ECLI:NL:RBDHA:2023:17662

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
C/09/642108/KG RK 23-157
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in een bestuursrechtelijke procedure

Op 9 februari 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door verzoekster, die zich in een procedure bevond tegen een uitspraak van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar, maar dit beroep was niet-ontvankelijk verklaard omdat zij het griffierecht niet had betaald. Op de zitting van 2 februari 2023, waar haar verzet behandeld zou worden, diende verzoekster een wrakingsverzoek in, omdat zij geen reactie had ontvangen op haar verzoek om uitstel van de zitting.

De wrakingskamer oordeelde dat het ontbreken van een reactie op het uitstelverzoek geen grond voor wraking oplevert. Een beslissing op een uitstelverzoek is een procedurele beslissing en kan niet als basis voor wraking dienen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid, wat in dit geval niet was aangetoond. Verzoekster had haar stellingen onvoldoende geconcretiseerd en had eerder al misbruik gemaakt van het wrakingsmiddel in andere procedures.

De wrakingskamer besloot dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat de behandeling van de hoofdzaak voortgezet zou worden. Tevens werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen, om onredelijke vertraging van de rechtspleging te voorkomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023-25
zaak- /rekestnummer: C/09/642108 / KG RK 23-157
Beslissing van 9 februari 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. M.A. Dirks,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 2 februari 2023.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR 22/1255 (hierna: de hoofdzaak). In de hoofdzaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dit beroep is bij uitspraak van 1 juni 2022 niet-ontvankelijk verklaard omdat verzoekster het griffierecht niet had betaald. Verzoekster heeft verzet ingesteld tegen deze uitspraak. Op 2 februari 2023 om 10.50 uur zou het verzet ter zitting van de rechter worden behandeld. Deze zitting is niet doorgegaan, omdat verzoekster diezelfde ochtend, voor aanvang van de zitting, het wrakingsverzoek heeft ingediend.
2.2.
Het wrakingsverzoek heeft de volgende inhoud:
“Ondanks dat ik de Rechtbank tijdig heb laten weten dat ik ziek ben en gevraagd heb om de zaak aan te houden, heb ik geen correspondentie van de Rechtbank ontvangen. Hieruit blijkt dat de rechter er niet voor heeft gezorgd dat het inhoudelijk inhoudelijk is afgehandeld. Dit is helaas in lijn met de eerdere ervaring met de keurmeester. Gezien de recente onregelmatigheden en eerdere ervaringen moet ik de rechter wraken.
Verschillende gevallen waarbij ik betrokken was, laten zien dat hij negeert wat de appellant aanvoert en geen aandacht schenkt aan de inhoud van de opmerkingen. Dit omvat feiten en zelfs wat hij / de rechtbank heeft meegedeeld. Ook heeft de rechter een sterk negatief vooroordeel tegen mijn familie en projecteert dit ook op mij. Tot nu toe heeft het Hof deze ongeoorloofde praktijken niet onderzocht en ze hebben zich verspreid en de toegang tot de rechter ontzegd.
Het is niet mogelijk om alles in deze kennisgeving uit te leggen en ik verzoek mijn wrakingsverzoek mondeling te worden gehoord. Ik moet ook toegang hebben tot het bestand. De volledige motivering en de bewijzen zullen tijdens de hoorzitting worden verstrekt nadat ik het dossier kan naaien/ontvangen.
Het is belangrijk dat het wrakende verzoek wordt gehoord door de rechters die niet eerder betrokken waren bij mijn zaken of zaken van mijn familie, Ik vraag daarom om de behandeling van het wraking-verzoek aan een andere rechtbank te delegeren.”

