Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling. Eiser, een Poolse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem op 2 oktober 2023 de maatregel van bewaring was opgelegd. Eiser stelde dat hij rechtmatig verblijf had in Nederland, omdat hij op 5 oktober 2023 bezwaar had ingediend tegen een eerder besluit van 24 juli 2023, waarin zijn verblijfsrecht was ingetrokken. De rechtbank oordeelde echter dat het bezwaar geen schorsende werking had, zoals bepaald in artikel 73, vierde lid, van de Vreemdelingenwet, en dat het besluit van 24 juli 2023 derhalve van kracht bleef.
De rechtbank behandelde de argumenten van eiser, waaronder de stelling dat het besluit niet rechtsgeldig aan hem was uitgereikt omdat er geen beëdigde tolk Pools aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat het besluit wel degelijk rechtsgeldig was uitgereikt, aangezien er voldoende bewijs was dat eiser de inhoud van het besluit had begrepen. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de maatregel van bewaring, zoals het onttrekken aan toezicht en het niet opvolgen van de vertrekplicht, voldoende waren onderbouwd.
Eiser voerde ook aan dat zijn medische en psychische omstandigheden aanleiding moesten geven voor een lichter middel dan bewaring. De rechtbank oordeelde echter dat de medische zorg in het detentiecentrum gelijkwaardig was aan die in de vrije maatschappij en dat er geen reden was om een lichter middel op te leggen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.