ECLI:NL:RBDHA:2023:17754

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
NL23.31819
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van vreemdeling en rechtmatigheid van de maatregel

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling. Eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben, is op 5 oktober 2023 in vreemdelingenbewaring gesteld door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, die ook als verzoek om schadevergoeding wordt aangemerkt. Tijdens de zitting op 16 oktober 2023 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de bewaring beoordeeld en vastgesteld dat de gronden voor de bewaring niet zijn betwist door eiser. De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring noodzakelijk is voor de vaststelling van de identiteit en nationaliteit van eiser en om te voorkomen dat hij zich aan het toezicht onttrekt. Eiser heeft aangevoerd dat hij geen risico vormt en dat er lichter middelen beschikbaar zijn, maar de rechtbank heeft deze argumenten verworpen. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding wordt eveneens afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 18 oktober 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.31819
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. B. Snoeij), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Inleiding

Op 5 oktober 2023 heeft verweerder eiser in vreemdelingenbewaring (hierna: bewaring) gesteld, op grond van 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. Dit beroep wordt ook aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 16 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Chbab. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of de bewaring van eiser rechtmatig is.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en dat hij geboren is op [geboortedatum] 2003.
De gronden van de maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser en met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. Verder is er een risico dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. Verweerder heeft moet dit onderbouwen aan de hand van de gronden in artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Verweerder heeft als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser heeft de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet betwist. De rechtbank oordeelt dat deze gronden afdoende gemotiveerd zijn en volstaan om de maatregel te dragen.
Het lichter middel
4. Eiser voert aan dat verweerder had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Hij meent dat er geen risico is dat hij zich zal onttrekken aan het toezicht op vreemdelingen. Eiser heeft namelijk de intentie zijn asielprocedure in Nederland te doorlopen. Daartoe is hij vanuit België naar Nederland gekomen. Hij beweert dat hij beschikbaar zal zijn voor verweerder.
5. De rechtbank oordeelt als volgt. De gronden van de maatregel van bewaring rechtvaardigen dat er een risico is dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. Daar komt bij dat eiser nog vorig jaar, op 25 november 2022, tijdens een eerdere asielprocedure met onbekende bestemming is vertrokken. De enkele verklaring van eiser dat hij zich nu wél beschikbaar wil houden voor verweerder, is onvoldoende om het onttrekkingsgevaar te ondervangen. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat niet kon worden volstaan met een lichter middel. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
6. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 oktober 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.