ECLI:NL:RBDHA:2023:1771

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
09-213817-22, t.t.g. 09-190584-22, 09-183117-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 18-jarige verdachte voor ernstige strafbare feiten waaronder wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot uitlokking van verkrachting

Op 16 februari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 18-jarige verdachte, die werd beschuldigd van meerdere ernstige strafbare feiten. De verdachte werd veroordeeld voor het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot uitlokking van verkrachting, mishandeling met voorbedachten rade, verduistering van een auto, rijden zonder rijbewijs en diefstal van een auto. De feiten vonden plaats op 21 augustus 2022, toen de verdachte samen met een medeverdachte een slachtoffer in een auto vasthield, haar mishandelde en probeerde anderen te bewegen haar te verkrachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat er een hoog recidivegevaar bestond zonder behandeling. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 maanden op, met aftrek van voorarrest, en een maatregel van tbs met dwangverpleging. Daarnaast werden er beslissingen genomen op vorderingen van benadeelde partijen, waarbij schadevergoeding werd toegewezen aan het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak van een langdurige behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummers: 09-213817-22, 09-190584-22 (t.t.g.), 09-183117-22 (t.t.g.)
Datum uitspraak: 16 februari 2023
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
[adres 1] ,
thans gedetineerd in [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting op 22 november 2022 (pro forma) en op
2 februari 2023 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Knobbout en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw mr. C.L.J. Smittenaar, advocaat te Den Haag, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat zij, kort samengevat,
Dagvaarding I (09-213817-22)
op 21 augustus 2022 in Den Haag, Leidschendam/Voorburg althans in Nederland, met een ander of anderen:
Feit 1: [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en heeft beroofd gehouden;
Feit 2: heeft geprobeerd [slachtoffer 1] door onbekenden te laten verkrachten ;
Feit 3: [slachtoffer 1] met voorbedachten rade heeft mishandeld;
Dagvaarding II (09-190584)
Feit 1: op 18 juli 2022 in Den Haag een auto heeft verduisterd of heeft gestolen;
Feit 2: op 18 juli 2022 in Den Haag zonder rijbewijs in een auto heeft gereden;
Dagvaarding III (09-183117-22)
op 19 juli 2022 in Den Haag een auto heeft gestolen .
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Dagvaarding I (09-213817-22)

