ECLI:NL:RBDHA:2023:17569

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
23/706
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een bewonersparkeervergunning op basis van parkeergelegenheid op eigen terrein en vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een bewonersparkeervergunning door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De aanvraag werd afgewezen op 15 augustus 2022, en het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd bij het besluit van 14 december 2022 gehandhaafd. Eiser, die eerder een vergunning had die geldig was tot 30 juni 2022, had op 12 juli 2022 opnieuw een vergunning aangevraagd. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiser parkeergelegenheid op eigen terrein heeft, wat volgens het beleid van de gemeente betekent dat hij geen recht heeft op een vergunning voor parkeren op straat.

Eiser betoogde dat het vertrouwensbeginsel was geschonden, omdat in het eerdere besluit was vermeld dat de vergunning stilzwijgend zou worden verlengd als de situatie niet was veranderd. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet voldeed aan de criteria voor het verkrijgen van een vergunning, aangezien hij over eigen parkeerruimte beschikt. Daarnaast stelde de rechtbank vast dat eiser niet had gereageerd op de mogelijkheid om telefonisch gehoord te worden, wat betekent dat de hoorplicht niet was geschonden. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de vergunning terecht was en dat er geen schending van het vertrouwensbeginsel was.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op de bewonersparkeervergunning en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.L. van der Waals en is openbaar uitgesproken op 17 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/706

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: D. Khougiani).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser van een bewonersparkeervergunning.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 15 augustus 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 december 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser woont in Den Haag en maakte eerder gebruik van een bewonersparkeervergunning die geldig was tot en met 30 juni 2022. Op 12 juli 2022 heeft eiser weer een bewonersparkeervergunning aangevraagd. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen, omdat gebleken is dat eiser kan beschikken over parkeergelegenheid op eigen terrein in de vorm van een plek op eigen terrein, gelegen langs eisers wooncomplex.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser wijst er op dat in het besluit waarin zijn eerdere bewonersparkeervergunning aan hem werd toegekend, is opgenomen dat die vergunning stilzwijgend wordt verlengd indien de situatie niet is veranderd. Er stond niet in dat de bewonersparkeervergunning maar een jaar zou gelden. Door de aanvraag nu af te wijzen heeft verweerder het vertrouwensbeginsel geschaad.
Daarnaast voert eiser aan dat verweerder hem ten onrechte alleen telefonisch wilde horen omdat eiser daarvoor geen toestemming heeft gegeven. Ook heeft verweerder nagelaten een advies aan de adviescommissie bezwaarschriften.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit heeft aangegeven wat de reden was voor het besluit om bewoners van bepaalde adressen structureel het recht te ontzeggen op een parkeervergunning op straat. Nu eiser parkeergelegenheid op eigen terrein heeft, wordt zijn aanvraag voor een parkeervergunning op grond van dit beleid afgewezen. Dat aan eiser eerder wel een vergunning is verstrekt, komt doordat de beslistermijn was verstreken en deze vergunning daarom van rechtswege is toegekend. Ook de stelling van eiser dat er onvoldoende parkeergelegenheid is voor alle bewoners van zijn gebouw op eigen terrein leidt niet tot een ander oordeel. Zo heeft eiser niet onderbouwd dat hij van deze parkeerplekken geen gebruik kan maken.
In het besluit van 1 november 2021 waarin eisers vorige bewonersparkeervergunning werd verleend, is opgenomen dat het besluit na betaling jaarlijks stilzwijgend wordt verlengd, indien eiser aan de criteria voldoet. Zoals hiervoor is uiteengezet voldoet eiser niet aan de criteria. Daarom heeft verweerder eisers aanvraag terecht afgewezen. Van een schending van het vertrouwensbeginsel kan gelet hierop ook geen sprake zijn.
5. Eisers betoog dat verweerder de hoorplicht heeft geschonden kan ook niet slagen. Zoals verweerder in het verweerschrift heeft toegelicht, heeft eiser niet gereageerd op de brief van verweerder van 10 oktober 2022. In die brief werden eiser twee keuzes over het horen geboden. Indien eiser niet telefonisch gehoord had willen worden had het op zijn weg gelegen om dat binnen de door verweerder gestelde termijn aan te geven.
Ook de beroepsgrond dat verweerder een advies had moeten vragen aan de bezwarenadviescommissie kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. Er bestaat geen rechtsregel waaruit de plicht tot inschakelen van een adviescommissie volgt. Artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht houdt een bevoegdheid van het bestuursorgaan in. Verweerder heeft op zitting nog terecht verwezen naar het aanwijzingsbesluit ambtelijk horen bezwaarschriften, waarin is bepaald dat verweerder categorieën bezwaarschriften kan aanwijzen waarbij het horen ambtelijk plaatsvindt. Zaken op grond van de parkeerverordeningen vallen daar onder en hoeven dus in beginsel niet aan de bezwarenadviescommissie te worden voorgelegd.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder eiser geen bewonersparkeervergunning hoeft toe te kennen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.