ECLI:NL:RBDHA:2023:17534

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
SGR 22/2378
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewetuitkering en de beoordeling van de Functionele Mogelijkhedenlijst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 november 2023, betreft het de beëindiging van de Ziektewetuitkering van eiseres door het UWV. Eiseres, die zich op 9 september 2020 ziek meldde, ontving een ZW-uitkering die per 24 oktober 2021 werd stopgezet omdat het UWV oordeelde dat zij meer dan 65% van haar eerdere loon kon verdienen. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het UWV handhaafde het besluit na medisch en arbeidsdeskundig onderzoek. De rechtbank behandelde de zaak op 13 september 2023 en ontving aanvullende medische informatie van eiseres, maar besloot zonder nadere zitting verder te gaan. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft besloten de uitkering te beëindigen, waarbij de medische belastbaarheid van eiseres en de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 14 september 2023 centraal staan. Eiseres betwist de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en stelt dat haar klachten onvoldoende zijn meegewogen. De rechtbank concludeert dat het UWV de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd, omdat eiseres in staat wordt geacht om meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is voor verdergaande beperkingen. Eiseres krijgt geen gelijk in haar beroep, maar het UWV wordt wel veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2378

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. A.G.B. Bergenhenegouwen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: M.L. Steeksma-Valente).

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) beëindigd, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 23 februari 2022.
De rechtbank heeft het beroep op 13 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV. De rechter heeft de zaak ter zitting aangehouden om het UWV in de gelegenheid te stellen te reageren op door eiseres ingediende medische informatie.
Het UWV heeft op de beroepsgronden en de medische informatie gereageerd met meerdere verweerschriften, een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B).
Op 12 oktober 2023 heeft eiseres een nadere inhoudelijke reactie ingediend, inclusief een persoonlijke – aan de rechtbank gerichte – brief.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres is voor het laatst werkzaam geweest als medewerker klantenservice voor gemiddeld 24,06 uur per week. Op 9 september 2020 heeft eiseres zich ziekgemeld. Zij is ziek uit dienst getreden en het UWV heeft eiseres vervolgens een ZW-uitkering toegekend. Eiseres is vanwege een medisch onderzoek in verband met de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) opgeroepen voor een spreekuur.
2. Na medisch en arbeidsdeskundig onderzoek heeft het UWV eiseres met het primaire besluit per 9 september 2021 voor 23,50% arbeidsongeschikt geacht. De ZW-uitkering van eiseres stopt daarom op 24 oktober 2021.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Na nieuw medisch en arbeidsdeskundig onderzoek heeft het UWV met het bestreden besluit het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd en heeft daarom besloten om de ZW-uitkering met ingang van 24 oktober 2021 te beëindigen.
5. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op de rapporten van de verzekeringsarts B&B
.De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 14 september 2023
.
6. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op de rapporten van de arbeidsdeskundige B&B
.