3.1
Inleiding
Op 21 augustus 2022 rond 23.30 uur kreeg de politie een melding van de moeder van [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1] ). Zij had een Whatsappbericht van [slachtoffer 1] ontvangen dat [slachtoffer 1] in gevaar was. Bij het bericht was een live locatie meegestuurd: [locatie 1] . [slachtoffer 1] werd daar door de politie geheel naakt aangetroffen op de achterbank van een auto. Voorin zaten de verdachte en de medeverdachte. Bij de auto stonden drie mannen, die direct wegliepen toen de politie arriveerde.
[slachtoffer 1] vertelde dat zij werd vastgehouden in de auto, dat de verdachte haar had geslagen en had gedwongen zich uit te kleden en aan de telefoon tegen mannen had gezegd dat er een gratis hoer te neuken was. Er zouden allerlei spullen van haar uit het raam gegooid zijn. Op basis van haar verklaring werden de verdachte en de medeverdachte aangehouden. Die nacht werden diverse goederen van [slachtoffer 1] aangetroffen op plekken waar zij dacht dat ze uit het raam waren gegooid.
3.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feiten 1, 2 en 3, telkens in vereniging gepleegd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw ten eerste aangevoerd dat het niet gaat om de uitvoering van een al van te voren voorgenomen misdrijf, maar dat het in een opwelling is gebeurd. Verder heeft zij aangevoerd dat niet alle in de tenlastelegging opgenomen handelingen zijn aan te merken als gedragingen die gericht waren op een wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit omdat de verdachte geen opzet had op het uitlokken van iemand om [slachtoffer 1] te verkrachten. Bepaalde ten laste gelegde handelingen zijn niet als uitlokkingsmiddel te zien en de verdachte verrichtte bepaalde handelingen met een geheel ander doel dan om [slachtoffer 1] te laten verkrachten.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, uitgezonderd het medeplegen en de voorbedachten rade.
3.4
Beoordeling
Ten aanzien van feit 1
Uit de aangifte en de verklaring van de verdachte leidt de rechtbank af dat [slachtoffer 1] in eerste instantie vrijwillig in de auto is gestapt. Er is pas sprake van een wederrechtelijke vrijheidsberoving vanaf het moment dat zij met geweld terug de auto in werd geduwd en zij werd tegen gehouden om de auto te verlaten. De deuren zaten op slot, [slachtoffer 1] kon deze niet van binnenuit openen en ze werden ook niet geopend. [slachtoffer 1] werd geslagen en gestompt, er werden goederen van haar afgepakt en uit het raam gegooid en haar telefoon werd afgepakt. Bovendien werd [slachtoffer 1] gedwongen om haar kleding uit te doen en werd zij geheel naakt in de auto gehouden. De medeverdachte wist, zo blijkt uit de inhoud van eerdere chatberichten met de verdachte, dat zij [slachtoffer 1] in elkaar wilde slaan. De medeverdachte, die de auto bestuurde, heeft de verdachte geholpen [slachtoffer 1] terug de auto in te duwen en heeft onder andere haar armen vastgepakt om haar op haar plek te houden.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte samen met de medeverdachte [slachtoffer 1] van haar vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden door de handelingen die zijn opgenomen in de tenlastelegging onder het derde, vierde en zesde tot en met het achtste gedachtestreepje.
De handelingen zoals die in de tenlastelegging zijn opgenomen bij het eerste, tweede, vijfde, negende en tiende gedachtestreepje, hebben naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf niet bijgedragen aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank zal de verdachte van deze onderdelen dan ook vrijspreken.
De rechtbank hecht er overigens aan op te merken dat deze handelingen, voor zover door de verdachte erkend, wel de dreigende en beangstigende achtergrond van het feit illustreren.
Ten aanzien van feit 2
De verdachte en de medeverdachte zijn met [slachtoffer 1] naar een parkeerplek bij een hotel gereden, waar de verdachte met enkele jongens had afgesproken. In het telefoongesprek dat de verdachte met deze jongens had, heeft zij gezegd dat zij gratis een hoer konden neuken. Ter terechtzitting heeft de verdachte deze opmerking in die zin uitgelegd dat zij dat niet letterlijk zo bedoelde, maar dat ze iets bedoelde in de trant van: haal haar bij me weg.
De rechtbank vindt dit echter ongeloofwaardig, gezien het feit dat de opmerking is gemaakt in een context waarin [slachtoffer 1] al naakt op de achterbank in de auto werd vastgehouden, de verdachte gericht was op “exposen” van [slachtoffer 1] en de verdachte zich razend gedroeg.
De rechtbank acht in voor de bewezenverklaring van dit feit overigens niet relevant of de verdachte de jongens heeft gebeld of dat zij door die jongens werd gebeld, en toen de uitnodiging aan hen heeft gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van de verdachte, gegeven de omstandigheden waarin zij verricht werden, gekwalificeerd moeten worden als het opzettelijk verschaffen van middelen en inlichtingen om te proberen anderen te brengen tot het verkrachten van [slachtoffer 1] .
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen die in de tenlastelegging zijn opgenomen bij het eerste en tweede gedachtestreepje, op zichzelf niet hebben bijgedragen aan de poging tot uitlokking van een verkrachting. Ook is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is voor het medeplegen, nu nergens uit blijkt dat de medeverdachte het opzet had op de uitlokking van verkrachting. Van deze onderdelen van de tenlastelegging zal de verdachte dan ook worden vrijgesproken.
De rechtbank acht feit 2 voor het overige wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
Uit de aangifte door [slachtoffer 1] en de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte blijkt dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft geslagen.
Voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde voorbedachte raadmoet vaststaan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het besluit om te handelen en niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, maar de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen handeling en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte enkele uren voor het feit chat-contact met de medeverdachte had en hem berichtte dat foto’s verwijderd moesten worden. Hierbij wordt door de verdachte vermeld dat zij ( [slachtoffer 1] ) niet weet dat zij (de verdachte) haar in elkaar gaat slaan. Dit bericht heeft de verdachte rond 17.00 uur gestuurd. De verdachte is met [slachtoffer 1] rond 19.00 uur in de auto gestapt. Enige tijd daarna is er ruzie ontstaan en werd er geslagen.
De verdachte heeft zich dus gedurende minstens 2 uren kunnen realiseren wat haar besluit inhield en wat de gevolgen zouden zijn als ze zou doen wat ze van plan was. De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat de verdachte van meet af aan niet alleen er op uit was dat [slachtoffer 1] bepaalde foto’s moest verwijderen maar ook de bedoeling had om [slachtoffer 1] te slaan. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] met voorbedachte raad heeft mishandeld.
Voor het tenlastegelegde medeplegen ziet de rechtbank onvoldoende bewijs in het dossier. De verdachte zal van dit onderdeel dan ook worden vrijgesproken.

4.Dagvaarding II (09-190584-22)

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1 primair
en 2.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Beoordeling
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit.

5.Dagvaarding III (09-183117-22)

5.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van dit feit.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.3
Beoordeling
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit.

6.De bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank van alle feiten een opgave van de bewijsmiddelen en waar nodig de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen opgenomen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
09-213817-22
1
zij op 21 augustus 2022 te 's-Gravenhage en Leidschendam , gemeente Leidschendam/Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door:
- de deuren op
een(kinder) slot te houden,
- die [slachtoffer 1] meerdere malen te stompen,
- de telefoon van die [slachtoffer 1] af te pakken,
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat ze haar kleding uit moest trekken omdat zij anders opnieuw zou worden geslagen,
- die [slachtoffer 1] tegen haar wil naakt in het voertuig te houden;
2
zij op 21 augustus 2022 te ’s-Gravenhage of Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, heeft gepoogd om onbekend gebleven personen door het verschaffen van middelen en inlichtingen te bewegen tot het plegen van het navolgende strafbare feit, te weten: het verkrachten van [slachtoffer 1] (artikel 242 Wetboek van Strafrecht), immers heeft verdachte met dat opzet:
- terwijl die [slachtoffer 1] naakt in de auto zit,
metvoornoemde personen gebeld en gezegd tegen voornoemde personen dat ze een gratis hoer konden neuken en
- vervolgens met die [slachtoffer 1] in de auto gewacht totdat voornoemde personen naar de auto zouden komen;
3
zij op 21 augustus 2022 te 's-Gravenhage of Leidschendam,
met voorbedachten rade[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meerdere malen tegen haar schouder en tegen het lichaam te slaan en stompen;
09-190584-22
1
zij op 18 juli 2022 in Den Haag een personenauto ( [gekentekend] ), toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [bedrijf] . welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, namelijk als tijdelijke bestuurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2
zij op 18 juli 2022 in Den Haag als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, [locatie 2] , zonder dat aan haar door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
09-183117-22
zij op 19 juli 2022 in Den Haag een auto (merk: Volkswagen Golf, [gekentekend] ), die aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

