ECLI:NL:RBDHA:2023:17750

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
NL23.32014 en NL23.32056
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in beroep tegen aanvullend terugkeerbesluit en ongegrondverklaring van de maatregel van vreemdelingenbewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. G.M.H. Vriesde, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. R.P.G. van Bel. De zaak betreft een aanvullend terugkeerbesluit dat op 29 september 2023 aan de eiser is opgelegd, alsook de maatregel van vreemdelingenbewaring die op dezelfde dag is ingesteld. De rechtbank heeft het beroep van de eiser tegen deze besluiten behandeld en geconcludeerd dat de maatregel van bewaring rechtmatig is. De rechtbank oordeelt dat de gronden voor de maatregel van bewaring, zoals vermeld in artikel 5.1b van het Vreemdelingenbesluit 2000, voldoende zijn gemotiveerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gevolg heeft gegeven aan eerdere terugkeerbesluiten en dat er een risico bestaat dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep tegen het aanvullende terugkeerbesluit, omdat dit besluit geen nieuwe rechtsgevolgen met zich meebracht. De rechtbank heeft het beroep tegen de maatregel van bewaring ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 19 oktober 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.32014 en NL23.32056
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. G.M.H. Vriesde), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Op 29 september 2023 heeft verweerder aan eiser een aanvullend terugkeerbesluit opgelegd. Verweerder heeft op diezelfde dag eiser in vreemdelingenbewaring gesteld, op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.
Eiser heeft tegen beide besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 16 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Chbab. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Over het aanvullende terugkeerbesluit (NL23.32056)
1. Verweerder heeft op 29 september 2023 een terugkeerbesluit genomen. Dit besluit geldt als aanvulling op het meeromvattende besluit van 23 februari 2021. Bij dat besluit is eiser aangezegd dat hij Nederland onmiddellijk diende te verlaten. In het aanvullende terugkeerbesluit is vermeld dat eiser dient terug te keren naar Marokko.
2. Hoewel dit in het besluit van 23 februari 2021 niet uitdrukkelijk is vermeld, is de rechtbank van oordeel dat uit dit besluit ondubbelzinnig blijkt dat de terugkeerverplichting van eiser ziet op Marokko. Zo is in dat besluit vermeld dat eiser de Marokkaanse nationaliteit heeft. Ook blijkt uit de motivering van het besluit dat de asielaanvraag van eiser beoordeeld is aan de situatie in Marokko. Verweerder heeft namelijk aangevoerd dat Marokko voor eiser kan worden beschouwd als een veilig land van herkomst. Ook meende verweerder dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de Marokkaanse autoriteiten hem
geen bescherming konden bieden tegen problemen die hij in Marokko vreesde te ondervinden. Verder overweegt de rechtbank dat er geen aanleiding is voor de veronderstelling dat het terugkeerbesluit van 23 februari 2021 zijn werking heeft verloren. Het aanvullende terugkeerbesluit van 29 september 2023 roept dan ook geen nieuwe of andere rechtsgevolgen in het leven dan de rechtsgevolgen die al golden op grond van het terugkeerbesluit van 23 februari 2021. Naar het oordeel van de rechtbank is het terugkeerbesluit van 23 september 2023 om die reden geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank is onbevoegd om kennis te nemen van het beroep, voor zover dat is gericht tegen het aanvullende terugkeerbesluit.
Over de maatregel van bewaring (NL23.32014)
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder moet dit motiveren aan de hand van de gronden in artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Verweerder heeft als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3h. tot ongewenst vreemdeling is verklaard als bedoeld in artikel 67 van de Wet of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Wet; 3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
De gronden van de maatregel van bewaring
4. De rechtbank oordeelt dat de zware grond onder 3a feitelijk voldoende gemotiveerd is. Dat eiser indertijd als asielzoeker Nederland is ingereisd, doet er niet aan af dat het feitelijk juist is dat hij dit zonder geldig reisdocument heeft gedaan. Ook de zware grond onder 3c is feitelijk juist en voldoende gemotiveerd. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij gevolg heeft gegeven aan het terugkeerbesluit van 23 februari 2021.
5. De zware gronden onder 3a en 3c zijn al voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. De geschilpunten over andere gronden behoeven daarom geen bespreking. De beroepsgrond faalt.
Het lichter middel
6. Uit de gronden van de maatregel van bewaring volgt dat er een risico is dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. Voor zover hij wijst op zijn suikerziekte, heeft te gelden dat de medische zorg in het detentiecentrum gelijkwaardig is aan de zorg in de vrije maatschappij. Verweerder heeft in de medische situatie van eiser dus geen aanleiding te zien om nu te volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring. De vraag of eiser na eventuele terugkeer naar Marokko medische problemen zal ondervinden, ligt nu niet ter toetsing voor. Die vraag komt aan de orde als de verwijdering van eiser concreet wordt. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
7. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en van wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat van een onrechtmatigheid geen sprake is.
8. De rechtbank verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het beroep tegen het terugkeerbesluit. Het beroep tegen de maatregel van bewaring is ongegrond. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
In NL23.32056
- verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het beroep tegen het aanvullende terugkeerbesluit.
In NL23.32014
  • verklaart het beroep tegen de maatregel van bewaring ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 oktober 2023

Documentcode: [doc]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak voor zover die over de maatregel van bewaring gaat (NL23.32014), kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen deze uitspraak voor zover die over het aanvullende terugkeerbesluit gaat (NL23.32056), kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.