman, waarbij de gemachtigde van verzoekster voor zes maanden was geweigerd op grond van misbruik van recht. Het verzoek om voorlopige voorziening werd ingediend onder zaaknummer SGR 23/5013. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verzoekster het verschuldigde griffierecht van € 365,- niet volledig heeft betaald. Verzoekster had slechts € 184,- betaald, en de voorzieningenrechter concludeert dat dit niet verontschuldigbaar is. De griffier had verzoekster eerder in de gelegenheid gesteld om het griffierecht tijdig te betalen, met de waarschuwing dat niet-ontvankelijkheid aan de orde kon zijn bij niet tijdige betaling. De voorzieningenrechter heeft besloten dat het betaalde bedrag van € 184,- zal worden teruggestort en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5013

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 november 2023 in de zaak tussen

Stichting de [naam stichting] , met zetel in [zetelplaats] , verzoekster

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de Nationale ombudsman (No), verweerder

(gemachtigde: mr. L. Scheppink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Voorgeschiedenis
2.1.
Verweerder heeft met het besluit van 25 juli 2023 (het bestreden besluit, kenmerk 1791306) op grond van artikel 2:2, eerste lid, van de Awb [gemachtigde] geweigerd als gemachtigde voor de duur van zes maanden. Deze weigering heeft betrekking op alle handelingen die verband houden met verzoeken op grond van de Wet open overheid (Woo). Dat geldt voor het verzoek en alle handelingen die met een dergelijk verzoek verband houden, zoals het inzetten van rechtsmiddelen. Dit wegens misbruik van recht in de zin van artikel 4.6 van de Woo.
2.2.
Het bezwaar van verzoekster tegen het bestreden besluit is aangemerkt als een rechtstreeks beroep (SGR 23/5315). Voorts heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (SGR 23/5013).
Overwegingen van de voorzieningenrechter
3.1.
Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. In een zaak als deze bedraagt het griffierecht, evenals in de hoofdzaak, € 365,-. De termijn voor het betalen van het griffierecht is twee weken. Dat betekent dat het hele bedrag binnen die termijn moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet (volledig) of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is [1] .
3.2.
De griffier heeft (de gemachtigde van) verzoekster bij aangetekend verzonden nota van 29 juli 2023 in de gelegenheid gesteld het griffierecht van € 365,- te betalen binnen twee weken na dagtekening van die nota, met de vermelding dat als hieraan niet wordt voldaan niet-ontvankelijkverklaring aan de orde kan zijn.
3.3.
Verzoekster heeft op 5 augustus 2023 een bedrag van € 184,- betaald. De voorzieningenrechter stelt dan ook vast dat zij het griffierecht niet volledig heeft betaald. Dat dit verzoekster niet is toe te rekenen, is niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

4. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Het door verzoekster betaalde bedrag van € 184,- zal worden teruggestort. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening
niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
15 november 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:82, eerste lid van de Awb, artikel 8:82, tweede lid, in samenhang met artikel 8:41, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb, artikel 8:82, derde lid, van de Awb en artikel 8:41, zesde lid, van de Awb