7.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

8.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

9.De oplegging van straf en maatregel

9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd:
- veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht;
- oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege;
- oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende dat de verdachte zich gedurende vijf jaar zal onthouden van contact met [slachtoffer 1] , tenzij in het kader van herstelrecht, met bevel dat iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 maand, en met bepaling dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
- voor feit 2 in de zaak met parketnummer 09-190584-22: ontzegging van de bevoegdheid om motorvoertuigen te besturen voor de duur van 1 jaar.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om bij veroordeling aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest en de maatregel van tbs met voorwaarden op te leggen, en daarbij rekening te houden met de jongvolwassen leeftijd van de verdachte, de omstandigheid dat de feiten haar in sterk verminderde mate kunnen worden toegerekend en de door de deskundigen geconstateerde noodzaak dat de verdachte zo snel mogelijk in een passende behandelsetting wordt geplaatst.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van een meisje. Ze heeft gedurende die vrijheidsberoving het meisje mishandeld en geprobeerd anderen ertoe te brengen haar te verkrachten.
Het meisje werd opgesloten in een auto en rondgereden. Ze werd door de verdachte geslagen en door de verdachte en de medeverdachte in bedwang gehouden. Ze werd gedwongen zich totaal uit te kleden. De verdachte heeft filmopnamen gemaakt van het naakte meisje en telefonisch met enkele mannen afgesproken dat zij elkaar zouden ontmoeten op een parkeerplaats. Uit het dossier volgt dat er al geïnteresseerden bij de auto stonden, die zich uit de voeten maakten toen de politie arriveerde.
Met het plegen van deze feiten heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de vrijheid en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Deze feiten zullen door haar als uiterst onveilig zijn ervaren en kunnen bij haar een angst hebben veroorzaakt die nog jaren kan voortduren.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een auto, en aan verduistering van een auto en heeft ze in een auto gereden zonder rijbewijs. De verdachte is er twee keer van door gegaan met de auto van een man met wie zij samen was.
Met de diefstal en verduistering van deze auto’s heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de rechten van anderen en hen schade toegebracht. Door te rijden zonder rijbewijs, waarbij de verdachte blijkens het onderzoek ook richting 200 kilometer per uur op de snelweg tussen Den Haag en Utrecht zou hebben gereden, heeft de verdachte onacceptabele risico’s genomen ten koste van andere verkeersdeelnemers.
Persoon van de verdachte
Blijkens haar strafblad is aan de verdachte drie keer een strafbeschikking opgelegd met een geldboete opgelegd voor rijden zonder rijbewijs. Tegen twee van deze beschikkingen heeft zij verzet ingesteld.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapporten die over de verdachte zijn opgemaakt door de psycholoog dr. M.S. Koch en door de psychiater dr. R.F. Ferdinand, en door Reclassering Nederland.
De psycholoog en psychiater zijn ter terechtzitting als deskundigen gehoord. Zij hebben onder meer toegelicht hoe de onderzoeken zijn verlopen en hoe de bevindingen en alternatieven voor behandeling in een multidisciplinair overleg zijn besproken.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking, een norm-overschrijdende-gedragsstoornis, ADHD en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, met trekken van borderline en antisociale persoonlijkheidsstoornis. Er is sprake van een grote mate van impulsiviteit, gebrekkig probleemoplossend vermogen, moeite met het begrijpen van oorzaak-gevolgrelaties, een gebrekkig geweten en tekortschietende emotieregulatievaardigheden, met een neiging tot pathologisch liegen. Dit was ook zo ten tijde van de feiten.
De psycholoog adviseert om de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Het gevaar voor herhaling van gewelddadig gedrag schat de deskundige in als hoog. Zij ziet geen argumenten voor toepassing van het jeugdstrafrecht en adviseert om de verdachte voor langere tijd gesloten te plaatsen in een op LBV-problematiek ingerichte behandelsetting in het kader van een tbs met dwangverpleging. Een tbs-maatregel met voorwaarden wordt niet geschikt geacht, omdat de verdachte gezien de eerder beschreven problematiek, zich hoogstwaarschijnlijk niet aan gestelde voorwaarden zal kunnen houden. Daarbij richt een behandeling, zelfs in een FPK, zich over het algemeen op het zo snel mogelijk opstarten van verloven en toewerken naar meer vrijheden en
uitstroom.Behandeling van de verdachte zal meer tijd vereisen, voordat zij meer vrijheden aankan. Het kost waarschijnlijk enkele jaren voordat de begeleiding en behandelaren een band met haar kunnen opbouwen en zij ontvankelijk is voor hun aansturing en zij kan profiteren van de interventies.
De psychiater is tot dezelfde conclusies gekomen ten aanzien van de bij de verdachte aanwezige stoornis en gebrekkige ontwikkeling. Het risico op herhaling van gewelddadig gedrag is hoog; bij het wegvallen van structuur en externe controle neemt het risico op geweld toe. Deze deskundige adviseert eveneens tbs met dwangverpleging. Daarbij adviseert hij de behandeling zo snel mogelijk te laten beginnen. Langer verblijf in de JJI, of in een andere setting waarin niet wordt behandeld, is niet doelmatig met betrekking tot de beïnvloeding van het recidiverisico.