Wat vindt eiseres

7. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij verzoekt allereerst haar gronden van bezwaar als herhaald en ingelast te beschouwen. Zij stelt verder dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest omdat er ten onrechte geen actuele medische informatie bij de beoordeling is betrokken, hierdoor is er uitgegaan van een onjuiste diagnose. Eiseres heeft deze informatie in bezwaar zelf aangeleverd, maar toen heeft er geen nieuwe afspraak met de verzekeringsarts B&B plaatsgevonden. Dit vindt eiseres onzorgvuldig. Zij heeft de actuele medische situatie niet adequaat kunnen toelichten en ze heeft de indruk dat daardoor een onjuist beeld is ontstaan van haar klachten en beperkingen. Tevens merkt eiseres op dat de medische informatie waar de primaire verzekeringsarts naar verwijst, te weten de brieven van de bedrijfsarts van 19 januari 2021, de brief van Zorg van de Zaak en de brief van de huisarts 7 oktober 2020, ontbreekt. Eiseres voert aan dat deze stukken nooit zijn overgelegd aan haar dan wel aan de verzekeringsarts B&B. Hierdoor moet geconcludeerd worden dat het bestreden besluit onzorgvuldig is genomen.
8. Eiseres vindt daarnaast dat het UWV ten onrechte stelt dat het voor het vaststellen van de beperkingen niet uitmaakt dat de primaire verzekeringsarts is uitgegaan van de diagnose burn-out, in plaats van PTSS (Posttraumatische stressstoornis). Eiseres heeft immers meer beperkingen geclaimd en stelt dat deze met de diagnose PTSS, alsmede de belemmerende vermoeidheid en cognitieve problemen door overbelasting, wel medisch te objectiveren zijn, waar dat met de diagnose burn-out mogelijk niet het geval is. De verzekeringsartsen miskennen hoezeer eiseres beperkt is in haar energie en concentratie. Zij kampt met paniekaanvallen, duizelingen en geheugenverlies/vergeetachtigheid. Eiseres vindt daarom dat zij meer beperkt is ten aanzien van het sociaal en persoonlijk functioneren.
9. Verder zijn ten onrechte de fysieke klachten van eiseres niet of niet voldoende meegewogen. Zij is meer beperkt als gevolg van schouderklachten. De verzekeringsarts B&B heeft onvoldoende gemotiveerd waarom daar voldoende rekening mee gehouden is en er geen aanvullende beperkingen worden gesteld. De verzekeringsarts B&B heeft verder geen beperkingen aangenomen voor de aangeboren heupafwijking, omdat eiseres hier nooit eerder melding van heeft gemaakt en dat er geen actuele behandeling voor is. Eiseres vindt dat standpunt onbegrijpelijk. Het gaat om slijtage aan de heup, waar eiseres pas sinds kort dermate klachten van heeft dat zij zich genoodzaakt voelt deze expliciet te benoemen. Bovendien is behandeling bij slijtageklachten niet mogelijk. Het had daarom op de weg van de verzekeringsarts B&B gelegen om eiseres te onderzoeken om te zien of de heupafwijking inderdaad aanleiding geeft tot beperkingen. Nadat er door de verzekeringsarts B&B in de beroepsfase beperkingen zijn aangenomen voor de heupklachten, stelt eiseres dat er met deze aanvullende beperkingen nog steeds geen recht wordt gedaan aan haar heupklachten.
10. Eiseres vindt ook dat een verdergaande urenbeperking geïndiceerd is. Zowel de behandelaren als de bedrijfsarts vinden dat de belastbaarheid van eiseres en haar mogelijkheden om deel te nemen aan de arbeidsmarkt zeer gering zijn. Omdat zij eiseres meerdere malen hebben gezien, kunnen zij in dat opzicht een beter beeld hebben van de belastbaarheid en vermoeidheid van eiseres. Zonder nadere motivering vindt eiseres het onbegrijpelijk hoe de verzekeringsarts tot 20 uur per week komt.
11. Eiseres acht zich, gelet op haar klachten en (geclaimde) beperkingen in het geheel niet in staat deel te nemen aan de reguliere arbeidsmarkt. Zij zal geleidelijk aan werkzaamheden op moeten bouwen, maar ook dan zal 10 uur per week het maximaal haalbare zijn. Zij herhaalt verder de bezwaren tegen de geduide functies. Samengevat vindt zij dat de geduide functies haar belastbaarheid overschrijden.
12. Ten aanzien van de arbeidsdeskundige beoordeling voert eiseres aan dat zij wegens haar fysieke klachten de functies met SBC-code 372060, 111334 en 111333 niet kan uitvoeren. De functie met SBC-code 111180 kan eiseres niet verrichten vanwege het handelingstempo en de repeterende bewegingen. Tevens merkt eiseres op dat de vastlegging van de beoordeling van de arbeidsdeskundige dateert van na datum in geding. Bij eiseres roept dit de vraag op, op welke gegevens de arbeidsdeskundige zich heeft gebaseerd nu het rapport is opgesteld op 22 september 2021, de raadpleging van de CBBS heeft plaatsgevonden op 3 september 2021 en het bestreden besluit dateert van 23 september 2021.
13. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunten medische informatie overgelegd. Ook heeft eiseres uiteengezet wat haar klachten en de procedure bij het UWV persoonlijk met haar doet.

