ECLI:NL:RBDHA:2023:17569
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een bewonersparkeervergunning op basis van parkeergelegenheid op eigen terrein en vertrouwensbeginsel
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een bewonersparkeervergunning door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De aanvraag werd afgewezen op 15 augustus 2022, en het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd bij het besluit van 14 december 2022 gehandhaafd. Eiser, die eerder een vergunning had die geldig was tot 30 juni 2022, had op 12 juli 2022 opnieuw een vergunning aangevraagd. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiser parkeergelegenheid op eigen terrein heeft, wat volgens het beleid van de gemeente betekent dat hij geen recht heeft op een vergunning voor parkeren op straat.
Eiser betoogde dat het vertrouwensbeginsel was geschonden, omdat in het eerdere besluit was vermeld dat de vergunning stilzwijgend zou worden verlengd als de situatie niet was veranderd. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet voldeed aan de criteria voor het verkrijgen van een vergunning, aangezien hij over eigen parkeerruimte beschikt. Daarnaast stelde de rechtbank vast dat eiser niet had gereageerd op de mogelijkheid om telefonisch gehoord te worden, wat betekent dat de hoorplicht niet was geschonden. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de vergunning terecht was en dat er geen schending van het vertrouwensbeginsel was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op de bewonersparkeervergunning en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.L. van der Waals en is openbaar uitgesproken op 17 november 2023.