Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- het verzoekschrift van [verzoeker] op grond van artikel 202 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat bij de rechtbank Amsterdam is ingekomen op 28 april 2023, met bijlagen 1 tot en met 3;
- de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 25 mei 2023, waarbij deze rechtbank zich onbevoegd heeft verklaard en de procedure in de stand waarin deze zich bevindt naar de rechtbank Den Haag heeft verwezen;
- het inkomen van het verzoekschrift met bijlagen bij de rechtbank Den Haag op 26 mei 2023;
- het verweerschrift van Nationale-Nederlanden, met bijlagen 1 tot en met 29.
- mr. Leemhuis voornoemd;
- namens verweerster de heer [naam], schadebehandelaar bij Nationale-Nederlanden, bijgestaan door mr. De Hoogh voornoemd.
3.De feiten
De periode vóór de aanrijding op 23 oktober 2019
U vraagt naar de gevolgen van het ongeval en of een onafhankelijke expertise uitkomst zou kunnen bieden in de medische causaliteit discussie.
4.Het verzoek
5.De beoordeling
e geringe fysieke impact van de aanrijding op 23 oktober 2019
life eventsin de afgelopen jaren. Dit lijkt erop te wijzen dat de psychische klachten die [verzoeker] stelt te ondervinden, niet zijn veroorzaakt door het ongeval op 23 oktober 2019, maar door ernstige gebeurtenissen in zijn persoonlijke leven. Niet ter discussie staat dat zich
life eventshebben voorgedaan, en niets wijst erop dat deze
life eventsdoor de aanrijding op 23 oktober 2019 in gang zijn gezet. Daarbij komt dat [verzoeker] betrokken is geweest bij meerdere serieuze geweldincidenten. Gelet hierop is zeer moeilijk voorstelbaar dat – voor zover [verzoeker] wordt gediagnostiseerd met een posttraumatische stressstoornis – deze zal worden herleid tot de aanrijding van 23 oktober 2019. Daarbij wordt aangetekend dat deze aanrijding weinig meer heeft ingehouden dan het schampen van de twee voertuigen.