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer stelt voorop dat de behandeling van het verzoek tot wraking niet aan een andere rechtbank zal worden ‘gedelegeerd’. Uitgangspunt is dat een wrakingsverzoek wordt behandeld door de wrakingskamer van de rechtbank waar de rechter waartegen het wrakingsverzoek zich richt ook werkzaam is. Er is geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken.
3.2.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.3.
Verzoekster legt aan het verzoek tot wraking onder meer ten grondslag dat zij geen reactie heeft ontvangen op haar verzoek tot uitstel van de zitting. De wrakingskamer overweegt dat zolang geen reactie op een uitstelverzoek is ontvangen, een procespartij ervan uit moet gaan dat een zitting waarvoor hij of zij is opgeroepen doorgang zal vinden. Voor zover verzoekster geen reactie heeft ontvangen op haar uitstelverzoek, geldt dat dat geen grond oplevert voor wraking. Dit is niet een omstandigheid waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.4.
Volledigheidshalve overweegt de wrakingskamer dat voor zover verzoekster er bezwaar tegen heeft dat haar uitstelverzoek niet is gehonoreerd geldt dat een beslissing op een uitstelverzoek een procedurele beslissing is. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
3.5.
De overige stellingen van verzoekster zijn onvoldoende geconcretiseerd om een grond voor wraking van de rechter te kunnen zijn. Verzoekster stelt slechts algemeenheden, zonder deze te concretiseren. Verzoekster heeft verzocht mondeling te worden gehoord en schrijft dat zij de volledige motivering en bewijzen tijdens die zitting zal verstrekken. Echter uit de wet volgt dat een wrakingsverzoek moet worden ingediend zodra de feiten en omstandigheden die volgens verzoekster tot wraking moeten leiden bekend zijn én dat alle feiten en omstandigheden gelijk moeten worden voorgedragen. Wat verzoekster heeft gesteld, is onvoldoende om het vermoeden dat een rechter onpartijdig is omdat hij als rechter is aangesteld te weerleggen.
3.6.
Slotsom is dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond is. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat daarom geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
3.7.
Het is de wrakingskamer ambtshalve bekend dat verzoekster in andere procedures al regelmatig wrakingsverzoeken heeft ingediend. In de zaak met kenmerk C/09/641004 / KG RK 23-38 is in de beslissing van 30 januari 2023 onder meer overwogen dat verzoekster misbruik heeft gemaakt van het wrakingsmiddel om alsnog uitstel van een zitting te bewerkstelligen. In die zaak is aan haar een wrakingsverbod opgelegd. Ook in de zaak met kenmerk C/09/637574 / KG RK 22-1309 is in de beslissing van 14 november 2022 overwogen dat verzoekster het middel van wraking heeft gebruikt om de procedure te vertragen en dat zij daarmee misbruik van het wrakingsinstrument maakt. In die zaak is aan haar een wrakingsverbod opgelegd. In de zaken met kenmerk C/09/618084 / KG RK 21-1127 en C/09/576919 / KG RK 19-1038 is bij uitspraken van respectievelijk 1 oktober 2021 en 8 augustus 2019 eveneens overwogen dat verzoekster misbruik maakt van het wrakingsmiddel en is aan haar een wrakingsverbod opgelegd.
3.8.
Ook in deze zaak heeft verzoekster naar het oordeel van de wrakingskamer misbruik gemaakt van het wrakingsmiddel. Zij heeft het wrakingsverzoek ingediend om alsnog uitstel van de zitting te bewerkstelligen, ondanks dat een eerder daartoe door haar ingediend verzoek niet was gehonoreerd. Zij heeft verder haar wrakingsverzoek onvoldoende onderbouwd of geconcretiseerd, terwijl zij – gelet op de eerdere wrakingsprocedures – er bekend mee mag worden verondersteld dat wraking alleen mogelijk is als er sprake is van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van partijdigheid. Dat vergt een concrete onderbouwing van een wrakingsverzoek. De wrakingskamer acht de kans dat verzoekster wederom lichtvaardig overgaat tot het indienen van een wrakingsverzoek reëel. Om onredelijke vertraging van de rechtspleging te voorkomen zal de wrakingskamer bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1 vermelde procedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
  • verzoekster;
  • de wederpartij in de hoofdzaak (de Minister van Cultuur, Onderwijs en Wetenschap);
  • de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en S.M. Westerhuis-Evers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.