ECLI:NL:RBDHA:2023:17682

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
23_6259
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake deelname aan de Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker, die geen advocaat is, had een aanvraag ingediend om deel te nemen aan de Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag. Deze aanvraag was eerder op 28 augustus 2023 door verweerder, het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, afgewezen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 oktober 2023 behandeld, waarbij zowel verzoeker als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelt dat de aanvraag van verzoeker niet kan worden ingewilligd, omdat de Regeling duidelijk stelt dat alleen advocaten kunnen deelnemen. Verzoeker heeft eerder een aanvraag gedaan die ook was afgewezen, en er zijn volgens verweerder geen nieuwe feiten of omstandigheden die een andere beslissing rechtvaardigen.

De voorzieningenrechter concludeert dat de spoedeisendheid van het verzoek niet voldoende is om de gevraagde voorziening te treffen. Verzoeker stelt dat de afwijzing gevolgen heeft voor slachtoffers van de toeslagenaffaire die hij kosteloos bijstaat, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de Regeling niet bedoeld is voor ondernemers en dat verzoeker in wezen vraagt om een aanpassing van de Regeling, wat niet binnen de procedure van voorlopige voorzieningen valt. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6259

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 oktober 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: F. Krougman),
en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Luursema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag om als niet-advocaat deel te kunnen nemen aan de Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag (de Regeling).
1.1.
Verweerder heeft de aanvraag met het besluit van 28 augustus 2023 (het bestreden besluit) afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: Verzoeker en zijn gemachtigde, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
3. Een aanvraag van verzoeker om deel te kunnen nemen aan de Regeling is door verweerder op 12 april 2021 afgewezen omdat alleen advocaten kunnen deelnemen aan de Regeling en verzoeker dat niet is. [1] Eiser heeft nogmaals een aanvraag gedaan. Verweerder heeft die afgewezen bij het bestreden besluit [2] omdat zich volgens verweerder geen nieuwe feiten en omstandigheden hebben voorgedaan. Verzoeker is nog steeds geen advocaat.

Het oordeel van de voorzieningenrechter

4. Om een voorlopige voorziening te kunnen treffen moet er sprake zijn van onverwijlde spoed. [3] De spoedeisendheid van zijn verzoek is volgens verzoeker voornamelijk gelegen in de gevolgen die de afwijzing heeft voor slachtoffers van de toeslagenaffaire die verzoeker, soms al jarenlang, tot nog toe kosteloos (no cure/no pay) bijstaat. Als verzoeker niet kan deelnemen aan de Regeling zal hij zijn werkzaamheden met zijn onderneming [bedrijfsnaam] B.V. niet op dezelfde wijze kunnen voortzetten. De slachtoffers die hij bijstaat zullen daarvan uiteindelijk de dupe zijn. De voorzieningenrechter ziet hierin vooralsnog een voldoende spoedeisend belang.
5. Los van de beantwoording van de vraag of hier sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die maken dat verweerder al dan niet de aanvraag van verzoeker inhoudelijk had moeten behandelen, komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de door verzoeker verlangde voorziening niet kan worden getroffen.
6. De voorzieningenrechter begrijpt verzoeker in die zin dat hij wil dat verweerder wordt opgedragen om hem te behandelen alsof hij aanspraak kan maken op de Regeling. Volgens verzoeker is de huidige manier waarop de Regeling wordt toegepast te eng. Dat enkel advocaten kunnen worden toegelaten zou een te rigide lezing zijn, wat onder meer zou blijken uit de aangenomen motie Grinwas/Arib [4] , een recente voortgangsrapportage over de hersteloperatie [5] en een Richtlijn met betrekking tot rechtsbijstandverzekering [6] . De voorzieningenrechter volgt verzoeker hierin niet. Naar voorlopig oordeel doet wat verzoeker aanvoert niet af aan de tekst van de Regeling. Daarin is duidelijk en ondubbelzinnig vermeld dat om in aanmerking te komen voor deelname iemand advocaat moet zijn. Verweerder heeft naar voren gebracht dat de Regeling niet ten gunste van ondernemers is, maar voor gedupeerden van de kinderopvangtoeslag. Verzoeker beoogt met zijn aanvraag en bezwaar in wezen dat de Regeling wordt aangepast. Daarvoor zijn die procedures niet bedoeld. Het bezwaar van verzoeker maakt geen redelijke kans van slagen. Daarbij komt dat de gevraagde voorziening is gericht op een onomkeerbaar resultaat. Daarvoor is de voorlopige voorzieningenprocedure niet bedoeld.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
8. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
24 oktober 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag
2.Onder verwijzing naar artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.
4.Voortgangsrapportage Hersteloperatie Toeslagen (15e) mei – augustus 2023, van 28 september 2023.
5.Kamerstukken II, 2022/23, 36 151, nr. 27.
6.Richtlijn 87/344/EEG van de Raad van 22 juni 1987 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering.