ECLI:NL:RBDHA:2023:17615

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
09/272838-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenzaak met meerdere slachtoffers en kinderporno; verdachte veroordeeld tot gevangenisstraf en TBS

Op 17 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zedenzaak waarbij de verdachte, geboren in 1986, is veroordeeld voor het seksueel misbruik van drie minderjarige slachtoffers, variërend in leeftijd van 1 tot 3 jaar. De verdachte heeft samen met een medeverdachte handelingen van seksuele aard verricht, waaronder het seksueel binnendringen van de slachtoffers, die aan hun zorg waren toevertrouwd. Daarnaast is de verdachte veroordeeld voor het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno, waarbij hij en zijn medeverdachte beelden hebben gemaakt van het gepleegde misbruik. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar, met aftrek van voorarrest, en tot terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de rol van de verdachte in het misbruik benadrukt. De verdachte heeft blijk gegeven van een pedofiele stoornis en er is een hoog recidiverisico vastgesteld. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen behandeld en schadevergoeding toegewezen voor de geleden immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/272838-22
Datum uitspraak: 17 november 2023
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1986 [geboorteplaats] ,
[adres] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 17 februari 2023, 5 april 2023, 3 juli 2023 en 29 september 2023 (alle pro forma), 26 oktober 2023 (inhoudelijke behandeling) en 3 november 2023 (sluiting onderzoek ter terechtzitting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.M. Kampen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. H.H.R. Bruggeman naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, die is gewijzigd op de terechtzitting van 17 februari 2023. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd houdt de tenlastelegging in dat de verdachte
  • feit 1: samen met medeverdachte bij een minderjarige, [naam] (hierna ook: slachtoffer 1), die toen jonger dan twaalf jaar was en aan de zorg van zijn medeverdachte toevertrouwd, handelingen van seksuele aard en/of strekking heeft verricht, waaronder het seksueel binnendringen van haar lichaam, in de periode van 12 februari 2022 tot en met 27 augustus 2022 in Nederland;
  • feit 2: samen met medeverdachte bij een minderjarige [naam] , (hierna ook: slachtoffer 2), die toen jonger dan twaalf jaar was, handelingen van seksuele aard en/of strekking heeft verricht, waaronder het seksueel binnendringen van haar lichaam, in de periode van 28 juni 2022 tot en met 29 juni 2022 te Leiden;
  • feit 3: bij een minderjarige, [naam] , (hierna ook: slachtoffer 3) die toen jonger dan twaalf jaar was en die aan zijn zorg was toevertrouwd, handelingen van seksuele aard en/of strekking heeft verricht, waaronder het seksueel binnendringen van haar lichaam, op 24 februari 2019 in Nederland;
  • feit 4: samen met medeverdachte afbeeldingen en gegevensdragers met daarop seksuele gedragingen waarbij minderjarigen, onder wie de slachtoffers 1, 2 en 3 en nog een minderjarige [naam] (hierna ook: slachtoffer 4) alsook onbekend gebleven personen, waren betrokken onder meer heeft verspreid, vervaardigd, verworven en in bezit gehad, en van het plegen hiervan een gewoonte heeft gemaakt. Dit in de periode van 2 februari 2018 tot en met 14 november 2022 in Nederland.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde, met dien verstande dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde laten aanraken/vastpakken van een penis.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen, met uitzondering van
- het de verdachte in feit 1 verweten (mede)plegen van het eerste contactmoment met slachtoffer 1. Zij voert hiertoe aan dat de verdachte daar toen niet in persoon aanwezig was en ook niet wist van het oppassen door de medeverdachte en haar plannen aldaar.
Aldus kan ook niet de gehele onder 1 ten laste gelegde periode worden bewezen. De verdachte is immers slechts op één moment, namelijk op de boot, betrokken geweest.
- het de verdachte partieel in feit 2 verweten klaarkomen en het laten aanraken van zijn penis.
