ECLI:NL:RBDHA:2023:17544

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
SGR 22/1684
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Europese gehandicaptenparkeerkaart op basis van medische beoordeling en loopbeperkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag over de afwijzing van een aanvraag voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart. De eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. R.A. van Heijningen, had op 20 augustus 2021 een aanvraag ingediend, die op 27 oktober 2021 door verweerder werd afgewezen. Verweerder stelde dat eiser niet voldeed aan de criteria van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart, omdat hij geen aantoonbare loopbeperking van langdurige aard had. Eiser betwistte dit en voerde aan dat zijn psychische problemen, waaronder het syndroom van Asperger, zijn mobiliteit ernstig beperkten.

De rechtbank beoordeelde de zaak aan de hand van het sociaal medisch advies van de GGD, dat concludeerde dat eiser medisch gezien niet voldeed aan de criteria voor de gehandicaptenparkeerkaart. De rechtbank oordeelde dat het advies op een onpartijdige en objectieve wijze was opgesteld en dat er geen reden was om aan de juistheid ervan te twijfelen. Eiser had geen tegenadvies van een onafhankelijke deskundige overgelegd, wat zijn standpunt verzwakte. De rechtbank concludeerde dat verweerder op basis van het deskundigenrapport kon stellen dat eiser in staat was meer dan 100 meter te lopen en dat er geen sprake was van een langdurige loopbeperking.

Daarnaast werd het argument van eiser dat hij ten onrechte niet was gehoord in de bezwaarfase verworpen. De rechtbank stelde vast dat de informatie die eiser had overgelegd al bekend was bij verweerder en dat dit niet tot een ander advies had kunnen leiden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7882

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

gemachtigde: mr. R.A. van Heijningen,
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

gemachtigde: S. Essakkili.

Inleiding

Bij besluit van 20 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart afgewezen.
Bij besluit van 27 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2023. Eiser is samen met zijn vader verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Op 6 januari 2021 heeft eiser een aanvraag voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart ten behoeve van bestuurders ingediend. Op 12 mei 2021 heeft de keuringsarts van de GGD Haaglanden een sociaal medisch advies uitgebracht over eiser.
1.2.
Bij primair besluit is de aanvraag voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart afgewezen.
1.3.
Het daartegen gemaakte bezwaar is door verweerder ongegrond verklaard. Het bestreden besluit rust op verweerders standpunt dat eiser niet voldoet aan hetgeen artikel 1, eerste lid, onder a, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (hierna: de regeling) stelt, namelijk dat sprake is van een aantoonbare loopbeperking van langdurige aard en dat eiser niet in staat is, met gebruikelijke hulpmiddelen, zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen. Verweerder verwijst in dit verband naar voornoemd sociaal medisch advies.
Bovendien, zo stelt verweerder heeft eiser geen nieuwe informatie overgelegd waar de GDD-arts bij het opstellen van het sociaal medisch advies niet van op de hoogte was.
2. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Het besluit is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Verweerder onderschat dat eiser door zijn psychische problemen ernstig wordt beperkt in zijn mobiliteit. Eiser heeft het syndroom van Asperger. Eiser is snel overprikkeld, wat tot paniekreacties leidt. Daardoor is het praktisch onmogelijk om de gemiddelde maximale loopafstand van eiser objectief te bepalen. Immers, hoe meer onbekende mensen in zijn nabijheid zich bevinden, hoe gespannener en onrustiger eiser zich gaat voelen waardoor de kans toeneemt dat hij in paniek raakt. Eiser heeft zijn medische situatie geëxpliceerd alsmede geobjectiveerd, maar is dit nimmer gemotiveerd weerlegd. Eiser is voorts ten onrechte niet gehoord.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling van het beroep.
Juridisch kader
Gelet op artikel 1, eerste lid, onder a, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (de Regeling) kunnen bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij -met de gebruikelijke loophulpmiddelen- in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen, in aanmerking komen voor een gehandicaptenparkeerkaart.
3.1.
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak het bestuursorgaan, indien door een arts in zijn hoedanigheid van medisch deskundige aan een bestuursorgaan een medisch advies is uitgebracht, dit advies mag betrekken bij zijn beoordeling van een aanvraag, mits het op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld.
3.2.
De rechtbank ziet geen reden voor het oordeel dat het SMA niet op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld. Uit het advies blijkt dat de adviserend geneeskundige bij de GGD een observatie heeft verricht, een gesprek heeft gehouden, een anamnese heeft afgenomen (waarin eiser zelf heeft aangegeven meer dan 10 minuten te kunnen lopen) en aanvullende medische gegevens heeft opgevraagd. De adviserend geneeskundige van de GGD was bij het opstellen van het SMA op de hoogte van de informatie van de huisarts en therapeut. Op basis van dit onderzoek is geconcludeerd dat eiser medisch gezien niet voldoet aan de criteria voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart.
3.3.
De rechtbank stelt voorts vast dat eiser geen (tegen)advies van een onafhankelijke medische deskundige heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij wel aan de criteria voldoet. Er bestaan dan ook geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van vorenvermeld advies. In dit opzicht is het besluit van verweerder niet onzorgvuldig te noemen.
3.4.
Verweerder heeft zich gelet op dit deskundigenrapport op het standpunt kunnen stellen dat eiser in staat kan worden geacht meer dan 100 meter aan één stuk te kunnen lopen, en dat geen sprake is van een loopbeperking van langdurige aard, en op die grond de gevraagde gehandicaptenparkeerkaart kunnen weigeren. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Afzien van een hoorzitting
3.5.
Eiser voert verder aan dat hij in bezwaar ten onrechte niet is gehoord.
3.6.
Op grond van artikel 7:3, aanhef, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan verweerder van het horen van de belanghebbende afzien, als een bezwaarschrift kennelijk ongegrond is.
3.7.
De rechtbank benadrukt dat eiser in de bezwaarfase informatie heeft overgelegd die al bekend was bij (de adviseur van) verweerder. Deze informatie had derhalve niet tot een ander of nader advies van de GGD geneeskundige kunnen leiden. Gelet op het advies en het ontbreken van een tegenadvies heeft verweerder het bezwaar kennelijk ongegrond kunnen verklaren.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. L.Z. Meijer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.