Wat vindt de rechtbank

14. De vraag is of het UWV de ZW-uitkering van eiseres terecht per 24 oktober 2021 heeft beëindigd, omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.
15. Voordat de rechtbank haar inhoudelijke oordeel geeft, zal zij ingaan op de brief van eiseres van 12 oktober 2023. In die brief richt eiseres zich tot de rechtbank en geeft zij een aantal zaken heel duidelijk aan. Zij voelt zich vooral door de overheid in de steek gelaten. Zij verwacht bescherming van de rechtsstaat en de verzorgingsstaat, maar krijgt die in haar ogen niet. Eiseres heeft hard gewerkt aan haar herstel – wat gedeeltelijk is gelukt – en moet leren omgaan met wat zij wel en niet kan. Dat is – zo leest de rechtbank – een hele strijd en dwingt eiseres tot loslaten. Loslaten van wat eiseres niet kan veranderen. Verder heeft eiseres in duidelijke bewoordingen haar mening gegeven over het systeem van de claimbeoordeling. Het “verdienmodel” dat het UWV hanteert en dat in haar ogen geen recht doet aan de mens. Volgens eiseres heeft de arts van het UWV veel te snel geconcludeerd tot 20 uur werken per week, op basis van een te kort gesprek en in eerste instantie verkeerde informatie. Eiseres heeft de zitting bovendien als confronterend ervaren. De zitting heeft de wonden opnieuw geopend. Eiseres ervaart veel onmacht om het onrecht te keren.
16. Het gevoel van onmacht dat eiseres aangeeft is invoelbaar. Als enkeling tegenover een grote en machtige organisatie als het UWV én op een zitting bij een gezaghebbende organisatie als de rechtbank kan overweldigend zijn en kan voelen als ongelijk en misschien ook oneerlijk. De verhoudingen liggen voor eiseres gevoelsmatig scheef. De rechtbank is zich daarvan bewust en houdt daar rekening mee. Als de ongelijkheid te groot is, zal de rechtbank aan compensatie doen van die ongelijkheid. Eiseres wordt in deze procedure bijgestaan door een professioneel gemachtigde zodat zij in ieder geval op juridisch gebied voldoende sterk in de juridische strijd staat.
17. Uiteindelijk gaat het in dit soort zaken inderdaad om een theoretisch model waarbij het individu een klein beetje vervaagd. Daar legt eiseres de vinger op een zere plek. Maar die zere plek is ingebakken in het systeem. Er wordt enkel rekening gehouden met geobjectiveerde aandoeningen en dan ook nog eens per een specifieke datum in het verleden. De meer subjectieve klachten, het leefpatroon van eiseres en haar toestand op het moment van de zitting bij de rechtbank zijn voor de beoordeling van de zaak niet of veel minder relevant. Daarmee zegt de rechtbank niet dat dat een wenselijk effect is, maar het is wel eigen aan het wettelijk vastgelegde en door de rechtspraak goedgekeurde beoordelingssysteem. Daar komt bij dat de rechtbank enkel de zorgvuldigheid en navolgbaarheid van de procedure toetst. Het is uiteindelijk aan de medici, te weten de behandelend artsen en de verzekeringsartsen) - om vanuit hun expertise conclusies te trekken ten aanzien van de aandoening(en) danwel de beperkingen die daaruit voortvloeien. Alleen als de rechtbank twijfelt aan de uitkomst van de medische beoordeling zal zij een deskundige benoemen.
18. Maar dit alles betekent niet dat de persoonlijke ervaring van eiseres er niet toe doet of er niet mag zijn. De brief van eiseres illustreert haar dagelijkse strijd om wat van haar leven te maken inclusief alle beperkingen die zij ervaart. De brief illustreert ook haar ervaring tijdens de zitting en maakt duidelijk dat zij de zaak heeft losgelaten en in handen van de rechtbank legt. Dat onderstreept maar weer eens de grote verantwoordelijkheid die de rechtbank in deze (en elke andere) zaak heeft om duidelijk te maken hoe zij aankijkt tegen de zaak. Daarbij houdt de rechtbank rekening met de belangen van beide partijen. Want naast de belangen van eiseres bij inkomensondersteuning en ruimte om in rust te werken aan haar herstel, heeft het UWV ook een belang bij een eerlijke en gelijkmatige toekenning van uitkeringen. Het is belangrijk voor het UWV dat gemeenschapsgeld goed verdeeld wordt en alleen wordt uitgekeerd aan mensen die daar recht op hebben.
19. De rechtbank zal hierna een beslissing nemen in deze zaak, rekening houdend met alle aangevoerde standpunten van beide partijen en zal inzichtelijk maken hoe de rechtbank tot dat oordeel is gekomen.
20. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres meer kon verdienen dan 65% van het loon dat zij verdiende voor zij ziek werd, en daarom per 24 oktober 2021 geen recht heeft op een ZW-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
21. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
22. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft gemotiveerd waarom hij heeft afgezien van het houden van een spreekuur. De rechtbank kan deze motivering volgen. De medische informatie die eiseres in bezwaar heeft ingediend is betrokken bij de beoordeling. Het enkele feit dat de verzekeringsarts B&B daar niet de gevolgen aan heeft verbonden die eiseres daaraan verbindt, maakt niet dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling.
23. Ten aanzien van de medische informatie van 7 oktober 2020 en 19 januari 2021 (waar de primaire verzekeringsarts naar verwijst en waarvan eiseres stelt dat deze ontbreekt in het dossier) stelt het UWV dat deze geen invloed heeft gehad op de beoordeling door de verzekeringsarts. Bovendien heeft eiseres tijdens de bezwaarprocedure nog recente medische informatie van zowel de bedrijfsarts als ook van haar behandelend psycholoog overgelegd. Het UWV geeft aan hun best te hebben gedaan deze stukken te vinden, maar helaas bleken ze onvindbaar. De rechtbank is van oordeel dat het ontbreken van de stukken waar de primaire verzekeringsarts naar verwijst niet maakt dat de medische beoordeling in de bezwaarfase, welke nu ter beoordeling ligt, onzorgvuldig is. Hierbij acht de rechtbank van belang dat uit het rapport van de verzekeringsarts B&B blijkt dat hij recentere informatie van de bedrijfsarts en van de behandelend psycholoog heeft meegewogen in zijn beoordeling.
De beoordeling van de belastbaarheid
24. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B geeft in zijn rapport van 30 december 2021 aan dat hij op basis van het dossier en de bestudering van de medische informatie geen aanwijzingen ziet voor meer beperkingen dan al zijn aangenomen door de verzekeringsarts. Met betrekking tot de diagnose merkt de verzekeringsarts B&B op dat de cliënt-ondersteuner (net als de verzekeringsarts) een burn-out noemt. Maar bovendien is de diagnose vooral van belang voor de behandeling en de prognose en van ondergeschikt belang voor het bepalen van de belastbaarheid. Verder geeft de verzekeringsarts B&B aan dat voor de duizeligheidsklachten van eiseres al een beperking is opgenomen voor werken op hoogtes. Voor een beperking in het herinneren is volgens de CBBS-criteria pas aanleiding als de continuïteit van het handelen gevaar loopt. Volgens de verzekeringsarts B&B is dat bij eiseres niet het geval. Ten aanzien van de urenbeperking stelt de verzekeringsarts B&B dat er op basis van de huidige gegevens geen aanleiding is voor een forsere urenbeperking. Wanneer met de overige beperkingen rekening wordt gehouden is er geen sterkere noodzaak voor extra recuperatie, is er geen preventieve noodzaak en geen verminderde beschikbaarheid door noodzakelijke behandeling. Verder geeft de verzekeringsarts B&B aan dat met de schouderklachten rekening is gehouden in de FML. Ten aanzien van de heupklachten die eisers claimt in de bezwaarfase stelt de verzekeringsarts B&B in zijn rapport van 30 december 2021 dat eiseres daar bij eerdere beoordelingen nooit melding van heeft gemaakt.
25. De door eiseres op 19 december 2022 ingediende informatie van de behandelend fysiotherapeut en een brief van De Vruchtenburg geven geen aanleiding tot een andere beoordeling volgens het UWV. Dat geldt ook voor de verwijzing voor een intake voor een neuropsychologisch onderzoek. De informatie van de behandelaren bevat volgens het UWV geen nieuwe medische gegevens en het UWV ziet daarom geen aanleiding zijn standpunt te wijzigen.
26. Op de medische informatie die eiseres op 25 augustus 2023 heeft overgelegd heeft de verzekeringsarts B&B gereageerd in zijn rapport van 14 september 2023. Ten aanzien van de informatie van de fysiotherapeut stelt de verzekeringsarts B&B dat daaruit blijkt dat eiseres twee klachten die al bekend waren, vermoeidheidsklachten en problemen in het omgaan met stressvolle situaties, nu ook bij de fysiotherapeut meldt. Het zijn geen beperkingen of vastgestelde diagnoses. Ten aanzien van de beroepsgrond van eiseres over de diagnose PTSS stelt de verzekeringsarts B&B, in aanvulling op wat hij daar eerder al over heeft gezegd, het volgende. Dezelfde ziekte kan bij verschillende personen tot geheel verschillende beperkingen leiden. Tegelijkertijd kunnen verschillende diagnoses tot dezelfde beperkingen leiden. Een diagnose leidt dus niet automatisch tot een set beperkingen in het dagelijks leven of in arbeid en niet alle bij een diagnose passende klachten zijn altijd te vertalen in beperkingen in CBBS. Of de klachten en ervaren belemmeringen