ECLI:NL:RBDHA:2023:17650

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
C/09/654905/KG RK 23-1279
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens onvoldoende onderbouwing van partijdigheid rechter

Op 11 oktober 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking van rechter mr. D.M. Drok afgewezen. Het verzoekers, vertegenwoordigd door een gemachtigde, voerden aan dat de rechter partijdig was omdat zij pas na de zitting processtukken hadden ontvangen. De wrakingskamer oordeelde dat verzoekers onvoldoende bijzondere omstandigheden hadden aangedragen die een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid konden opleveren. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er alleen bij bijzondere omstandigheden aanleiding is om aan deze onpartijdigheid te twijfelen. De verzoekers hadden niet aangetoond dat de rechter vooringenomen was of dat er objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling van het verzoek. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/100
zaak- /rekestnummer: C/09/654905 / KG RK 23-1279
Beslissing van 11 oktober 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekers] ,
hierna te noemen: verzoekers,
gemachtigde: [gemachtigde] .
strekkende tot de wraking van
mr. D.M. Drok,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 12 september 2023;
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 15 september 2023;
- de brief van 28 september 2023 van de gemachtigde van verzoekers, met als bijlage de verbeterde versie van het wrakingsverzoek van 15 september 2023.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR 22/7706 tussen verzoekers en de inspecteur van de Belastingdienst.
2.2.
Het wrakingsverzoek, althans de verbeterde versie daarvan, heeft de volgende inhoud:
“Hierbij wraak ik de rechter, die belast was met de mondelinge behandeling.
Op 14 september ll. ontvang ik een schrijven d.d. 12 september ll. met de processtukken van de zaak met bovengenoemd procedurenummer.
De rechter moet bekend zijn geweest met deze stukken en had tijdens de zitting dit aan mij, als belanghebbende, moeten voorleggen hoe nu verder bijvoorbeeld om de zaak aan te houden. Het is een gotspe dat stukken pas nadat de zaak op zitting is geweest aan een partij
worden doen toegekomen.
De rechter heeft meermalen verzocht het beroep in te trekken. Op dit moment is niet geheel duidelijk of het beroep door mij op zitting is ingetrokken. Bij deze verklaar ik de eventuele op zitting gedane mondelinge intrekking nietig. Daar overduidelijk sprake is van
misleiding is dit legitiem.
Ik verzoek U dit wrakingsverzoek op zitting te behandelen.”
3. De beoordeling
3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond is en zal het verzoek daarom afwijzen. Verzoekers hebben onvoldoende geconcretiseerd welke bijzondere omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid van de rechter.
Voor zover verzoekers menen dat de rechter niet onpartijdig is omdat hen pas na de zitting stukken zijn toegestuurd, terwijl de rechter op de zitting met deze stukken bekend moet zijn geweest en deze had moeten voorleggen aan de gemachtigde van verzoekers, overweegt de wrakingskamer dat hieruit op geen enkele wijze enige vorm van partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter kan worden afgeleid. Een onderbouwing van dit standpunt is verder ook niet gegeven. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt inderdaad dat de rechter, na de mededeling dat verzoekers geen procedure en geen proceskostenveroordeling wensen, aan (de gemachtigde van) verzoekers heeft gevraagd of zij het beroep willen intrekken, maar hieruit kan, zonder nadere onderbouwing, op geen enkele wijze enige vorm van partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter worden afgeleid.
3.3.
De gemachtigde van verzoekers heeft verzocht het wrakingsverzoek op zitting te behandelen. Nu het wrakingsverzoek is daarom kennelijk ongegrond wordt verklaard, bestaat voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het wrakingsverzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoekers p/a hun gemachtigde;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, A.M.A. Keulen en R.G.C. Veneman in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.