Van deze onderdelen van het onder 1 en 2 ten laste gelegde dient de verdachte dan ook volgens de raadsvrouw te worden vrijgesproken.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De rechtbank zal voor de feiten 1, 2, 3 en 4 volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, voor zover dit de bewezen verklaarde feiten betreft die de verdachte heeft bekend en waarover hij daarna niet anders heeft verklaard, en ten aanzien waarvan de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit. Op de bepleite vrijspraak ter zake van feit 1 van het eerste incident en de periode zal de rechtbank afzonderlijk ingaan.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 26 oktober 2023;
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4
2. Het proces-verbaal van bevindingen ‘uitwerking verhoren [medeverdachte] door audio-specialistenverhoor’, opgemaakt op 6 februari 2023 (p. 920-1052);
Ten aanzien van de feiten 1 en 4
3. Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] , opgemaakt op 18 november 2022 (p. 529-537);
4. Het proces-verbaal van bevindingen ‘ [bestand] ’, opgemaakt op 9 november 2022 (p. 564-567);
5. Het proces-verbaal van bevindingen ‘ [bestand] ’, opgemaakt op 11 januari 2023 (p. 571-575);
6. Het proces-verbaal van bevindingen ‘aantreffen foto van het slachtoffer [naam] op de boot’, opgemaakt op 19 januari 2023 (p. 585-592);
Ten aanzien van de feiten 2 en 4
7. Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] , opgemaakt op 27 januari 2023 (p. 596-603);
8. Het proces-verbaal van bevindingen ‘aantreffen afbeeldingen slachtoffer [naam] ’, opgemaakt op 10 januari 2023 (p. 607-614);
9. Het proces-verbaal van bevindingen ‘Whatsapp gesprek - [bestand] ’, opgemaakt op 15 december 2022 (p. 620-624);
10. Het proces-verbaal van bevindingen ‘ [bestand] ’, opgemaakt op 11 januari 2023 (p. 666-669);
Ten aanzien van de feiten 3 en 4
11. Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] , opgemaakt op 26 januari 2023 (p. 675-690);
12. Het proces-verbaal van bevindingen ‘ [bestand] ’, opgemaakt op 21 december 2022 (p. 707-713);
Ten aanzien van feit 4 voorts
13. Het proces-verbaal van bevindingen ‘ [bestand] , opgemaakt op 25 januari 2023 (p. 780-789);
14. Het proces-verbaal van bevindingen ‘ [bestand] , opgemaakt op 9 februari 2023 (p. 1382-1384);
Bewijsoverwegingen ter zake van feit 1
De rechtbank overweegt als volgt naar aanleiding van de door de raadsvrouw bepleitte partiele vrijspraak ter zake van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van het eerste (op beeld vastgelegde) misbruik van slachtoffer 1 op 12 februari 2022 en daarmee ter zake van de periode van het ten laste gelegde feit.
Zij stelt allereerst op grond van de bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang beschouwd - het navolgende vast.
De verdachte en de medeverdachte hebben al op 11 mei 2021 gesproken over de behoefte van de verdachte aan jonge meisjes en over de ontvankelijkheid van de medeverdachte daarvoor. Dit naar aanleiding van een door de verdachte gemaakt filmpje van seksueel misbruik door hem van slachtoffer 3, dat toen ook door de medeverdachte bekeken is. [2]
Korte tijd later, op 27 mei 2021, informeert de medeverdachte de verdachte over haar oppaswerkzaamheden: ‘
Wat ik je vergeet te vertellen dat ik misschien 2 oppasadresjes heb'. [3] Op een telefoon van de medeverdachte is een oppasapp geïnstalleerd en via die app is later, in januari 2022, contact gezocht met de moeder van slachtoffer 1 dat vervolgens op 12 februari 2022 is misbruikt, welk misbruik de medeverdachte met een telefoon heeft gefilmd. Zij stuurt via whapp om 09.30 uur aan de verdachte het bericht: ‘
Filmpje komt eraan geilbak van me’.Uit het dossier blijkt dat te zien is dat de medeverdachte de misbruikvideo stuurt. De verdachte reageert om 09.31 uur direct, waarna de medeverdachte bericht ‘
Hij duurt alleen 4 min’en
‘Dus duurt ff’.Om 09:36u meldt zij ‘
lastig wel alleen’, met achter die tekst een emoticon. Om 09.40u reageert de verdachte met een foto van zijn stijve penis, terwijl hij op bed ligt in de woning van medeverdachte en zijn penis met zijn linkerhand vasthoudt. [4]
De rechtbank concludeert dat de verdachte – anders dan hij heeft verklaard – niet alleen op de hoogte was van het (geplande) misbruik, maar ook in afwachting was van een filmpje daarvan. Na ontvangst van het filmpje heeft hij het direct bekeken, is hij opgewonden geraakt, hetgeen hij heeft vastgelegd op een foto die hij vrijwel onmiddellijk daarop met de medeverdachte heeft gedeeld.
Dat de medeverdachte dit deed in overleg met en voor de verdachte volgt verder ook uit een Whatsapp audiogesprek van 23 juni 2022 waarin zij – tijdens een ruzie – de verdachte laat weten ‘
En vervolgens regel ik alles voor je, oppasmeisjes, chickies, alles. Je mag filmpjes kijken van meisjes, je mag alles doen wat je wilt’. [5]
Onder deze omstandigheden hebben de verdachten naar het oordeel van de rechtbank bij het misbruik op 12 februari 2022 zodanig nauw en bewust samengewerkt dat sprake is van medeplegen van dit feit. De omstandigheid dat de verdachte toen fysiek niet zelf ter plaatse was, doet hier niet aan af. De rechtbank acht dan ook met betrekking tot het misbruik van slachtoffer 1 de ten laste gelegde periode vanaf 12 februari 2023 wettig en overtuigend bewezen.
