ECLI:NL:RBDHA:2023:17660

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
NL23.34582
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag en zorgvuldige handelwijze staatssecretaris

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een burger van de Verenigde Staten, heeft op 20 juli 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 27 oktober 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 15 november 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde niet ter zitting verschenen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht heeft afgewezen. Eiseres heeft een asielrelaas gepresenteerd dat door de staatssecretaris als ongeloofwaardig is aangemerkt. De rechtbank wijst erop dat eiseres niet heeft onderbouwd dat haar asielrelaas geloofwaardig is en dat de staatssecretaris niet verplicht was om nader medisch onderzoek te verrichten naar de psychische gesteldheid van eiseres. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zorgvuldig heeft gehandeld door het medisch advies van Medifirst te volgen, waaruit bleek dat er geen medische klachten waren die het horen belemmerden.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris niet heeft getoetst aan artikel 8 EVRM, maar dat er geen motiveringsgebrek is, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat er familieleden met een verblijfsvergunning in Nederland zijn. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34582

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. M. Verzijden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres stelt een burger van de Verenigde Staten te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Zij heeft op 20 juli 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 27 oktober 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiseres en gemachtigde zijn met kennisgeving vooraf niet ter zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit terecht en op goede gronden genomen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. De CIA zit achter haar aan. Haar problemen zijn vijftien jaar geleden begonnen. Zij is misbruikt door de CIA. De CIA heeft haar embryo’s gestolen. Daarnaast is eiseres haar moeder, zoon, zus, broer en neefje verloren. De CIA heeft een draad in haar tand geplaatst die in verbinding stond met haar hersenen. De CIA heeft haar op afstand of elektronisch aangevallen en verbrand. Ook heeft eiseres een implantaat in haar knieholte, waardoor zij de CIA hoort praten.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen met de CIA.
De staatssecretaris acht het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig. Eiseres heeft met haar verklaringen beweert dat er een opeenvolging van gebeurtenissen heeft plaatsgevonden die buitengewoon onwaarschijnlijk dan wel onmogelijk lijken en waarvoor geen enkele tastbare ondersteuning bestaat om de haalbaarheid te rechtvaardigen. Eiseres heeft niet onderbouwd dat onverkort geloof moet worden gehecht aan haar asielrelaas en dat de vervolging met name is ingegeven door haar Mormoonse geloofsovertuiging. Eiseres is afkomstig uit een land dat als veilig land van herkomst is aangemerkt en zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Verenigde Staten van Amerika voor haar niet veilig zijn. Voorts heeft zij verklaringen afgelegd die worden aangemerkt als kennelijk vals en duidelijk onwaarschijnlijk. Hierdoor is de overtuigingskracht van haar verklaringen ontnomen met
betrekking tot de vraag of zij in aanmerking komt voor verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is op grond van artikel 31, eerste lid, en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en e, van de Vreemdelingenwet.
Beroepsgronden
6. De gemachtigde van eiseres stelt dat de staatssecretaris, nu eiseres blijft vasthouden aan haar asielrelaas, had moeten concluderen dat eiseres niet in staat is om consistent te verklaren. Hetgeen eiseres naar voren brengt is zo onwaarschijnlijk dat er gekeken dient te worden of er sprake is van een psychische stoornis. De staatssecretaris had dan ook niet een inhoudelijke beoordeling van het asielrelaas moeten geven, maar had nader medisch onderzoek moeten verrichten of er sprake is van psychische problematiek bij eiseres of de aanvraag buiten behandeling moeten stellen.
6.1.
Verder stelt de gemachtigde van eiseres dat de staatssecretaris een oordeel had moeten geven over het recht op familieleven op grond van artikel 8 EVRM. Eiseres heeft aangevoerd dat haar (minderjarige) kinderen en haar vader in Nederland verblijven. Nu de staatssecretaris niet heeft getoetst aan artikel 8 EVRM is er sprake van een motiveringsgebrek.
Overwegingen van de rechtbank
7. De gemachtigde van de staatssecretaris heeft ter zitting verklaard dat er in het interne dossier van de staatssecretaris een minuut zit. Hierin staat vermeld dat eiseres tijdens het gehoor aanmeldfase wat verward overkwam. Eiseres is afkomstig uit een veilig land van herkomst en zou daarom normaal gesproken het zogenoemde “spoor 2” ingaan, maar omdat de staatssecretaris wilde dat zij werd gezien door Medifirst is haar asielaanvraag behandeld in de gewone AA-procedure, te weten “spoor 4”. Eiseres is uitgenodigd voor een gesprek bij Medifirst om te laten beoordelen of er bij haar medische beperkingen zijn om een nader gehoor af te nemen. De arts van Medifirst heeft eiseres op 18 september 2023 gezien en heeft ruim een half uur met haar gesproken. De arts heeft, voor zover van belang, aangegeven dat eiseres niet onder behandeling staat en dat er geen medische klachten zijn gebleken tijdens het onderzoek en heeft geconcludeerd dat er geen beperkingen zijn die het horen belemmeren. Hierop heeft de staatssecretaris besloten het nader gehoor met eiseres te laten plaatsvinden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zorgvuldig gehandeld. Gelet op de inhoud van het medisch advies van Medifirst heeft de staatssecretaris geen nader onderzoek hoeven doen naar de psychische gesteldheid van eiseres voordat zij nader werd gehoord. De rechtbank is met de staatssecretaris van oordeel dat het na het medisch advies van Medifirst aan eiseres of haar gemachtigde is om met medische stukken te onderbouwen dat eiseres niet kon worden gehoord. Overigens is ook bij het nader gehoor nog aan eiseres gevraagd of zij zich lichamelijk en mentaal in staat voelde het gehoor te doen, alwaar zij bevestigend op heeft geantwoord. De beroepsgrond slaagt niet.
7.1.
Verder heeft de gemachtigde van de staatssecretaris ter zitting toegelicht dat de staatssecretaris naar aanleiding van de verklaringen van eiseres over haar vader en haar minderjarige kinderen in het systeem heeft gekeken of er familieleden van eiseres met een verblijfsvergunning bekend zijn in Nederland, daarbij is zowel gezocht op de door eiseres opgegeven namen van familieleden alsook op geboortedata, voorzover die waren opgegeven. Dit bleek niet het geval. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris van eiseres mogen verwachten dat zij de overweging in het voornemen dat zij niet heeft onderbouwd dat zij familieleden met een verblijfsvergunning in Nederland heeft, bij indiening van de zienswijze zou hebben betwist en dat zij haar stelling aangaande haar in Nederland verblijvende familieleden nader zou hebben onderbouwd. Nu met de beschikbare informatie een familierechtelijke relatie met een gezinslid in Nederland niet vaststaat, heeft de staatssecretaris zich op het standpunt kunnen stellen dat er meer feiten nodig zijn voor een nadere toets aan artikel 8 EVRM. Van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.