De deskundigen hebben beiden negatief geadviseerd ten aanzien van toepassing van het jeugdstrafrecht. Indicaties voor het jeugdstrafrecht zijn de licht verstandelijke beperking bij de verdachte en het nog in alle opzichten gedesorganiseerde eigen gedrag. Er is bij de verdachte echter op dat vlak niet zozeer sprake van een nog in een ontwikkeling zijnde persoonlijkheid, als wel van een uitontwikkeld patroon en een structureel probleem in die zin dat er sprake is van een blijvende beperking. Er zijn behalve de verstandelijke beperking geen indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Er dient veel meer nadruk te liggen op langdurige en intensieve individuele behandeling van de verdachte, dan op pedagogische beïnvloeding. Daarbij komt dat de verdachte niet geschikt is voor een groepsgericht leefklimaat, vanwege sterk onaangepast gedrag.
De reclassering sluit zich aan bij het advies van de psycholoog en psychiater. Het huidige beeld, de psychische problematiek en het gebrek aan beschermende factoren vragen om een langdurig en intensief klinisch traject waarop geen tijdsdruk ligt. Binnen een tbs met voorwaarden kan de complexe problematiek onvoldoende behandeld worden waardoor de kans op nieuwe strafbare feiten waarschijnlijk onveranderd hoog zal blijven.
De rechtbank acht de rapporten zorgvuldig tot stand gekomen en voldoende onderbouwd. Dat geldt zowel ten aanzien van de overwegingen over de persoonlijkheid van de verdachte als over het advies over het al dan niet toepassen van het jeugdstrafrecht. De conclusies van de deskundigen worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijke onderbouwing.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over. De rechtbank ziet met de deskundigen geen aanleiding tot toepassing van het jeugdstrafrecht. Aan de verdachte zal daarom een straf en een maatregel conform het volwassenenstrafrecht worden opgelegd. De rechtbank zal de verdachte de feiten in verminderde mate toerekenen.
De straf
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank acht met de deskundigen van groot belang dat de behandeling van de verdachte snel kan starten en zal dit bij de strafoplegging zwaar mee laten wegen. Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht, passend en geboden.
De tbs-maatregel
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een tbs-maatregel. Er is sprake van veroordeling voor een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Ook is voldaan aan het wettelijke vereiste dat de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist en dat zulks tevens geldt voor verpleging van overheidswege. Daartoe is redengevend dat de bewezen verklaarde feiten ernstig zijn, dat het recidiverisico hoog is en dat de problematiek van de verdachte die daaraan ten grondslag ligt, intensieve en op de verdachte toegesneden behandeling vereist.
De verdachte heeft zich ter terechtzitting oprecht gemotiveerd getoond om behandeling te ondergaan en te werken aan haar problematiek, en gevraagd om een tbs met voorwaarden. Hoewel de rechtbank niet twijfelt aan de oprechtheid van de voornemens van de verdachte op dat moment, heeft de rechtbank op basis van de problematiek van de verdachte, zoals deze is beschreven in de rapporten van de deskundigen en op basis van hun uitleg ter terechtzitting, onvoldoende vertrouwen in de bestendigheid van deze motivatie en haar vermogen om zich gedurende langere periode daadwerkelijk te committeren aan voorwaarden. . Er is daarbij niet zozeer sprake van onwil maar wel van een sterk met de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte verweven mate van onmacht. De rechtbank concludeert dan ook op basis van de rapporten dat de verdachte nu niet bij machte is om zich aan voorwaarden te houden op een manier die de veiligheid van anderen voldoende waarborgt.
De rechtbank is van oordeel dat behandeling in een gesloten forensische setting met een zeer hoge verpleegintensiteit noodzakelijk is. Behandeling in een FPK of een FPA afdeling is volgende de deskundigen niet toereikend, en de rechtbank volgt dit onderbouwde en ter terechtzitting toegelichte advies.
De rechtbank betrekt bij dit oordeel de ernst van de bewezenverklaarde feiten, het gevaar dat de verdachte hiermee heeft veroorzaakt en het als hoog ingeschatte recidiverisico. Op grond hiervan en gelet op de door de deskundigen en de reclassering gegeven adviezen, is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid van personen en goederen eist, dat aan de verdachte de tbs-maatregel met dwangverpleging wordt opgelegd en dat niet kan worden volstaan met een voorwaardelijke tbs-maatregel.
De rechtbank zal daarom aan de verdachte de tbs-maatregel met dwangverpleging opleggen.
Duur maatregel
Op grond van artikel 38e Sr mag de totale duur van de maatregel een periode van vier jaren niet te boven gaan, tenzij de tbs wordt gelast ter zake van een misdrijf dat gericht is of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank overweegt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot uitlokking van verkrachting en mishandeling met voorbedachten rade. Dit levert een handelen op van de verdachte dat gericht is tegen of gevaar oplevert voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Aan voornoemd criterium is daarmee voldaan en de totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaren te boven gaan. De rechtbank zal de maatregel ongemaximeerd aan de verdachte opleggen.
Tot slot merkt de rechtbank met nadruk op dat zij het gezien de problematiek en de kwetsbaarheid van de verdachte van groot belang acht dat zorgvuldig wordt bezien waar de verdachte – in afwachting van een plaatsing voor haar behandeling – de te overbruggen periode door zal brengen.
Overige beslissingen
Hoewel de rechtbank een contactverbod met [slachtoffer 1] gezien de feiten en omstandigheden redelijk voorkomt ziet zij voor oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel zoals geëist, geen meerwaarde gezien de op te leggen tbs-maatregel met dwangverpleging en het hoge beveiligingsniveau dat daarmee gepaard zal gaan. Vanwege de oplegging van die maatregel vindt de rechtbank de door de officier van justitie verzochte ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar in dit geval ook niet passend.
De rechtbank zal de verdachte voor feit 2 in de zaak met parketnummer 09-190584-22, een overtreding, schuldig verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.

