ECLI:NL:RBDHA:2023:17758

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
NL23.31383
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring eerste beroep, geen rechtmatig verblijf: bezwaar tegen intrekking verblijfsrecht geen schorsende werking, beroep ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling. Eiser, een Poolse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem op 2 oktober 2023 de maatregel van bewaring was opgelegd. Eiser stelde dat hij rechtmatig verblijf had in Nederland, omdat hij op 5 oktober 2023 bezwaar had ingediend tegen een eerder besluit van 24 juli 2023, waarin zijn verblijfsrecht was ingetrokken. De rechtbank oordeelde echter dat het bezwaar geen schorsende werking had, zoals bepaald in artikel 73, vierde lid, van de Vreemdelingenwet, en dat het besluit van 24 juli 2023 derhalve van kracht bleef.

De rechtbank behandelde de argumenten van eiser, waaronder de stelling dat het besluit niet rechtsgeldig aan hem was uitgereikt omdat er geen beëdigde tolk Pools aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat het besluit wel degelijk rechtsgeldig was uitgereikt, aangezien er voldoende bewijs was dat eiser de inhoud van het besluit had begrepen. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de maatregel van bewaring, zoals het onttrekken aan toezicht en het niet opvolgen van de vertrekplicht, voldoende waren onderbouwd.

Eiser voerde ook aan dat zijn medische en psychische omstandigheden aanleiding moesten geven voor een lichter middel dan bewaring. De rechtbank oordeelde echter dat de medische zorg in het detentiecentrum gelijkwaardig was aan die in de vrije maatschappij en dat er geen reden was om een lichter middel op te leggen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.31383
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. C. Chen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Procesverloop

Bij besluit van 2 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.I. Polac. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Poolse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1983.
Gesteld rechtmatig verblijf
2. Eiser voert aan dat hij rechtmatig verblijf heeft in Nederland, omdat hij op 5 oktober 2023 bezwaar heeft ingediend tegen het besluit van 24 juli 2023 waarbij zijn verblijfsrecht in Nederland is ingetrokken.
3. De beroepsgrond slaagt niet. Uit artikel 73, vierde lid, van de Vw volgt dat het bezwaar geen schorsende werking heeft als de vreemdeling in bewaring is/wordt gesteld. Dat betekent dat het besluit van 24 juli 2023 van kracht is, en eiser geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft.
Uitreiking besluit intrekking verblijfsrecht
4. Eiser voert aan dat het besluit van 24 juli 2023 niet rechtsgeldig aan hem is uitgereikt omdat er geen (beëdigde) tolk Pools aanwezig was om het besluit aan hem uit te leggen. Verder is er geen proces-verbaal gemaakt van de uitreiking, terwijl dit wel moest, omdat eiser het uitreikingsblad niet wilde ondertekenen. De handgeschreven tekst op het uitreikingsblad en de email van 24 juli 2023 kunnen niet worden gezien als een proces- verbaal.
5. De rechtbank oordeelt dat het besluit van 24 juli 2023 wel rechtsgeldig aan eiser is uitgereikt. Op het uitreikingsblad staat handgeschreven vermeld dat eiser niet wilde tekenen omdat hij geen Nederland leest, en dat dit wel is uitgelegd met behulp van een tolk. Verweerder heeft ter zitting een e-mail van de AVIM van 9 oktober 2023 laten zien, waarin staat dat op 24 juli 2023 beëdigde tolken Pools aanwezig waren in het kader van uitreikingen, met daarbij de vermelding van de tolkennummers. De rechtbank acht dit, ook omdat het uitreikingsblad is ondertekend, voldoende om aan te nemen dat het besluit met een beëdigde tolk aan eiser is uitgereikt zodat eiser de inhoud van dit besluit heeft begrepen. De beroepsgrond slaagt niet.
Bewaringsgronden
6. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld. Verweerder heeft ter zitting de lichte grond onder 4e prijsgegeven.
7. De rechtbank is van oordeel dat de zware grond onder 3b feitelijk juist en voldoende gemotiveerd is. Eiser heeft geen melding gemaakt van zijn illegaal verblijf in Nederland. Hij heeft zich daarmee aan het toezicht op vreemdelingen onttrokken. Dat eiser niet had begrepen dat hij zich moest melden, omdat het besluit tot beëindiging van zijn verblijfsrecht op 24 juli 2023 niet met behulp van een Poolse tolk zou zijn uitgelegd, wordt niet gevolgd, gelet op wat onder 5 is overwogen. Verder doet het feit dat eiser op een adres staat ingeschreven niet af van zijn verplichting om zich te melden. Ook de zware grond onder 3c is feitelijk juist en voldoende gemotiveerd. In het besluit dat op 24 juli 2023 aan eiser is uitgereikt, is hem een termijn gegund om Nederland te verlaten. Eiser heeft hier geen gevolg aan gegeven. Dat eiser niet van de hoogte was van zijn vertrekplicht, omdat geen Poolse tolk aanwezig was bij de uitreiking, wordt ook hier niet gevolgd. De rechtbank verwijst hiervoor naar overweging 5. Het betoog van eiser dat hij geen vertrekplicht heeft omdat hij bezwaar heeft ingediend tegen het besluit slaagt niet, gelet op wat onder 3 is overwogen.
8. De zware gronden onder 3b en 3c zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. De geschilpunten over de overige gronden behoeven geen bespreking. De beroepsgrond slaagt niet.
Lichter middel
9. Eiser voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Hij heeft medische problemen en suïcidale gedachten.
10. De rechtbank oordeelt dat verweerder in de medische en psychische omstandigheden van eiser geen aanleiding hoefde te zien om een lichter middel op te leggen. De medische zorg in het detentiecentrum is gelijkwaardig aan de zorg in de vrije maatschappij. In het detentiecentrum is ook psychische zorg aanwezig. Eiser heeft die zorg ook gekregen. Dat is ook gebleken op de zitting die later dan gepland is aangevangen omdat eiser in gesprek was met de psycholoog van het detentiecentrum. Verweerder heeft verder voldoende gemotiveerd dat, mede gelet op de gronden van de maatregel van bewaring, niet kon worden volstaan met een lichter middel. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
11. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 oktober 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.