In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem op 15 september 2023 de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat de uitreiking van de maatregel in strijd was met de wet, omdat hij niet op de hoogte was gebracht van de redenen voor de bewaring en de procedures om hiertegen op te komen. De rechtbank heeft de zaak op 25 september 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde.
De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring rechtsgeldig was uitgereikt, ondanks dat niet volledig was voldaan aan de informatieplicht. Eiser had weliswaar niet alle informatie ontvangen, maar was op de hoogte van zijn rechten en had gebruik gemaakt van de mogelijkheid om rechtsbijstand aan te vragen. De rechtbank concludeerde dat het gebrek in de informatie niet leidde tot onrechtmatigheid van de bewaring, omdat de belangen van de openbare orde zwaarder wogen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Wel werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.674,00, vanwege het geconstateerde gebrek in de informatievoorziening.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 27 september 2023 en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.