10.De vordering van de benadeelde partij.

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
09-213817-22
[slachtoffer 1] heeft € 1.173,50 gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 548,50 aan materiële schade en € 625,00 aan immateriële schade.
09-190584-22
[slachtoffer 2] heeft € 21.000,00 gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 16.000,00 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
09-183117-22
[slachtoffer 3] heeft € 2.788,49 gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 788,49 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] kunnen worden toegewezen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] verzocht
deze niet-ontvankelijk te verklaren voor zover deze betreft kosten voor Apple air pods, een OV-chipkaart, kapotte kleding en nieuwe sloten, nu de airpods zijn teruggevonden en niet blijkt dat zij niet werken en voor de andere posten geen causaal verband bestaat met het bewezenverklaarde. De immateriële schade komt niet voor vergoeding in aanmerking omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] moet niet-ontvankelijk worden verklaard voor zover deze betreft kosten voor materiële schade, omdat op de zitting is gebleken dat een deel daarvan kosten betreft voor het niet betalen van een rekening, en de vordering voor het overige niet is onderbouwd. De auto werd geleased en er is slechte een pro-forma factuur getoond. Voor de overige gestelde materiële schade bestaat geen causaal verband tussen de gestelde schadeposten en het feit. Ook de vordering van immateriële schade moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3] kan worden toegewezen voor zover het de kosten voor een nieuwe kentekenplaat betreft, dus tot een bedrag van € 25,00. Voor het overige moet de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
10.3
Beoordeling
De vordering van [slachtoffer 1] (09-213817-22)
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank acht in tegenstelling tot de raadsvrouw aannemelijk dat tijdens het duwen, trekken en slaan in de auto en bij het op straat gooien van goederen van het slachtoffer, de gestelde materiële schade van € 548,50 is ontstaan, en acht de gevorderde bedragen daarvoor passend en redelijk.
De rechtbank acht het bestaan van immateriële schade aannemelijk. De aard, duur en ernst van de normschending door de verdachte brengen naar het oordeel van de rechtbank mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag ad € 625,00 aan smartengeld alleszins redelijk is.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van in totaal € 1.173,50, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 21 augustus 2022 is ontstaan.
Deze beslissing brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.173,50, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 augustus 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] .
De vordering van [slachtoffer 2] (09-190584-22)
Uit het onderzoek is vast komen te staan dat bij de schade, die is veroorzaakt door het onder 1. primair bewezenverklaarde feit, sprake is geweest van een zekere mate van eigen schuld, hetgeen ook ertoe zal hebben geleid dat de leasemaatschappij de schade op de benadeelde partij verhaalt. De verdachte heeft in de auto mogen rijden terwijl zij niet in het bezit is van een rijbewijs en er zou sprake zijn geweest van het (gezamenlijk) gebruik van lachgas.
Bovenstaande maakt nader onderzoek nodig om te bepalen of en zo ja hoeveel schade door de verdachte zou moeten worden vergoed. Dit onderzoek leidt echter tot een onevenredige belasting van het strafproces. De vordering zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit gedeelte van de vordering aanbrengen bij de civiele rechter.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor zover deze vergoeding van immateriële schade betreft, moet worden afgewezen nu niet aannemelijk is geworden dat sprake is van immateriële schade.
Deze beslissing brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
De vordering van [slachtoffer 3] (09-183117-22)
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor materiële schade is de rechtbank van oordeel dat de vordering betreffende vergoeding van kosten voor interieurschoonmaak moet worden afgewezen omdat niet is onderbouw wat het causaal verband met het bewezenverklaarde feit is. De post van € 50,00 voor kentekenplaten, kan worden toegewezen. Hierbij merkt de rechtbank op dat kentekenplaten alleen per twee verstrekt worden zodat de kosten niet tot die van één kentekenplaat beperkt blijven. Ook de posten vakgarage R en S € 584,73 en taxikosten € 103,76 kunnen worden toegewezen.
Als vergoeding voor materiële schade zal de rechtbank daarom het totaal van € 738,49 toewijzen te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 19 juli 2022 is ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor zover deze vergoeding van immateriële schade betreft, moet worden afgewezen nu niet aannemelijk is geworden dat sprake is van immateriële schade.
Deze beslissing brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder t.t.g. 09-183117-22 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 738,49, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 juli 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het [slachtoffer 3] .