Partiele vrijspraak inzake feit 2
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde laten aanraken/vastpakken van een penis heeft begaan en zal de verdachte van dit onderdeel van het hem ten laste gelegde vrijspreken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode van 12 februari 2022 tot en met 27 augustus 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met [naam] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt en die aan de zorg of waakzaamheid van zijn mededader was toevertrouwd, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [naam] , te weten het meermalen telkens
- betasten van de billen en de anus en de schaamlippen en de clitoris en de vagina van [naam] ,
- brengen en heen en weer bewegen van vingers tussen de schaamlippen van [naam] en
- brengen van een tong tussen de schaamlippen van [naam] ;
2.
hij in de periode van 28 juni 2022 tot en met 29 juni 2022 te Leiden, tezamen en in vereniging met een ander, met [naam] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [naam] , te weten het meermalen telkens
- wrijven met een penis over de vagina van [naam] ,
- duwen/brengen van een penis tussen/tegen de schaamlippen van [naam] ,
- proberen te brengen van een penis in de vagina van [naam] ,
- brengen van een vinger bij/op/in de vagina van [naam] ,
- brengen van een tong tussen de schaamlippen, althans over de vagina van [naam] ,
- klaarkomen over de vagina, althans het lichaam van [naam] ;
3.
hij op 24 februari 2019 in Nederland, met [naam] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt en die aan de zorg of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [naam] , te weten het meermalen
- met de vingers spreiden van de schaamlippen van [naam] ,
- brengen van en/of maken van ronddraaiende bewegingen met zijn vinger(s) tussen de
schaamlippen van [naam] ,
- brengen van zijn tong in de vagina en tussen de schaamlippen van [naam] ,
- brengen van zijn penis tegen de billen van [naam] ,
- brengen van zijn penis tussen/tegen de schaamlippen van [naam]
- slaan met zijn penis tegen de vagina van [naam] en
- zich aftrekken boven het lichaam van [naam] waarna hij, verdachte, klaarkomt over de
vagina, althans het lichaam van [naam] ;
4.
hij in de periode van 2 februari 2018 tot en met
9november 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, althans eenmaal, telkens afbeeldingen, - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen, te weten
- meerdere afbeeldingen te weten foto’s en video's en
- meerdere gegevensdragers te weten telefoon(s) en laptop(s) en USB stick(s) bevattende afbeeldingen en/of video's van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten
  • [naam] , geboren op [geboortedatum] ,
  • [naam] , geboren op [geboortedatum] ,
  • [naam] , geboren op [geboortedatum] ,
  • [naam] , geboren op [geboortedatum] en
  • een of meer andere onbekend gebleven perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd
van achttien jaar nog niet hadden bereikt,
is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft vervaardigd
enin bezit gehad,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een tong en/of penis en/of vinger(s) en/of een voorwerp oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
en
het met de/een tong en/of penis en/of vinger(s) en/of een voorwerp oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het met de/een tong en/of penis en/of vinger(s) en/of een voorwerp betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
en
het met de/een tong en/of penis en/of vinger(s) en/of een voorwerp betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het door een dier oraal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
en
het door een dier likken, betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of
de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt likken, in
de mond nemen, betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een dier
en
een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en
waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten
van zijn/haar kleding ontdoet
en
(waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van
kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's /film(s) nadrukkelijk het
(ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht
worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling;
en
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of lichaam van [naam] en/of een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van [naam] en/of
een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en tot het opleggen van de maatregel ter beschikking stelling (hierna: TBS / TBS-maatregel) met dwangverpleging.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om de verdachte een lagere gevangenisstraf op te leggen, nu de door de officier van justitie aangehaalde jurisprudentie wat betreft de lange duur van het misbruik, de stelselmatigheid en het extreme geweld, niet vergelijkbaar is met de onderhavige feiten. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht meer aan te sluiten bij de ten aanzien van de medeverdachte geëiste gevangenisstraf van 6 jaren.
Voorts heeft de raadsvrouw bepleit om de TBS-maatregel met voorwaarden op te leggen.
