ECLI:NL:RBDHA:2023:17680

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
23_6117
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorschot op aanvullende schadevergoeding in het kader van de toeslagenaffaire

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2023, wordt het verzoek van de verzoekster om een voorlopige voorziening afgewezen. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. R.G.A.M. van den Heuvel, had een voorschot van € 50.000,- op een aanvullende schadevergoeding aangevraagd, met als argument dat zij ernstige hartproblemen had als gevolg van de toeslagenaffaire. De voorzieningenrechter oordeelt dat de aanvraag van de verzoekster bij besluit van 1 maart 2023 door de Belastingdienst/Toeslagen was afgewezen, en dat deze afwijzing in een later besluit op bezwaar op 23 juni 2023 was gehandhaafd. De voorzieningenrechter benadrukt dat de voorlopige voorzieningenprocedure niet bedoeld is om een versnelde uitspraak in het bodemgeding te verkrijgen en dat het verband tussen het gestelde spoedeisend belang en de gevraagde voorziening onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Ondanks de ingrijpende gevolgen van de toeslagenaffaire, concludeert de voorzieningenrechter dat het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening niet is aangetoond. Daarom wordt het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen, en krijgt de verzoekster het griffierecht niet terug. Er is ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6117

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 oktober 2023 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. R.G.A.M. van den Heuvel),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. [gemachtigde]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing om aanvullende schadevergoeding. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
1.2.
Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 1 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 juni 2023 op het bezwaar van verzoekster is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar-of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen, en daarbij speelt de spoedeisendheid een belangrijke rol. De voorzieningenrechter treft dan ook alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist. [1]
3 Verzoekster stelt een bijzonder spoedeisend belang te hebben bij een versnelde behandeling van haar beroep door de rechtbank, en verzoekt om een voorschot op de aanvullende schadevergoeding van € 50.000,- toe te kennen. Reden hiervoor is dat zij stelt ernstige hartproblemen te hebben als gevolg van de toeslagenaffaire. Verzoekster vreest dat zij daarom en bijkomstige stress het beroep niet zal kunnen meemaken.
4. Allereerst oordeelt de voorzieningenrechter dat een voorlopige voorzieningenprocedure niet is bedoeld om versneld een uitspraak in het bodemgeding te ontlokken. Daarnaast is het verband tussen het gestelde spoedeisend belang en de door verzoekster gevraagde en tevens zeer verstrekkende voorziening in de vorm van een voorschot, onvoldoende aannemelijk gemaakt. Bij brief van 20 september 2023 is verzoekster in de gelegenheid gesteld om met stukken het door haar gestelde spoedeisend belang nader te onderbouwen. Een reactie hierop is uitgebleven. Hoewel gevolgen van de toeslagenaffaire ingrijpend kunnen zijn, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening onvoldoende vast is komen te staan.

Conclusie en gevolgen

5. Omdat een spoedeisend belang ontbreekt, is het verzoek kennelijk ongegrond en wijst de voorzieningenrechter het verzoek af. Verzoekster krijgt het griffierecht dan ook niet terug.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
13 oktober 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:81, derde lid, van de Awb.