11.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
36f, 37a, 37b, 45, 46, 47, 57, 62, 282, 301, 310, en 321 van het Wetboek van Strafrecht;
107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de haar bij dagvaarding
09-213817-22 onder feit 1, 2 en 3; 09-190584-22 onder feit 1 primair en 2 en 09-183117-22
ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven bewezen is verklaard, en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
09-213817-22 feit 1
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
09-213817-22 feit 2
poging tot uitlokking van verkrachting;
09-213817-22 feit 3
mishandeling gepleegd met voorbedachten rade;
09-190584-22 onder feit 1 primair,
verduistering;
09-190584-22 onder feit 2
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
09-183117-22
diefstal;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6 maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
terbeschikkingstellingvan de verdachte;
beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
inzake
09-190584-22 feit 2:
verklaart de verdachte schuldig, zonder oplegging van straf of maatregel;
inzake
09-213817-22:
wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 1.173,50, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 augustus 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, met veroordeling van de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt;
legt aan veroordeelde op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.173,50, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 augustus 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 21 dagen;
de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
inzake
09-190584-22:
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk is in de vordering voor zover deze vergoeding voor materiële schade betreft;
wijst de vordering af voor zover deze vergoeding van immateriële schade betreft;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden begroot op nihil;
inzake
09-183117-22
wijst de vordering van [slachtoffer 3] ten aanzien van voor de gevorderde vergoeding voor materiële schade gedeeltelijk toe tot
€ 738,49vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 juli 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, met veroordeling van de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, en wijst de vordering voor het overige af;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 738,49, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 juli 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het [slachtoffer 3] .
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 14 dagen;
de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.I.S. Boers, kinderrechter, voorzitter,
mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter,
mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A.W. Hoefnagels, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 februari 2023.
Bijlagen:
I. Tekst tenlastelegging
II Bewijsmiddelen
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
09-213817-221
zij op of omstreeks 21 augustus 2022 te 's-Gravenhage en/of Leidschendam, gemeente Leidschendam/Voorburg althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door:
- in een andere richting te rijden dan waar die [slachtoffer 1] naartoe wilde,
- met die [slachtoffer 1] te blijven rondrijden,
- de deuren op (kinder) slot te zetten en/of houden,
- die [slachtoffer 1] (meerdere malen) te slaan/en stompen,
- meerdere goederen van die [slachtoffer 1] af te pakken en/of uit het voertuig te gooien,
- de telefoon van die [slachtoffer 1] (af) te pakken,
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat ze haar kleding uit moest trekken omdat zij anders opnieuw zou worden geslagen,
- die [slachtoffer 1] tegen haar wil naakt in het voertuig te houden,
- terwijl die [slachtoffer 1] naakt in de auto zit telefonisch contact te zoeken met meerdere personen en te vertellen dat "ze een gratis hoer konden neuken" en/of
- (vervolgens) met die [slachtoffer 1] in de auto te wachten totdat voornoemde persoon/personen naar de auto zouden komen;
(art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
zij op of omstreeks 21 augustus 2022 te ’s-Gravenhage en/of Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
heeft gepoogd om (een) onbekend gebleven persoon/personen door giften en/of beloften en/of door het verschaffen van middelen en/of inlichtingen te bewegen tot het plegen van het navolgende strafbare feit, te weten: het verkrachten van [slachtoffer 1] (artikel 242 Wetboek van Strafrecht), immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) met dat opzet:
- die [slachtoffer 1] wederrechtelijk vastgehouden in een auto en/of
- die [slachtoffer 1] (vervolgens) gedwongen om al haar kleding uit te trekken en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] naakt in de auto zit, voornoemde persoon/personen gebeld en gezegd tegen voornoemde persoon/personen dat ze een gratis hoer konden neuken en/of
- (vervolgens) met die [slachtoffer 1] in de auto gewacht totdat voornoemde persoon/personen naar de auto zouden komen;
(art 242 Wetboek van Strafrecht, art 46a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3
zij op of omstreeks 21 augustus 2022 te 's-Gravenhage en/of Leidschendam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (meerdere malen) tegen haar schouder en/of tegen het lichaam te slaan en/of stompen;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
t.t.g. 09-190584-221