De raadsvrouw heeft in de kern gewezen op de belaste jeugd van de verdachte, de eerdere veroordeling in 2015 waarmee hij nadien door instanties steeds is geconfronteerd hetgeen dan weer leidde tot toename van drugsgebruik, de negatieve invloed van de omgang met de medeverdachte, de eerdere behandelingen bij De Waag op vrijwillige basis, zijn ziektebesef en intrinsieke motivatie voor behandeling en zijn bereidheid om opnieuw een behandeling te ondergaan in de vorm van TBS met voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft - samen met zijn medeverdachte en alleen - drie zeer jonge meisjes in de leeftijd van tussen de 1 en 3 jaar seksueel misbruikt en met betrekking tot deze meisjes kinderporno vervaardigd en in zijn bezit gehad.
De rechtbank stelt voorop dat slachtoffer 1 aan de zorg van de medeverdachte als oppasmoeder was toevertrouwd en dat het misbruik plaatsvond tijdens het oppassen in de slaapkamer van het slachtoffertje. Slachtoffer 2 [tekst] , die hij en de medeverdachte hebben misbruikt toen het slachtoffertje en haar moeder bij de medeverdachte aan het logeren waren. Verdachte en de medeverdachte hebben toen de moeder gedrogeerd, zodat zij er niets van zou merken. Slachtoffer 3 was aan de zorg van de verdachte toevertrouwd toen haar moeder, [tekst] , haar dochtertje korte tijd aan zijn zorg toevertrouwde. Slachtoffer 4 [tekst] verbleef regelmatig in zijn woning. De verdachte heeft ten aanzien van haar in wezen gebruik gemaakt van de gelegenheid dat zij zich in zijn nabijheid bevond.
De verdachte en de medeverdachte hebben van het seksueel misbruik van de eerste drie slachtoffertjes kinderpornografisch materiaal geproduceerd en in hun bezit gehad, de verdachte heeft dat ook gedaan wat betreft slachtoffer 4.
De relatie tussen de verdachte en/of de medeverdachte en de slachtoffers en ook hun ouders was steeds gebaseerd op vertrouwen, waarbij de ouders hun kinderen veilig waanden onder de zorg en/of waakzaamheid, dan wel in de nabijheid van de verdachte en/of de medeverdachte. De omstandigheid dat het seksueel misbruik van de slachtoffers heeft plaatsgevonden juist in het kader van die relatie draagt bij aan de ernst van de feiten. Wat betreft de feiten 1 en 3 is die omstandigheid wettelijk als strafverzwarend in de strafmaat verdisconteerd. Wat betreft de feiten 2 en 4 weegt de rechtbank die omstandigheid gezien de ernst van die feiten feitelijk als strafverzwarend mee.
Uit het strafdossier komt verder naar voren dat de keuze van de verdachte en de medeverdachte voor kinderen van deze zeer jonge leeftijd mede werd ingegeven door de idee dat het seksueel misbruik niet zou worden ontdekt. Ter zitting is pijnlijk duidelijk geworden dat de verdachte, onder het adagium ‘wat niet weet, dat niet deert’, de opvatting heeft dat het beter zou zijn geweest als zijn gedragingen niet aan het licht zouden zijn gekomen. De verdachte was zich zeer wel bewust van het ontoelaatbare van zijn handelen. Hij heeft stelselmatig belastende gegevens van zijn telefoons en andere gegevensdragers gewist en heeft ook de medeverdachte opgedragen haar telefoons en andere gegevensdragers te ontdoen van belastend materiaal. Sterker, het risico dat de medeverdachte op haar telefoon apps zou installeren, was voor hem aanleiding om met haar de aparte harddisk met bewaard pornografisch materiaal waarover hij beschikte te delen.
De rechtbank betrekt ook bij haar oordeel over de op te leggen straf dat de verdachte blijkens het strafdossier, vergeleken met de medeverdachte, een essentiële, aansturende en bepalende rol heeft gehad in het seksueel misbruik. Alle dossierinformatie duidt erop dat de verdachte zich heeft laten leiden door zijn pedofiele geaardheid en dat hij de medeverdachte, hoewel zij afstand had kunnen en moeten nemen, daarin heeft meegezogen.
Het seksueel misbruik is aan het licht gekomen door een melding van de medeverdachte bij Veilig Thuis, nadat dat de verdachte en medeverdachte ruzie met elkaar hadden gekregen, onder meer over de omgang met hun gezamenlijke kind. Daarna hebben zij allebei in hun verklaringen de schuld van het seksueel misbruik bij de ander gelegd en hun eigen aandeel zo klein mogelijk proberen te houden.
De rechtbank acht het aannemelijk dat als de ruzie de medeverdachte niet had gebracht tot de melding bij Veilig Thuis, het seksueel misbruik zou zijn doorgegaan. Niet alleen bij slachtoffertje 2, die door de medeverdachte in een appgesprek met de verdachte werd bestempeld als een ‘project’, maar ook bij andere jonge slachtoffers.
