ECLI:NL:RBDHA:2023:17751

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
NL23.32069
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van vreemdeling in het kader van asielprocedure en de beoordeling van lichter middel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vreemdelingenbewaring van eiser, die op 4 oktober 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in bewaring is gesteld. Eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, die is gebaseerd op artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 oktober 2023, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de bewaring, namelijk het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en het ontbreken van een geldig paspoort of visum, voldoende gemotiveerd zijn door verweerder. Eiser heeft aangevoerd dat hij had moeten worden onderworpen aan een lichter middel, maar de rechtbank oordeelt dat de eerdere ervaring van eiser met het onttrekken aan toezicht dit verzoek ondermijnt. De rechtbank heeft ook ambtshalve getoetst of de bewaring onrechtmatig was, maar heeft geconcludeerd dat dit niet het geval is. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.32069
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Wortel), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: R.P.G. van Bel).

Inleiding

Op 4 oktober 2023 heeft verweerder eiser in vreemdelingenbewaring (hierna: bewaring) gesteld, op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, onder c en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. Dit beroep wordt ook aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 16 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Chbab. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en dat hij geboren is op [geboortedatum] 1988.
De grondslag en de gronden van de maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. Verder is er een risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder moet dit motiveren aan de hand van de gronden in artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Verweerder heeft als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op
vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
3. De rechtbank oordeelt dat de zware grond onder 3a feitelijk juist en voldoende gemotiveerd is. Eiser is Nederland ingereisd zonder paspoort en/of visum. Ook de zware grond onder 3b is feitelijk juist en voldoende gemotiveerd. Eiser heeft geen melding gemaakt van zijn illegale verblijf in Nederland en is op 8 juni 2023 met onbekende bestemming vertrokken. De gronden onder 3a en 3b zijn al voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Daaruit blijkt ook er een risico is dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
4. Nu de maatregel van bewaring mocht worden opgelegd op de grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw, behoeft de andere grondslag van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c en onder d, van de Vw geen bespreking.
Het lichter middel
5. Eiser voert aan dat verweerder had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Eiser wil de beslissing op zijn asielaanvraag in een AZC afwachten en verklaart dat hij zich dit keer niet aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken.
6. De rechtbank oordeelt als volgt. Uit de gronden van de maatregel van bewaring volgt dat er een risico is dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. Verder heeft verweerder eerder een lichter middel, namelijk de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 van de Vw opgelegd. Toen is eiser op 8 juni 2023 met onbekende bestemming vertrokken. De enkele verklaring van eiser dat hij zich nu wél beschikbaar wil houden voor verweerder, is onvoldoende om het onttrekkingsgevaar te ondervangen. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat niet kon worden volstaan met een lichter middel. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
7. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 oktober 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.