ECLI:NL:RBDHA:2023:17654

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 januari 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
C/09/939397/KG RK 22-1462
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen de kantonrechter in een arbeidsovereenkomst zaak

Op 2 januari 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Het verzoek was gericht tegen mr. D. Nobel, de kantonrechter in een arbeidsovereenkomst zaak tussen verzoeker en TotalEnergies EP Nederland. Verzoeker stelde dat de kantonrechter vooringenomen was, onder andere omdat zijn verzoek om aanhouding van de hoofdzaak was afgewezen en omdat de kantonrechter mediation had voorgesteld, terwijl verzoeker ziek was. De wrakingskamer oordeelde dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek een procedurele beslissing was en geen grond voor wraking kon vormen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om aan te nemen dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding is. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de kantonrechter. Ook de aanvullende wrakingsgrond, dat de kantonrechter het proces-verbaal niet had mogen ondertekenen, werd als te laat ingediend beschouwd. De wrakingskamer besloot dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/92
zaak- /rekestnummer: C/09/639397 / KG RK 22-1462
Beslissing van 2 januari 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
gemachtigde [gemachtigde 1]
strekkende tot de wraking van
mr. D. Nobel,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de hoofdzaak op 29 november 2022;
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 30 november 2022;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 16 december 2022;
- de aanvulling van het wrakingsverzoek van 18 december 2022.
1.2.
Op 19 december 2022 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij is de gemachtigde verschenen. De kantonrechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.
Als toehoorder zijn verschenen: de gemachtigde van verzoeker in de hoofdzaak, [gemachtigde 2] en [gemachtigde 3] , de gemachtigde van de wederpartij in de hoofdzaak.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met nummer 10159666 RP VERZ 22-50492 tussen verzoeker en de besloten vennootschap TotalEnergies EP Nederland, waarin het gaat om de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De mondelinge behandeling van de hoofdzaak heeft plaatsgevonden op 29 november 2022. Verzoeker heeft voorafgaand en op de zitting verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak. Dit verzoek heeft de kantonrechter afgewezen. De kantonrechter heeft de zaak inhoudelijk behandeld en heeft bepaald dat de beschikking binnen vier in plaats van twee weken zal volgen om partijen de gelegenheid te geven een minnelijke regeling te onderzoeken.
2.2.
Verzoeker heeft, zoals blijkt uit het schriftelijke wrakingsverzoek en nader is toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. De omstandigheid dat de kantonrechter mediation aan partijen heeft voorgesteld, getuigt volgens verzoeker van vooringenomenheid. De kantonrechter wist immers dat verzoeker ziek was en dat onduidelijk is hoe lang dit zal duren. Verder voert verzoeker aan dat de kantonrechter het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden, omdat verzoeker niet de gelegenheid heeft gehad om het verzoekschrift van de wederpartij met zijn advocaat te bespreken. Hiermee heeft de kantonrechter ook geen uitvoering gegeven aan haar onderzoeksplicht. Tot slot heeft verzoeker naar aanleiding van het schriftelijke verweer van de kantonrechter als aanvullende wrakingsgrond naar voren gebracht dat de kantonrechter het proces-verbaal op 7 december 2022 niet mocht ondertekenen en de inhoud van het proces-verbaal niet in haar verweer mocht gebruiken, omdat zij toen al gewraakt was.
2.3.
De kantonrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek van 30 november 2022 gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Voor zover het wrakingsverzoek berust op de stelling dat het verzoek om aanhouding ten onrechte is afgewezen, treft dit verzoek geen doel. Het gaat hier immers om een procedurele beslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een procedurele beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van een procedurele beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek, dat is gebaseerd op een procedurele beslissing van de rechter, in beginsel niet toewijsbaar is. Dit zou alleen anders kunnen zijn als de (motivering van de) beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Hiervan is volgens de wrakingskamer geen sprake. Hierbij vindt de wrakingskamer van belang dat de gemachtigde van verzoeker in de hoofdzaak namens verzoeker op de zitting het standpunt van verzoeker heeft toegelicht. Er is daarom ook geen sprake van een schending van het beginsel van hoor en wederhoor.
3.3.
Ook het bepalen van de datum voor een beschikking op 19 december 2022 (om partijen de gelegenheid te geven om tot een minnelijke oplossing te komen) is een procedurele beslissing van de rechter. De stelling van verzoeker dat hij te ziek is om met de wederpartij te onderhandelen en dat de gegeven termijn te kort is om tot een minnelijke regeling te kunnen komen, geeft geen aanknopingspunt voor de conclusie dat de motivering van de rechter alleen opgevat kan worden als blijk van vooringenomenheid.
3.4.
De aanvulling van het wrakingsverzoek van 18 december 2022 is te laat ingediend en wordt daarom buiten beschouwing gelaten. Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling is op 7 december 2022 verzonden en is, zoals de gemachtigde van verzoeker op de wrakingszitting heeft toegelicht, enkele dagen later ontvangen. Deze wrakingsgrond had daarom eerder naar voren gebracht moeten worden. Ten overvloede merkt de wrakingskamer op dat onduidelijk is waarom uit de ondertekening van het proces-verbaal na de indiening van het wrakingsverzoek op 30 november 2022 zou volgen dat de kantonrechter vooringenomen is. Daarbij is van belang dat de gemachtigde van verzoeker op de wrakingszitting heeft gesteld dat in het proces-verbaal inhoudelijk juist is weergegeven wat tijdens de mondelinge behandeling op 29 november 2022 is besproken.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1. vermelde procedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn gemachtigde;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de kantonrechter;
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, J. Brandt en S.E. Postema, in tegenwoordigheid van de griffier J.C. de Grauw en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.