De verdachte heeft zich op geen enkel moment rekenschap gegeven van de (mogelijke) gevolgen van het seksueel misbruik ook voor de kinderen op latere leeftijd. De verdachte heeft blijkens zijn verklaringen ter zitting de overtuiging dat de slachtoffertjes, gelet op hun zeer jonge leeftijd, zich het seksueel misbruik niet zullen herinneren en ziet op basis van zijn eigen gestelde misbruikverleden niet in, zoals hij ook aan de deskundige heeft laten weten, dat dergelijk misbruik zeer jonge kinderen op enige wijze zou kunnen schaden.
De verdachte heeft aldus ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de nog zeer jonge slachtoffers. De verdachte en medeverdachte hebben hun welzijn volledig ondergeschikt gemaakt aan hun eigen seksuele behoeften, ook op momenten waarop het voor hen duidelijk moet zijn geweest dat de slachtoffertjes onder het misbruik leden, bijvoorbeeld omdat zij gingen huilen. Het is algemeen bekend dat seksueel misbruik gedurende lange tijd aanzienlijke psychische schade tot gevolg kan hebben, zowel voor de kinderen zelf als voor hun (groot/pleeg)ouders. Dat de verdachte en de medeverdachte met hun gedrag ook daadwerkelijk schade hebben berokkend, is gebleken uit de ter zitting door of namens de (groot- en pleeg)ouders afgelegde (schriftelijke namens hen of mondeling zelf uitgesproken) verklaringen. Zij hebben indringend overgebracht hoeveel pijn en verdriet hen is aangedaan, hoezeer zij leven in grote angst en onzekerheid over de gevolgen van het misbruik en daarmee over de toekomst van hun kinderen. Zij hebben ook compassie getoond voor elkaars verdriet.
De verdachte was, naast de kinderpornografische video’s/afbeeldingen van de slachtoffers die zijn vervaardigd tijdens het seksueel misbruik, ook in het bezit van een hoeveelheid ander kinderpornografisch materiaal. Het gaat daarbij om afbeeldingen en video’s waarop vergaande seksuele (misbruik)handelingen zichtbaar zijn, waarbij onder meer sprake is van geweld tegen minderjarigen en seksuele handelingen die door minderjarigen met dieren worden verricht. Ook het in bezit hebben hiervan levert een ernstig strafbaar feit op, met name omdat bij de vervaardiging van kinderporno kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. De verdachte is hier ook mede verantwoordelijk voor te houden want met het verzamelen van kinderporno heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van de vraag naar dergelijk strafbaar materiaal. Ook hiervoor geldt dat algemeen bekend is dat deze kinderen ten gevolge hiervan dikwijls psychische schade oplopen, die gedurende lange tijd diepe sporen nalaat. Ook kunnen zij nog geruime tijd achtervolgd worden door de gevolgen van de productie van de beelden vanwege de digitale verspreiding ervan. In de praktijk is namelijk gebleken dat het vrijwel onmogelijk is om een afbeelding die eenmaal op internet is aangetroffen blijvend ervan te verwijderen. Deze kan nog jarenlang opduiken. De rechtbank acht het ernstig verwijtbaar dat de verdachte hieraan, ook als consument, een bijdrage heeft geleverd.
Ten slotte merkt de rechtbank op, opnieuw als feit van algemene bekendheid, dat dit soort delicten gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij veroorzaakt, in het bijzonder bij ouders van jonge kinderen.
Het gedrag van de verdachte dient daarom streng te worden bestraft.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 4 september 2023. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij eerder, in 2015, ter zake van (kort gezegd) het gewoonte maken van het vervaardigen van kinderporno is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia rapportages van [deskundige] psychiater, en van [deskundige] , klinisch psycholoog, beiden van 11 juli 2023, welke rapporten in grote mate overeenkomen. Beiden hebben geconcludeerd dat er bij de verdachte sprake is van een pedofiele stoornis, een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, paranoïde en borderline persoonlijkheidskenmerken en een stoornis in het gebruik van cannabis en alcohol van ongespecificeerde ernst die momenteel in detentie in gedwongen remissie is gegaan. Volgens de psycholoog was daarnaast sprake van een emotiegerichte, vermijdende én seksuele coping en van problemen verband houdend met justitiële maatregelen.
De stoornissen waren volgens de deskundigen aanwezig ten tijde van de bewezen verklaarde feiten en de gedragskeuzes van de verdachte zijn hierdoor beïnvloed. Zij adviseren om het feit de verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
De deskundigen schatten zonder aanvullende interventies het risico op recidive hoog in.
