ECLI:NL:RBDHA:2023:17536

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
NL23.21137
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse Berber wegens etniciteit en atheïsme

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Algerijnse asielzoeker beoordeeld. De eiser, die zich identificeert als Berber van de Kabyle stam, heeft op 30 oktober 2021 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag werd op 14 juli 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft op 4 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van de eiser als die van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is. Eiser heeft problemen ondervonden in Algerije, die hij toeschrijft aan zijn etniciteit en atheïsme. De staatssecretaris heeft echter de geloofwaardigheid van de gestelde problemen betwist. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de eiser niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank wijst erop dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn etniciteit en de problemen die hij heeft ervaren.

De rechtbank stelt vast dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn vrees voor vervolging op basis van zijn etniciteit en atheïsme te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen reëel risico bestaat voor eiser bij terugkeer naar Algerije. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eiser geen gelijk krijgt in zijn verzoek om asiel.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21137

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.R. Verdoner),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: S. Alberts).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] 1996. Hij heeft op 30 oktober 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 14 juli 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 4 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft in Algerije vanwege zijn atheïsme problemen ondervonden in zijn wijk met de buurtbewoners. Om deze reden is eiser ontvoerd, gemaskerd en mishandeld door een groep Arabieren. Dit was de aanleiding om te vluchten uit Algerije. Eiser vreest dat hij bij terugkeer naar het land van herkomst vermoord zal worden door dezelfde Arabieren vanwege zijn atheïsme.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst
2. gestelde problemen als gevolg van de etniciteit
3. atheïsme
4. uit atheïsme voortvloeiende problemen
De staatssecretaris heeft relevant element 1 geloofwaardig geacht, behalve het onderdeel etniciteit. De staatssecretaris heeft overwogen dat eiser in zowel het aanmeldgehoor als het nader gehoor niet kenbaar heeft gemaakt dat hij behoort tot de Kabyle stam en dat hij wordt achtergesteld wegens zijn etniciteit. Relevant element 3 is door de staatssecretaris geloofwaardig geacht. Relevante elementen 2 en 4 zijn ongeloofwaardig geacht. Volgens de staatssecretaris is eiser geen vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Ook is geconcludeerd dat eiser bij terugkeer naar Algerije geen reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Gronden
Taalanalyse, gestelde etniciteit en daaruit voortvloeiende problemen
6. Eiser voert aan dat hij genoegzaam heeft onderbouwd dat hij Berbers (Kabyle) van afkomst is en dat hij als gevolg hiervan ernstig is gediscrimineerd in Algerije. Omdat hij gedwongen is geassimileerd door arabisering en islamisering was het voor hem echter niet mogelijk om de gehoren in het Berbers te doen. Eiser heeft verzocht om het laten uitvoeren van een taalanalyse om zijn afkomst aan te tonen. Volgens eiser maakt het daarbij niet uit in welk stadium van de asielprocedure hij zijn afkomst heeft gesteld en is hij hiermee op tijd geweest. Eiser betoogt dat hij niet tegenstrijdig over zijn afkomst en taalkundigheid heeft verklaard. De staatssecretaris heeft ten onrechte geen taalanalyse uitgevoerd en heeft daarvoor ook geen goede argumenten gegeven, aldus eiser. Nu de staatssecretaris dit heeft nagelaten om bij de besluitvorming te betrekken, is volgens eiser sprake van een onvoldoende zorgvuldige voorbereiding en bovendien van een zekere vooringenomenheid.
6.1.
