ECLI:NL:RBDHA:2023:17655

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
NL23.33745
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van kennelijke ongegrondheid en beoordeling van nationaliteitseisen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 17 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt zowel Algerijnse als Libische nationaliteit te hebben, heeft op 28 september 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 24 oktober 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep samen met een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 15 november 2023.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser heeft geen overtuigende bewijsstukken over zijn Libische nationaliteit overgelegd en zijn verklaringen over zijn verblijf in Libië zijn niet geloofwaardig. De staatssecretaris heeft vastgesteld dat er geen reëel risico op vervolging of ernstige schade bestaat bij terugkeer naar Algerije. De rechtbank oordeelt dat de procedure zorgvuldig is verlopen en dat er geen schending van het zorgvuldigheids- of gelijkheidsbeginsel heeft plaatsgevonden. Eiser's beroepsgronden worden verworpen, en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond, zonder vergoeding van proceskosten.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen een week na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33745

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. M. Verzijden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Algerijnse en Libische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 28 september 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 24 oktober 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep [1] , op 15 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit terecht en op goede gronden genomen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij is uit Algerije vertrokken omdat hij geen woning meer had waarin hij kon leven. De wachttijden voor woningen zijn lang en de economische situatie is slecht. De politiek is corrupt en helpt eiser niet bij het vinden van een woning.
Het bestreden besluit
5. De staatssecretaris volgt eiser niet in zijn stelling in de zienswijze dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid. Ondanks dat eisers procedure versneld is, heeft hij een rust- en voorbereidingstermijn gehad, heeft hij een afspraak gehad bij MediFirst voor een medisch advies en heeft hij een afspraak gehad met zijn advocaat ter voorbereiding op de procedure.
5.1.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Algerijnse identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Libische identiteit, nationaliteit en herkomst.
De staatssecretaris acht relevant element 1 geloofwaardig. Aan relevant element 2 hecht de staatssecretaris om de volgende redenen geen geloof. Eiser heeft geen documenten over zijn Libische nationaliteit overgelegd. Daarnaast spreekt hij geen Libisch-Arabisch. Ook geeft eiser zelf aan vrijwel niets te kunnen vertellen over het land en de geografie, terwijl hij verklaart dat hij daar tot de leeftijd van negen jaar heeft gewoond en sindsdien regelmatig voor enkele maanden is terug geweest. Verder is het volgens de Libische wetgeving niet mogelijk een dubbele nationaliteit te hebben.
5.2.
Over het geloofwaardig geachte relevante element 1 stelt de staatssecretaris zich op het standpunt dat uit eisers verklaringen niet blijkt dat hij bij terugkeer naar Algerije te vrezen heeft voor vervolging op grond van het Vluchtelingenverdrag of dat zijn terugkeer naar Algerije leidt tot een reëel risico op ernstige schade.
5.3.
De staatssecretaris concludeert dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is op grond van artikel 30b, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet, omdat eiser alleen aangelegenheden heeft genoemd die niet relevant zijn bij de vraag of hij recht heeft op een vergunning zoals bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet.
5.4.
De staatssecretaris acht de asielaanvraag ook kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft de staatssecretaris misleid over zijn identiteit en nationaliteit. De identiteit en nationaliteit die eiser in Nederland en Zwitserland heeft opgegeven komen niet overeen. Eiser geeft nu aan dat de geboortedatum verkeerd is geregistreerd in Zwitserland en dat hij zowel de Algerijnse als de Libische nationaliteit heeft. Eiser heeft zijn Libische nationaliteit echter niet aannemelijk gemaakt.
Beroepsgronden
6. Eiser verzoekt zijn zienswijze als integraal onderdeel van het beroep te beschouwen.
6.1.
De staatssecretaris is in het bestreden besluit ten onrechte niet ingegaan op het gestelde in de zienswijze dat niet valt in te zien dat en waarom eisers asielaanvraag versneld is afgehandeld. Gelet op de rusttermijnen die normaliter worden ingebouwd blijft onduidelijk waarom de staatssecretaris op deze wijze heeft geacteerd. Dit klemt temeer daar hiermee niet alleen het zorgvuldigheidsbeginsel (zoals in de zienswijze is gesteld) maar ook het gelijkheidsbeginsel in het geding is. Eiser vindt dat de staatssecretaris “het huiswerk” opnieuw moet doen.
Overwegingen van de rechtbank
7. Voor zover eiser enkel heeft verwezen naar zijn zienswijze zonder daarbij aan te geven in hoeverre de reactie van de staatssecretaris daarop in het bestreden besluit naar zijn mening onvoldoende is, is geen sprake van een gemotiveerde betwisting van het bestreden besluit. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
7.1.
Voor zover eiser heeft gesteld dat er sprake is van een versnelde procedure, zonder dat duidelijk is om welke reden, overweegt de rechtbank dat de gemachtigde van de staatssecretaris ter zitting heeft verklaard dat eisers asielaanvraag is behandeld in de AA-procedure met toepassing van de daarbij geldende termijnen. De staatssecretaris heeft daarbij toegelicht dat een asielaanvraag in de VA-procedure wordt behandeld als nader onderzoek nodig is, maar dat daarvoor in de zaak van eiser geen aanleiding is. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn beroepsgrond niet nader heeft onderbouwd. Van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel of het gelijkheidsbeginsel in verband met de procedure is de rechtbank niet gebleken en evenmin is dit nader onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaak NL23.37446