Gezien de complexe problematiek van een pedofiele stoornis, de persoonlijkheidsproblematiek, het gebrekkige ziektebesef, de gebrekkige wens tot gedragsverandering en de pogingen om het delictgedrag verborgen te houden, wordt een klinische behandeling op een hoog beveiligingsniveau met een intensief forensisch toezicht (een FPC) noodzakelijk geacht teneinde het recidiverisico met voldoende zekerheid te verminderen.
Een ambulante behandeling dan wel een TBS met voorwaarden zijn volgens de deskundigen niet afdoende, te minder gezien de meerdere vergeefse pogingen hiertoe in het verleden. De psycholoog vermeldt in dit kader dat ambulante behandeling in het verleden weinig tot geen effect gehad, omdat de verdachte gedurende, of vrijwel direct na afloop (begin 2020) van een eerder behandeltraject bij de Waag is gerecidiveerd. Het lijkt hem dan ook meer dan waarschijnlijk dat dat - zonder een meer intensieve vorm van klinische hulpverlening - weer gebeurt. De psychiater beschrijft voorts dat er bij de verdachte veel weerstand is tegen behandeling en tegen het spreken over zijn (seksuele) gevoelens. Dit bleek tijdens het eerdere pro Justitia onderzoek van de psycholoog, meerdere pogingen tot behandeling bij De Waag, maar komt ook naar voren uit het huidige onderzoek. Eerder heeft de verdachte zowel de Pro Justitia onderzoeker als de ambulante behandelaren bij De Waag om de tuin geleid door te ontkennen dat er seksuele gevoelens voor kinderen zijn.
Volgens de deskundigen kan, indien de behandeling bij de verdachte aanslaat, worden afgebouwd naar een lager beveiligingsniveau, maar de verwachting is wel dat er, ook na de aanvankelijke klinische behandeling, gedurende langere tijd veel toezicht nodig zal zijn om tot duurzame gedragsverandering en bescherming van de maatschappij te komen.
Geadviseerd wordt vanwege het hoge recidiverisico, het gebrekkige ziektebesef en de noodzaak van een voldoende stevig toezicht om de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op te leggen.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 14 september 2023, opgemaakt door [naam] , waaruit volgt dat de reclassering het recidiverisico eveneens als hoog inschat. De reclassering sluit zich aan bij de conclusies uit de Pro Justitia rapportage dat TBS met dwangverpleging de enige passende maatregel is om toe te werken naar vermindering van het recidiverisico.
Tot slot heeft de rechtbank kennis genomen van het Pro Justitia rapport Forensisch Milieu Onderzoek van 13 juni 2023, opgemaakt door [naam] , forensisch milieuonderzoeker.
Op te leggen maatregel
De rechtbank is van oordeel dat de rapportages op deugdelijke wijze tot stand zijn gekomen en dat de conclusies worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt daarom de conclusies en adviezen van de deskundigen ten aanzien van de toerekenvatbaarheid over en legt die ten grondslag aan haar beslissing. Het bewezen verklaarde feit zal in verminderde mate toegerekend worden aan de verdachte.
De rechtbank neemt ook de conclusies van de deskundigen over met betrekking tot het recidiverisico en de behandeling en legt die ten grondslag aan haar oordeel dat bij de verdachte sprake is van een hoog recidiverisico en dat, teneinde dat risico te verminderen, een intensieve (klinische) behandeling van verdachte noodzakelijk is.
TBS met dwangverpleging
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot de conclusie dat in verband met de ernst van de feiten en het gevaar dat van de verdachte uitgaat, ter bescherming van de maatschappij de oplegging van TBS met dwangverpleging noodzakelijk is om het recidiverisico van de verdachte te kunnen verminderen. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat dit doel, gegeven de bevindingen van deskundigen, alleen bereikt kan worden met een langdurige klinische behandeling in een voldoende beveiligde omgeving van een forensische kliniek. De deskundigen zijn hier zeer resoluut in.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten voor het opleggen van de maatregel van TBS is voldaan. De bewezen verklaarde feiten betreffen misdrijven waarvoor op grond van artikel 37a, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht oplegging van TBS mogelijk is. Voorts is vastgesteld dat tijdens het begaan van het bewezen verklaarde feit bij de verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Tot slot vereist de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel.
Ongemaximeerde TBS
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd voor misdrijven die gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De maatregel kan daarom, gelet op het bepaalde in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, langer duren dan vier jaar
.