het gevolg zijn van een al dan niet actuele PTSS of van een al dan niet herstellende burn-out of van beide, maakt voor het bepalen van de belastbaarheid niets uit. Verder merkt de verzekeringsarts B&B op dat uit het neuropsychologisch onderzoek dat eiseres heeft overgelegd blijkt dat de klachten en ervaren belemmeringen op cognitief vlak niet geobjectiveerd kunnen worden. Ten aanzien van de duurbelastbaarheid stelt de verzekeringsarts B&B dat de primaire verzekeringsarts met een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week ruimschoots aan de klachten van eiseres is tegemoetgekomen. De urenbeperking wijkt volgens de verzekeringsarts B&B niet sterk af van wat de bedrijfsarts heeft geadviseerd in het kader van re-integratie. Naar aanleiding van de medische informatie die eiseres met betrekking tot haar heupklachten heeft overgelegd, ziet de verzekeringsarts B&B op preventieve gronden reden aanvullende beperkingen voor zware heupbelasting op te nemen. Op 14 september 2023 is daarom een nieuwe FML opgesteld.
27. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de belastbaarheid van eiseres voldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen zoals die door de verzekeringsarts B&B zijn vastgesteld in de FML van 14 september 2023. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn – zoals de rechtbank onder rechtsoverweging 17 al aanhaalde – niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen.
28. Omdat de FML in beroep is gewijzigd is sprake van een gebrek in het bestreden besluit. Naar aanleiding van de aanpassing van de FML is de geschiktheid van de geduide functies opnieuw beoordeeld. De arbeidsdeskundige B&B heeft vastgesteld dat de functies nog steeds geschikt zijn. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is dus niet veranderd. Eiseres heeft daarom geen nadeel ondervonden van het aan het bestreden besluit klevende gebrek. De rechtbank is daarom van oordeel dat het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gepasseerd kan worden.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
29. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 3 september 2021 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als medewerker klantenservice, omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies geselecteerd die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en één reservefunctie) opgeleverd.
Het gaat om:
- ( sbc-code 372060) Huishoudelijk medewerker (excl. particulieren);
- ( sbc-code 111334) Huishoudelijk medewerker gebouwen;
- ( sbc-code 111333) Huishoudelijk medewerker.
Als reservefunctie is geduid:
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten).
30. De arbeidsdeskundige heeft in het rapport van 22 september 2021 en de resultaat functiebeoordeling van 1 oktober 2021 voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiseres. De arbeidsdeskundige heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies passend zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De arbeidsdeskundige B&B heeft toegelicht waarom hij geen aanleiding ziet om hiervan af te wijken. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite vooral gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
31. De arbeidsdeskundige B&B heeft in het rapport van 27 september 2023 toegelicht waarom de functies op grond van de gewijzigde FML van 14 september 2023 nog steeds geschikt zijn voor eiseres. De rechtbank kan deze toelichtingen volgen.
32. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres met de middelste van de drie geduide functies meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk.
33. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat de vastlegging van de beoordeling van de arbeidsdeskundige dateert van na datum in geding, merkt de rechtbank op dat dit de normale werkwijze is van het UWV. De rechtbank ziet geen aanleiding deze werkwijze onjuist te achten.

Conclusie en gevolgen

34. Het UWV heeft terecht besloten om de ZW-uitkering van eiseres per 24 oktober 2021 te beëindigen, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
35. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Vanwege toepassing van artikel 6:22 van de Awb bepaalt de rechtbank dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht en de proceskosten moet vergoeden. Deze kosten worden begroot op € 1.674,- voor verleende bijstand, € 11,70 voor reiskosten en € 50,- voor het betaalde griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.685,7‬0.
Deze uitspraak is gedaan op 16 november 2023 door mr. M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.