Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2023 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
15 september 2020 waarbij aan hem bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening werd verstrekt geen bezwaar gemaakt. Dat besluit staat dan ook in rechte vast. Het besluit is mede aan hem gericht, zodat (ook) hij verplicht is de lening terug te betalen. Uit artikel 59, eerste lid, van de Pw blijkt immers dat de bijstand zowel van eiser als van zijn ex-partner kan worden teruggevorderd, en uit het vierde lid van dat artikel blijkt dat zij beiden aansprakelijk zijn voor de gehele schuld. Ook blijkt uit de stukken dat eiser weliswaar failliet is verklaard, maar dat het faillissement ook weer is beëindigd, en dat een vordering, voor zover deze onvoldaan is, sindsdien weer invorderbaar is. Hieruit volgt dat eiser de schuld dient terug te betalen. Uit de stelling dat hij getrouwd was, dat hij en zijn partner aan een schuldhulpverleningstraject deelnamen, en dat zij beiden failliet zijn verklaard, kan niet worden geconcludeerd dat de vordering verjaard is. De vordering zou verjaard zijn als de verjaring niet was gestuit. Verweerder heeft in bestreden besluit 2 uitgelegd op welke momenten de verjaring is gestuit en daaraan de conclusie verbonden dat de vordering niet is verjaard. De rechtbank neemt die conclusie over. Dit betekent dat eiser de aan hem verstrekte geldlening moet terugbetalen en dat verweerder eiser terecht de besluiten heeft toegezonden over de aflossing op zijn schuld.
Beslissing
5 december 2023.