Op te leggen straf
Naast het opleggen van de TBS-maatregel kan, gelet op de ernst van de feiten en uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij, niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. Voor het bepalen van de duur van de gevangenisstraf is onder meer relevant wat in vergelijkbare ernstige zaken pleegt te worden opgelegd. Nu de rechtbank de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht zal de op te leggen straf echter gematigd worden.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren – zoals door de officier van justitie is geëist - passend en geboden. De tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht zal van deze straf worden afgetrokken.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

De vordering van [naam]
heeft zich (via mr. Van Eijsden, de advocaat van haar wettelijk vertegenwoordiger) als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 13.000,00 ter zake van geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 8.000,00 voor het seksuele misbruik en € 5.000,00 voor het maken van kinderpornografisch materiaal.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering dan wel dat de vordering dient te worden afgewezen. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de door de benadeelde partijen aangehaalde rechtspraak niet te vergelijken is met de onderhavige zaak, gelet op het verschil in duur en frequentie van het misbruik. Daarbij was de benadeelde partij niet aan de zorg van de verdachte toevertrouwd.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de onder 2 en 4 bewezenverklaarde feiten. De rechtbank stelt vast dat het verzoek is gegrond op artikel 6:106 aanhef en sub b BW vanwege de aantasting van de persoon ‘op andere wijze’. Niet is in geschil dat in de gegeven omstandigheden de nadelige gevolgen van de normschending voor het slachtoffer zozeer voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Gelet op de aard van de schade en zonder nadere onderbouwing waaruit volgt dat de feiten 2 en 4 ieder afzonderlijk bij de benadeelde partij tot nadeel hebben geleid dat niet in vermogensschade bestaat, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan elk van die feiten een bedrag aan immateriële schadevergoeding te verbinden. Wel neemt zij bij de bepaling van het toe te kennen bedrag aan immateriële schadevergoeding in aanmerking dat sprake is van meerdere normschendingen. Met de verdediging deelt de rechtbank verder dat de feiten in de door de benadeelde partij aangehaalde rechtspraak wat betreft ernst en duur van het misbruik niet vergelijkbaar zijn met die in deze zaak, zonder dat de rechtbank daarmee afbreuk wenst te doen aan het leed dat de benadeelde partij door de verdachte en de medeverdachte is aangedaan. De rechtbank neemt in aanmerking dat sprake is van een zedenmisdrijf met seksueel binnendringen met een zeer jong slachtoffer en het vervaardigen en in bezit hebben van pornografisch materiaal door het filmen van dit misbruik, hetgeen één keer heeft plaatsgevonden. Deze omstandigheden, bezien tegen de achtergrond van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven (tussen categorie 3 en 4), rechtspraak in vergelijkbare zaken en gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, maakt dat de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid zal vaststellen op een bedrag van € 8.000,00.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen. Daarbij merkt zij volledigheidshalve op dat het voorgaande onverlet laat dat het de benadeelde partij vrijstaat om een eventuele vordering tot (materiële en/of immateriële) schadevergoeding op een andere grondslag dan nu is gedaan bij de civiele rechter in te dienen als zij daarvoor aanleiding ziet.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 28 juni 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder 2 en 4 bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 8.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 juni 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald,
ten behoeve van [naam] .
De vordering van [naam]
heeft zich (via haar gemachtigde mr Ten Have) als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van
€ 13.384,36, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 384,36 aan materiële schade (bestaande uit de posten € 358,16 ter zake van door de pleegvader opgenomen vrije dagen en € 26,20 ter zake van reiskosten) en € 13.000,00 ter zake van geleden immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat
- de benadeelde niet ontvankelijk dient te worden verklaard ter zake van de post materiële schade ter waarde van € 358,16, aangezien deze post onvoldoende is onderbouwd, en
- de vordering voor het overige, namelijk een bedrag van € 3.028,08 kan worden toegewezen, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, dan wel dat deze moet worden afgewezen, onder verwijzing naar hetgeen zij heeft opgemerkt over de vordering van de benadeelde partij [naam] . Zij heeft zich ook verweerd tegen toewijzing van de gevorderde schadevergoeding in verband met de schade die grootvader, tevens pleegvader van de benadeelde partij stelt te hebben geleden, met uitzondering van de schade bestaande uit de gemaakte reiskosten.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post reiskosten, is namens de verdachte niet betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de onder 3 en 4 bewezenverklaarde feiten, ter grootte van het gevorderde bedrag.