In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris de Kabyle-etniciteit van eiser niet geloofwaardig geacht. Verweerder heeft daarbij betrokken dat eiser pas in de correcties en aanvullingen na het nader gehoor heeft verklaard Kabyle te zijn. Daarnaast kon hij in een aanvullend gehoor zo goed als niets over zijn eigen etnische groep verklaren. In de correcties en aanvullingen is benoemd dat het asielrelaas niet goed uit de verf is gekomen, omdat eiser niet in zijn moedertaal (Berbers) is gehoord. De staatssecretaris merkt op dat eiser tijdens de gehoren zelf heeft aangegeven dat hij enkel Arabisch en Frans beheerst, dat hij overwegend in het Arabisch is opgevoed en dat hij slechts een beetje Berbers spreekt. Daarnaast heeft eiser desgevraagd aangegeven geen specifiek Berbers accent te hebben wanneer hij Arabisch spreekt. In de zienswijze is het standpunt ingenomen dat eiser de Berberse taal niet goed beheerst, terwijl in de correcties en aanvullingen wordt aangegeven dat het Berbers zijn moedertaal is. De staatssecretaris stelt dat hij eiser concreet naar zijn talenkennis heeft gevraagd, dat hieruit is gebleken dat een taalindicatie niet nuttig is en dat verklaringen hieromtrent zijn gestelde Berberse etniciteit niet kunnen onderbouwen, maar zelfs ongeloofwaardig maken.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris kunnen afzien van een taalanalyse. Met de staatssecretaris is de rechtbank van oordeel dat eiser tijdens de gehoren wisselend heeft verklaard over welke talen hij spreekt en in hoeverre hij het Berbers machtig is. In het nader gehoor zegt eiser dat hij maar een beetje Berbers spreekt en dat zijn eigen voorkeur is om in het Arabisch Algerijns gehoord te worden. Wanneer gevraagd wordt naar zijn etniciteit geeft eiser aan dat hij Berbers is. Daarbij heeft hij niet specifiek vermeld tot de Kabyle te horen (p. 4 verslag aanmeldgehoor). Daarnaast heeft de staatssecretaris terecht aan eiser tegengeworpen dat hij heeft aangegeven geen andere Berbers te kennen in zijn woonplaats. Daarnaast kon hij desgevraagd niet verklaren wat de Kabyle kenmerkt, wat hen onderscheidt van andere Berbers en wat de tradities zijn (p. 5 verslag nader gehoor). Dat sprake zou zijn van bewijsnood wordt evenmin gevolgd. De staatssecretaris heeft terecht overwogen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de vraag of hij Berbers spreekt. Daarnaast acht de rechtbank bovendien van belang dat eiser zelf heeft verklaard dat Arabieren niet aan zijn accent of manier van spreken kunnen afleiden dat hij Kabyle is (p. 10 verslag), zodat een taalanalyse over dit aspect geen opheldering zou kunnen bieden.
6.3.
Voor zover eiser betoogt dat hij in Algerije problemen heeft ondervonden wegens zijn etniciteit, wordt als volgt overwogen. In het nader gehoor heeft eiser verklaard dat de gestelde problemen vooral verband houden met zijn atheïsme en niet met de gestelde Kabyle-afkomst (p. 10 verslag nader gehoor). Bovendien spreekt eiser slechts in algemene zin over ‘haatgevoelens’ tussen Arabieren en Kabyle, (p. 15-16 verslag nader gehoor), zonder dat hij dit concreet of persoonlijk maakt. Wanneer hem wordt gevraagd om iets specifieker te verklaren op dit punt, noemt eiser een Youtube filmpje over een incident in Frankrijk waar een Arabisch meisje een Kabyle meisje zou hebben vermoord. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee onvoldoende onderbouwing gegeven aan de gestelde vrees van eiser wegens zijn etniciteit. De staatssecretaris heeft dan ook niet ten onrechte in het bestreden besluit geconcludeerd dat eiser zijn gestelde vrees niet persoonlijk heeft gemaakt. Ook is niet ten onrechte geconcludeerd dat gelet op het voorgaande niet kan worden ingezien dat eiser slachtoffer zou worden van een vervolging vanuit de Algerijnse overheid die erop gericht is om de Kabyle identiteit uit te wissen door taal-en cultuuronderdrukking.
Uit het atheïsme voortvloeiende problemen
7. Eiser voert aan dat zijn familie als ongelovige familie van Berberse afkomst wordt aangemerkt. Ongelovige personen worden in Algerije gezien als afvallige moslims en worden niet getolereerd, aldus eiser. Het feit dat eiser is ontvoerd en mishandeld door Arabieren is daar een voorbeeld van. Doordat zij hun gezichten hadden bedekt kon hij zijn ontvoerders niet identificeren. Eiser betoogt dat hij op dit punt niet tegenstrijdig heeft verklaard. De ontvoerders hebben duidelijk gemaakt dat eiser zal worden gedood indien hij niet zal gaan leven als moslim. Als ongelovige hoeft hij op dit punt ook geen bescherming door de autoriteiten te verwachten, nu zij er net zo over denken als zijn ontvoerders en het land voor 99% Islamitisch is. Dat de ontvoerders later niet bij eisers familie zijn komen kijken of hij nu wel als moslim leefde ligt niet in de invloedssfeer van eiser en kan hem niet worden tegengeworpen. De staatssecretaris heeft ten onrechte door de eiser overgelegde ziekenhuisverklaring niet als ondersteuning van het asielrelaas erkend. Eiser betoogt dat hij met de verklaring afdoende heeft onderbouwd dat hij mishandeld is. De reden van de mishandeling is dat hij een ongelovige is, hierover kan het ziekenhuis niet verklaren.
