ECLI:NL:RBDHA:2023:17695

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
NL23.25597
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake tijdelijke bescherming voor ontheemde

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een man van Kenyaanse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, genomen op 29 augustus 2023, meldde dat het recht van de verzoeker op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, zou eindigen op 4 september 2023. De verzoeker heeft zijn beroep geregistreerd onder zaaknummer NL23.25596 en verzocht om een voorlopige voorziening.

De zitting vond plaats op 14 november 2023, waar zowel de verzoeker als de verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar heeft in zijn uitspraak van 17 november 2023 het verzoek afgewezen. De rechtbank heeft het samenhangende beroep van de verzoeker ongegrond verklaard en er zijn geen bijzondere omstandigheden die het treffen van een voorlopige voorziening noodzakelijk maken.

De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier mr. F. Aissa.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.25597

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

geboren op [geboortedatum] ,
van Kenyaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. F. Jansen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Procesverloop

Bij besluit van 29 augustus 2023 heeft verweerder aan verzoeker medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 [2] eindigt op 4 september 2023.
Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het beroep is geregistreerd onder zaaknummer NL23.25596.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 november 2023 op zitting behandeld. Verzoeker en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Het onderzoek is ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het samenhangende beroep van verzoeker en dat beroep ongegrond verklaard. Er zijn geen andere omstandigheden die het treffen van een voorlopige voorziening nodig maken. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dan ook af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.