zij op of omstreeks 18 juli 2022 in Den Haag een personenauto ( [gekentekend] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [bedrijf] ., in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, namelijk als tijdelijke bestuurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(art 321 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 18 juli 2022 in Den Haag een personenauto ( [gekentekend] ), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [bedrijf] ., in elk geval aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht)
2
zij op of omstreeks 18 juli 2022 in Den Haag als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, [locatie 2] , zonder dat aan haar door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(art 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994)
t.t.g. 09-183117-22zij op of omstreeks 19 juli 2022 in Den Haag
een auto (merk: Volkswagen Golf, kenteken: [gekentekend] ), in elk geval enig goed, die
geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde, heeft
weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht)
Bijlage II
Bewijsmiddelen
Dagvaarding I (09-213817-22)
Feiten 1, 2 en 3
1.
In de bundels processen-verbaal van politie met proces-verbaalnummer 2022249040, het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , opgemaakt op 21 november 2022, voor zover inhoudend (pag. 110 t/m 113):
V = Kun je mij vertellen wat er die dag is gebeurd?
A = ik werd bij [locatie 3] opgehaald door [verdachte] en een jongen met een huurauto. Die jongen heet [medeverdachte] . We zouden ergens wat gaan eten, in Gouda.
We stonden opeens geparkeerd ergens in Leidschendam, zij begon toen ruzie te maken met mij. ik wilde uit de auto stappen maar de auto zat op het kinderslot. Ik kon er dus niet uit.
Op een gegeven moment trok ze mijn telefoon uit mijn handen, ze ging in mijn telefoon kijken, ze zocht naar die foto die ik geplaatst zou hebben, die foto van haar en die [medeverdachte] .
Ik probeerde mijn telefoon terug te pakken, ik ging naar voren met mijn hele lichaam op mijn telefoon terug te pakken van haar. Het werd een beetje een worsteling en zij beet mij hard in mijn rechterschouder.
Ik had mijn telefoon terug en toen gingen ze weer rijden. Ik heb mijn telefoon achter mijn rug verstopt. Ze reden weer ergens anders naartoe, we reden ergens en [verdachte] bleef maar om mijn telefoon vragen, ik zei toen tegen haar dat ik de telefoon uit de auto had gegooid. Ik zei dat het ergens bij de Plus was, in Leidschendam. Ze reden daar toen weer naartoe en ze stapten uit om naar mijn telefoon te zoeken. Hun portierdeuren bleven open staan, ik probeerde via de voorzijde uit de auto te komen. Ik probeerde naar de voorstoelen te klimmen en uit de auto te ontsnappen, ik wilde wegrennen. Ik schreeuwde ook om hulp zodat iemand mij kon helpen, maar niemand hoorde mij. Ze zagen dat ik via de voorkant uit de auto probeerde te ontsnappen en toen kwamen hun weer terug. [verdachte] en [medeverdachte] hielden mij tegen en duwde mij terug de auto in. Toen we weer stilstonden ging [verdachte] mij slaan, ik probeerde te ontsnappen, ik probeerde de autodeur open te maken en het slot kapot te maken maar dat lukte niet. [verdachte] ging mij slaan en schoppen, ze sloeg me met haar vuist.
Ze sloeg mij op mijn hoofd en heel mijn lichaam. Ik ging mezelf verdedigen door te worstelen en haar weg te duwen.
Ze stapte een aantal keer uit en kwam dan bij mij achter in de auto, zij deed dan mijn autodeur open en ze probeerde dan bij mij mijn telefoon te zoeken. ik probeerde dan uit de auto te komen maar ze duwde mij er steeds in. lk had een hele zere rechterarm.
Ik probeerde weg te komen maar het lukte niet, [medeverdachte] deed ook zijn hand voor mijn mond zodat ik niet om hulp kon schreeuwen.
[verdachte] pakte mij steeds vast, hielt mij tegen zodat ik niet weg kon en duwde mij weer in de auto. [verdachte] stapte uit en kwam bij mij achter in de auto, [verdachte] begon aan mijn kleren te trekken, ze trok al mijn kleren uit. Ik probeerde tegen te werken, maar het lukte haar om mijn kleren uit te trekken. Ik had een bodywarmer aan, een trui en een trainingsbroek. Ze pakte mijn kleren af en stopte deze in de achterbak.
Ze had ook mijn ondergoed uitgetrokken, ik was echt helemaal naakt.
Tijdens het rijden was [verdachte] ook aan het bellen met twee verschillende jongens, het ging over een hotel, ze wilde mij naar dat Hotel brengen om mij daar te laten verkrachten door twee jongens.
[verdachte] zei: "Ik heb hier een meisje, ik weet niet wat ik daarmee moet, hebben jullie iets voor haar."
Ik hoorde de jongens praten over een afspraak bij een Hotel.
We kwamen aanrijden bij dat Hotel bij Leidschendam. Ik zag dat er twee jongens naar buiten kwamen uit het Hotel. De jongens kwamen naar de auto toe en keken naar binnen, door het raam. Ze zagen mij daar zitten, ik weet niet wat er allemaal besproken werd tussen de jongens en [verdachte] , het ging allemaal zo snel. Opeens kwam de politie het parkeerterrein oprijden en ik zag dat de twee jongens schrokken, die liepen snel weg. [verdachte] schrok en stapte uit en deed mijn deur open, ze ging naar de kofferbak en pakte snel mijn kleren en gaf deze aan mij. Ze zei tegen mij "Zeg alsjeblieft niets tegen de politie".
De politie reed op de auto af en zag dat ik helemaal naakt was.
De politie heeft toen met mij op de Escamplaan mijn spullen gezocht, ik heb de helft van mijn spullen teruggevonden.
[verdachte] heeft mij mishandeld en mij tegengehouden toen ik weg wilde en [medeverdachte] heeft haar geholpen om mij tegen te houden en heeft zijn hand op mijn mond gedrukt zodat ik niet om hulp kon schreeuwen. Ze hebben mij samen meerdere keren aan mijn armen terug in de auto gestopt terwijl ik dat niet wilde.