Voor zover de vordering betrekking heeft op de post vrije uren, die de grootvader van de benadeelde partij heeft opgenomen, kan deze niet gelden als rechtstreekse, door de benadeelde partij als gevolg van de bewezenverklaarde feiten geleden schade. Voorts biedt artikel 6:107 BW in dit geval geen grondslag voor vergoeding van de door de grootvader als derde gemaakte kosten omdat de schadevergoedingsvordering van de benadeelde partij niet is gebaseerd op door haar opgelopen lichamelijk of geestelijk letsel. De rechtbank zal dit onderdeel van de vordering daarom afwijzen.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de onder 3 en 4 bewezenverklaarde feiten. De rechtbank verwijst naar haar overwegingen hiervoor met betrekking tot de vordering tot vergoeding van immateriële schade van de benadeelde partij [naam] en neemt deze hier over, met dien verstande dat het in het geval van [naam] gaat om de feiten 3 en 4. Zij zal op gelijkluidende overwegingen de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 8.000,00.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen. Daarbij merkt zij ook hier volledigheidshalve op dat het voorgaande onverlet laat dat het de benadeelde partij vrijstaat om een eventuele vordering tot (materiële en/of immateriële) schadevergoeding op een andere grondslag dan nu is gedaan bij de civiele rechter in te dienen als zij daarvoor aanleiding ziet.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 8.026,20 bestaande uit € 26,20 aan materiële schade en € 8.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 24 februari 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder 3 en 4 bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 8.026,20, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 februari 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve [naam] .

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 4, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 17, 18, 25 en 27 genoemde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard en dat de onder 19, 20, 21 en 22 genoemde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de beslagene, namelijk de broer van de verdachte, en het onder 32 genoemde voorwerp aan de verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op dit punt geen verweer gevoerd, behalve dat de goederen, die terug kunnen naar de verdachte, aan hem worden geretourneerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 4, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 16, 17, 18, 25 en 27 genoemde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot dan wel met behulp van deze voorwerpen de onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde feiten zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 15 genoemde voorwerp verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit aan verdachte toebehoort en hiermee de onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid.
Teruggave
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave gelasten aan
- de beslagene, te weten de broer van de verdachte, van de op de beslaglijst onder 19, 20, 21 en 22 genoemde voorwerpen en
- de verdachte van het op de beslaglijst onder 32 genoemde voorwerp.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 47, 57, 240b, 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
ten aanzien van feit 4:
afbeelding/gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen / in bezit hebben, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de terbeschikkingstelling van verdachte;
beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam] hoofdelijk toe tot een bedrag van € 8.000,00 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 28 juni 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam] ;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 8.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 juni 2022 tot de dag waarop dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [naam] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als van de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam] toe tot een bedrag van € 8.026,20 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 24 februari 2019 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [aangever 3] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 8.026,20, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 februari 2019 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
wijst af de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
onttrekt aan het verkeer de op de beslaglijst onder 4, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 16, 17, 18, 25 en 27 genoemde voorwerpen, te weten:
- 4. 1 STK Telefoontoestel ( [nummer] , zwart, merk: samsung)
- 8. 1 STK Computer ( [nummer] , Medion)
- 9. 1 STK Computer (Laptop, [nummer] Grijs, merk: HP)
- 10. 1 STK Telefoontoestel ( [nummer] , zwart, merk: samsung)
- 11. 1 STK Telefoontoestel ( [nummer] , zwart, merk: samsung)
- 12. 1 STK Telefoontoestel ( [nummer] , zwart, merk: samsung)
- 14. 1 STK Computer (laptop, [nummer] , zwart, merk: acer)
- 16. 1 STK USB-stick (memorykaart [nummer] .04.001, groen)
- 17. 1 STK USB-stick (memorykaart [nummer] , goud, merk: dane elec)
- 18. 1 STK USB-stick (memorykaart [nummer] , zilver, merk: sp)
- 25. 1 STK Telefoontoestel (PL1500- [nummer] , zwart, merk: Samsung)
- 27 1 STK Computer (PL1500- [nummer] , zwart, merk: Lenovo);
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 15 genoemde voorwerp, te weten:
- 15. 1 STK Briefpost ( [nummer] );
gelast de teruggave aan de beslagene, te weten de broer van de verdachte van de op de beslaglijst onder 19, 20, 21 en 22 genoemde voorwerpen, te weten:
- 19. 1 STK Telefoontoestel ( [nummer] , zwart, merk: sony)
- 20. 1 STK Telefoontoestel ( [nummer] , zwart, merk: sony)
- 21. 1 STK Telefoontoestel ( [nummer] , zwart, merk: sony)
- 22. 1 STK USB-stick (memorykaart [nummer] , zilver);
gelast de teruggave aan de verdachte van het de op de beslaglijst onder 32 genoemde voorwerp, te weten:
- 32. 1 STK Computer (PL1500- [nummer] , zwart, merk: Kingston).
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, rechter,
mr. M.L. Harmsen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. K. Oosterhof, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 november 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- [nummer] / [naam] , van de politie eenheid Den Haag, district Dienst Regionale Recherche, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 1635).
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 758.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 484.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 571-575
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 386.