7.1.
In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris geconcludeerd dat de problemen die voortvloeien uit het atheïsme ongeloofwaardig zijn. De staatssecretaris heeft overwogen dat eiser wisselend heeft verklaard over de gestelde problemen. Zo zijn wisselende verklaringen gegeven over het motief van de ontvoering. In het nader gehoor heeft eiser verklaard dat hij de prijs moest betalen voor zijn gevluchte broer. In het aanvullend gehoor noemt eiser zijn broer niet, maar linkt hij de ontvoering aan het niet bezoeken van de moskee. De staatssecretaris overweegt dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn broer. In het aanmeldgehoor verklaart eiser dat zijn broer ook is mishandeld en ontvoerd. Later stelt hij dat de broer enkel bedreigd is en vanwege die bedreiging is gevlucht. Deze tegenstrijdigheid onderschrijft volgens de staatssecretaris de ongeloofwaardigheid van dit relevante element. Daarnaast blijft volgens de staatssecretaris onduidelijk of de ontvoerders eiser wilden vermoorden. Eiser verklaart dat zijn ontvoerders hem hebben vastgebonden en voor dood hebben achtergelaten, maar verklaart daarnaast ook dat de ontvoerders duidelijk wilden maken dat eiser moslim moest worden. Ook is volgens de staatssecretaris bevreemdend dat eiser heeft verklaard dat hij na de ontvoering thuis zat ondergedoken, maar dat hij niet kan verklaren of dit zes maanden of een jaar heeft geduurd. Nu eiser zelf heeft aangegeven dat hij zijn atheïsme niet actief uitdraagt, ziet de staatssecretaris niet in waaruit zou blijken dat hij op enige wijze kritiek uit op het regime van Algerije, politiek, cultureel, of op enige andere wijze actief is, dan wel dat hij onder de verhoogde aandacht staat en slachtoffer kan worden van vervolging. Uit een door eiser overgelegde ziekenhuisverklaring blijkt dat eiser slachtoffer is geworden van een ongeval. Uit het begrip “ongeval” volgt niet dat er sprake was van een opzettelijke actie van buitensporig geweld. De staatssecretaris overweegt dat in deze verklaring niets staat over de oorzaak van het letsel. Dat het letsel is ontstaan door buitensporig geweld en marteling behoeft nader bewijs, dat eiser niet heeft overgelegd. Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij twee maanden in het ziekenhuis lag, terwijl uit de ziekenhuisverklaring blijkt dat eiser twee dagen in het ziekenhuis heeft verbleven.
7.2.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat met de overgelegde ziekenhuisverklaring voldoende is aangetoond dat eiser zou zijn mishandeld wegens zijn atheïsme. Met de staatssecretaris is de rechtbank van oordeel dat, nu uit de ziekenhuisverklaring niet blijkt wat de oorzaak van het letsel was, hiervoor aanvullend bewijs nodig is. Dergelijk bewijs heeft eiser niet overgelegd. De enkele stelling dat eiser atheïst is en dat ongelovigen in Algerije niet worden getolereerd, is daartoe onvoldoende. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat de gestelde problemen ongeloofwaardig zijn. Met de staatssecretaris is de rechtbank van oordeel dat eiser op verschillende punten wisselend, dan wel tegenstrijdig heeft verklaard. De staatssecretaris heeft terecht overwogen dat niet duidelijk wordt wat het motief van de ontvoering is geweest en in hoeverre de broer van eiser daarbij een rol zou hebben gespeeld. Dat eiser daarnaast zelf verklaart dat hij na dit incident geen nieuwe problemen heeft ondervonden, terwijl hij thuis was ondergedoken, terwijl hij evenmin kan benoemen hoe lang hij thuis ondergedoken is geweest, doet afbreuk aan zijn gestelde vrees. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met zijn stellingen zijn vrees niet concreet gemaakt. Temeer nu eiser heeft verklaard zijn atheïsme niet actief uit te dragen, heeft hij niet concreet gemaakt dat hij bij terugkeer in de negatieve belangstelling van de autoriteiten van Algerije komt te staan. Hoewel Algerije geen veilig land van herkomst is, mag van eiser worden verwacht dat hij zijn gestelde vrees nader onderbouwt.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.