2.
In de bundels processen-verbaal van politie met proces-verbaalnummer 2022249040, het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 augustus 2022, voor zover inhoudend (pag. 16 t/m 18):
Toen ik naast het geparkeerde voertuig
stond zag ik dat de vrouw op de achterbank volledig naakt was. De naakte vrouw bleek
mij later te zijn genaamd:
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
Ik hoorde dat [slachtoffer 1] verklaarde dat de portieren van het voertuig op het kinderslot zaten en dat zij niet weg kon uit het voertuig. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] verklaarde dat zij tegen haar wil in het voertuig werd vastgehouden. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] verklaarde dat zij in het
voertuig door [verdachte] geslagen was. Ik vroeg [slachtoffer 1] of ze letsel had. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] verklaarde dat zij geslagen was op haar rechter schouder. Ik zag dat [slachtoffer 1] haar rechter schouder ontblootte en zag dat er een wond en blauwe plek op haar
rechter schouder zat.
3.
In de bundels processen-verbaal van politie met proces-verbaalnummer 2022249040, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , opgemaakt op 22 augustus 2022, voor zover inhoudend (pag. 94 t/m 105):
V = Vraag verbalisant
A = Antwoord
O = opmerking verbalisant
O: Ik ga jou het verhaal voorhouden van wat het meisje verklaarde.
V: Zij is vrijwillig bij jou in het voertuig gestapt?
A: Ja, dat klopt.
V: Zij van [verdachte] niet weg mocht?
A: Ja, zij mocht niet van [verdachte] weg.
V: De auto op kinderslot zat, zij niet uit het voertuig kon, zij tegen haar wil in het voertuig werd vastgehouden?
A: Ja.
V: Zij door [verdachte] is geslagen?
A: Ja.
V: zij haar kleding moest uittrekken, anders zou zij weer door [verdachte] geslagen worden?
A: Ja.
V: Terwijl zij naakt op de achterbank lag, was [verdachte] in gesprek met meerdere personen en vertelde tegen deze personen: dat zij een gratis hoer konden neuken?
A: Ja. Ik weet niet of ze dat echt bedoelde of ze dat uit agressie zei.
V: Wij hierna richting de parkeerplaats van [locatie 1] reden en daar drie mannen waren die haar wilde verkrachten?
A: Ja, dat waren de drie mannen in trainingspakken die wegrenden
.
V: [verdachte] de enige was die haar had geslagen?
A: Ja
.
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] op 22 december 2022, nr. DH2R022077, BHV nummer 2022249040, niet in een bundel opgenomen, voor zover inhoudend:
Ik was die dag, 21 augustus 2022, met een vriendin van mij, [slachtoffer 1] en werd opgehaald door mijn vriend, [medeverdachte] , op [locatie 3] . We reden richting [locatie 2] . Ik was er achter gekomen dat zij mijn naaktfoto’s via Telegram had gedeeld. Ik was erg boos en we hadden daar discussie over in de auto.
We stonden op een gegeven moment geparkeerd. Ik pakte haar telefoon. Er ontstond een worsteling. Nadat ik haar naar achteren had geduwd, zat zij weer in de auto en zij kon niet naar buiten. Er zat kinderslot op de deuren. We hebben gereden, zijn weer gestopt. We hebben gevochten.
Toen wij ingestapt waren, probeerde zij weer naar voren te komen in de auto. Ik heb haar toen naar achteren geduwd en [medeverdachte] heeft haar arm vastgepakt om haar op haar plek te zetten. Wij zijn daarna weer doorgereden.
Ik heb haar gezegd dat zij haar kleren uit moest trekken omdat zij anders problemen met zou krijgen.
Ik zei nu je kleren uit. Nu meteen. Ik schreeuwde tegen haar. Toen heeft ze haar kleren uitgetrokken.
Toen wij nog in de auto zaten, werd ik gebeld door een aantal jongens, via Instagram en anoniem.
Zij belden omdat zij een 'story' van mij hadden gezien. Zij vroegen waar ik was.
Er deden op een gegeven moment nog een aantal jongens mee aan het Instagram gesprek.
Toen heb ik in boosheid gezegd tegen die jongens dat zij haar maar moesten neuken.
Wij reden naar die jongens toe, die waren in het Fletcher hotel.
5.
In de bundels processen-verbaal van politie met proces-verbaalnummer 2022249040, het proces-verbaal van bevindingen onderzoek mobiele telefoon [medeverdachte] , opgemaakt op 17 november 2022, voor zover inhoudend (pag. 120 t/m 150):
WhatsAppberichten 21 augustus 2022:
Op 21 augustus 2022 vind er een WhatsAppconversatie plaats tussen de gebruiker van de mobiele telefoon met [telefoonnummer] ( [medeverdachte] ) en [telefoonnummer] , zijnde het mobiele telefoonnummer in gebruik zijnde bij [verdachte] . In dit gesprek stelt [verdachte] dat de foto's verwijderd moeten worden. [medeverdachte] vertelt haar dat ze dat gaan regelen. [verdachte] verteld dat zij ( [slachtoffer 1] ) niet weet dat zij haar in elkaar gaat slaan.
6.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting op 2 februari 2023, voor zover inhoudend:
We hebben elkaar geslagen.
Dagvaarding II (09-190584-22)
feiten 1 primair en 2
In de bundel processen-verbaal van politie met nummer PL1500-2022212065:
- de aangifte door [slachtoffer 2] op 18 juli 2022 (pag. 30 t/m 32);
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 februari 2023;
Dagvaarding III (09-183117-22)
In de bundel processen-verbaal van politie met nummer PL1500-2022213812:
- de aangifte door [slachtoffer 3] op 19 juli 2022 (pagina 5 t/m 8);
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 februari 2023.
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en de voor het bewijs gebezigde inhoud daarvan is telkens zakelijk weergegeven.