ECLI:NL:RBDHA:2023:17656

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
C/09/651434
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toevertrouwing van een minderjarige aan de vader in het kader van een echtscheidingsprocedure met internationale elementen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 september 2023 een beschikking gegeven in een verzoek tot toevertrouwing van een minderjarige aan de vader. De vader, die de Nederlandse nationaliteit heeft, heeft op 31 juli 2023 een verzoek ingediend om zijn minderjarige kind, geboren op [geboortedatum01] 2017, aan hem toe te vertrouwen. De moeder, die de Azerbeidzjaanse nationaliteit heeft, heeft het kind zonder toestemming van de vader in Azerbeidzjan achtergehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw het contact tussen de vader en het kind heeft beperkt en dat het welzijn van het kind in gevaar is. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van het kind is dat hij voorlopig aan de vader wordt toevertrouwd en dat de moeder het kind aan de vader moet afgeven. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De vrouw heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader, en de rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de ingediende stukken en de zitting op 7 september 2023.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-5442
Zaaknummer: C/09/651434
Datum beschikking: 21 september 2023

Voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 31 juli 2023 ingekomen verzoek van:

[naam01] ,

de man,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. C.J. Berghout te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam02] ,

de vrouw,
wonende op een voor de rechtbank onbekend adres in Azerbeidzjan.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
 het verzoekschrift van 27 juli 2023, met bijlagen, van de zijde van de man;
 de brieven van 3 en 4 augustus 2023 van de zijde van de man;
 het F9 formulier van 28 augustus 2023, met bijlagen, van de zijde van de man.
Op 7 september 2023 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen de man en zijn advocaat.
De vrouw is – hoewel behoorlijk opgeroepen op het adres van haar ouders in [naam03] , Azerbeidzjan – niet ter zitting verschenen.

Feiten

 De man en de vrouw zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum01] 2016 te [plaats01] .
 Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige:
 [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2017 te [geboorteplaats01] .
 De man en de vrouw oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige01] .
 De vrouw heeft de Azerbeidzjaanse nationaliteit en de man heeft de Nederlandse nationaliteit. [minderjarige01] heeft in ieder geval de Nederlandse nationaliteit.
 De man heeft een verzoek tot teruggeleiding op grond van het Haags Kinderontvoeringsverdrag 1980 bij deze rechtbank aanhangig gemaakt, welk verzoek op 7 september 2023 is behandeld en waarin op 21 september 2023 een toewijzende beslissing is gewezen.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man strekt ertoe dat het minderjarige kind van partijen aan de man wordt toevertrouwd en dat wordt bevolen dat de minderjarige aan hem zal worden afgegeven, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling
Toevertrouwing minderjarige
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Op grond van artikel 4 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is met de bevoegdheid van de Nederlandse echtscheidingsrechter steeds tevens de bevoegdheid tot het treffen van voorlopige en bewarende maatregelen gegeven, voor zover die verband houden met de echtscheiding, ook waar het ziet op een verzoek op grond van artikel 822 lid 1 sub c Rv en de minderjarige niet in Nederland verblijft. Nu de vader de Nederlandse nationaliteit heeft en al sinds 2003 in Nederland woonachtig is, komt de Nederlandse rechter ingevolge artikel 3 sub a, vi van de EU-Verordening nr. 2019/1111 van 25 juni 2019 (Brussel II ter) rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding en zodoende ook ten aanzien van het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen. De rechtbank past in deze voorlopige voorzieningenprocedure op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 Nederlands recht toe.
Inhoudelijke beoordeling
De man heeft verzocht [minderjarige01] aan hem toe te vertrouwen en te bevelen dat [minderjarige01] aan hem wordt afgegeven. Daartoe heeft hij het volgende naar voren gebracht. De vrouw is op 17 juli 2021 met [minderjarige01] met toestemming van de man voor een vakantie naar Azerbeidzjan vertrokken tot uiterlijk 31 december 2021. Ondanks meerdere verzoeken van de man en door de man gekochte tickets is de vrouw niet met [minderjarige01] teruggekeerd naar Nederland. In januari 2022 heeft de vrouw aangegeven definitief niet terug te zullen keren met [minderjarige01] .
De man is daarop in mei 2022 en in augustus 2022 naar Azerbeidzjan gereisd. De man heeft [minderjarige01] toen (in augustus) kunnen ontmoeten. [minderjarige01] zag er ondervoed, moe en slecht uit. De vrouw heeft verder alle contact tussen de man en [minderjarige01] afgehouden. De familie van de vrouw heeft de man mishandeld.
Op 8 juli 2023 heeft de man pas weer contact gehad met [minderjarige01] via videobellen, waarbij hij een verwonding aan het rechteroog van [minderjarige01] zag. De man heeft aangifte van onttrekking aan het ouderlijk gezag gedaan bij de Nederlandse politie en heeft een verzoek ingediend bij de Nederlandse Centrale autoriteit. De man maakt zich grote zorgen om het welzijn en de ontwikkeling van [minderjarige01] . De vrouw heeft hem niet ingeschreven in Azerbeidzjan en [minderjarige01] bezoekt ook geen school. Met haar handelen handelt de vrouw niet in het belang van [minderjarige01] en de man vindt het belangrijk dat daar zo snel mogelijk verandering in komt.
De rechtbank stelt vast dat de vrouw [minderjarige01] zonder toestemming van de man achterhoudt in Azerbeidzjan. Zij staat daarbij het contact tussen [minderjarige01] en de man slechts sporadisch toe. Daarnaast heeft de man onweersproken naar voren gebracht dat het visum van [minderjarige01] is verlopen en dat hij is niet ingeschreven in Azerbeidzjan, dat hij daar niet naar school gaat en dat het zowel fysiek als mentaal niet goed met hem gaat. De rechtbank acht het dan ook in het belang van [minderjarige01] dat hij voorlopig in het kader van de lopende echtscheidingsprocedure aan de man wordt toevertrouwd. De vrouw zal [minderjarige01] in dat verband aan de man moeten afgeven. De rechtbank zal aldus bepalen.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2017 te [geboorteplaats01] , aan de man wordt toevertrouwd en beveelt dat [minderjarige01] aan de man wordt afgegeven;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
*
wijst af het meer of anders verzochte;
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. M. Meijer als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 september 2023.