ECLI:NL:RBDHA:2023:17520

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
NL23.34037
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd aan een Venezolaanse asielzoekster met mantelzorgtaken

Op 16 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd aan een Venezolaanse asielzoekster. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid terecht de maatregel had opgelegd, omdat de eiseres niet voldeed aan de verplichting om Nederland te verlaten. De eiseres had geen rechtmatig verblijf, geen vaste woon- of verblijfsplaats en beschikte niet over voldoende middelen van bestaan. Bovendien had zij zich zonder noodzaak ontdaan van haar reisdocumenten. De rechtbank erkende de bijzondere omstandigheden van de eiseres, die mantelzorger is voor haar ernstig gehandicapte nichtje, maar oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om van de maatregel af te zien. De staatssecretaris had gemotiveerd waarom de maatregel noodzakelijk was voor de openbare orde en de nationale veiligheid. De rechtbank concludeerde dat het belang van de openbare orde de oplegging van de maatregel vorderde en verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond. De uitspraak benadrukte dat de staatssecretaris voldoende ondersteuning biedt voor de zorg van de nichtje van eiseres, en dat de broer van eiseres verantwoordelijk is voor zijn gezin. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34037

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

geboren op [geboortedatum],
van Venezolaanse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer],
mede namens haar minderjarige kinderen:
[kind 1], geboren op [geboortedatum kind 1], V-nummer: [V-nummer kind 1],
[kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2], V-nummer: [V-nummer kind 2],
[kind 3], geboren op [geboortedatum kind 3], V-nummer [V-nummer kind 3],
(gemachtigde: mr. J.G. Brands),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. G.M. Bouius).

Procesverloop

Bij besluit van 25 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris aan eiseres een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de gronden ingediend.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 november 2023 op zitting behandeld. Eiseres en haar oudste zoon zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Tevens is een tolk verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 56, eerste lid, van de Vw kan door de staatssecretaris overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te geven regels, indien het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert, de vrijheid van beweging worden beperkt van de vreemdeling die:
a. geen rechtmatig verblijf heeft;
b. rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, met uitzondering van de onderdelen b, d, en e.
1.1.
Op grond van artikel 56, tweede lid, van de Vw blijft toepassing van het eerste lid achterwege, dan wel wordt de toepassing beëindigd, zodra de vreemdeling te kennen geeft Nederland te willen verlaten en hiertoe voor haar ook gelegenheid bestaat.
1.2.
De vrijheidsbeperkende maatregel kan ingevolge artikel 5.1. van het Vreemdelingenbesluit 2000 bestaan uit:
a. een verplichting zich bij verblijf in Nederland in een bepaald gedeelte van Nederland te bevinden, of;
b. een verplichting zich te houden aan een verbod om zich in een bepaald gedeelte of bepaalde gedeelten van Nederland te bevinden.
1.3.
In paragraaf A5.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) staat vermeld dat, anders dan bij de oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel zoals neergelegd in de Vw, een vrijheidsbeperkende maatregel in de regel niet disproportioneel zal zijn indien deze nodig is voor de voorbereiding van het vertrek van de vreemdeling. Wel moet worden nagegaan of in de gegeven omstandigheden, de door de vreemdeling gestelde belangen zwaarder moeten wegen dan het belang van de overheid bij het beschikbaar houden van de vreemdeling voor het vertrekproces.
1.4.
In paragraaf A5.5. van de Vc staat vermeld dat de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 – in combinatie met een toezichtmaatregel op grond van artikel 54 eerste lid, van de Vw – wordt opgelegd op grond van de openbare orde of de nationale veiligheid aan de vreemdeling zonder rechtmatig verblijf.
2. De staatssecretaris heeft eiseres verplicht om met ingang van 30 oktober 2023 te verblijven in de gemeente Tytsjerksteradiel, alwaar zij zich met haar minderjarige kinderen in de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) Gezinslocatie Burgum dient op te houden. De staatssecretaris heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en acht hierbij van belang dat eiseres niet heeft voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten. Verder beschikt eiseres niet over een vaste woon- of verblijfsplaats, noch over voldoende middelen van bestaan. Tot slot werpt de staatssecretaris eiseres tegen dat zij zich zonder noodzaak heeft ontdaan van de reisdocumenten van haar en haar kinderen.
Standpunten partijen
3. Eiseres voert aan dat zij en haar kinderen op 21 november 2021 een asielaanvraag hebben ingediend. Deze aanvraag is afgewezen en het daartegen ingestelde beroep is bij uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 29 september 2023 ongegrond verklaard. Op 25 oktober 2023 is hoger beroep ingesteld. Eiseres verblijft in Nederland met haar broer en zijn kinderen. De oudste dochter van haar broer is zeer ernstig gehandicapt en behoeft 24-uurs zorg. Deze zorg wordt verdeeld tussen eiseres en haar broer. De oudste dochter van haar broer beschouwt eiseres als een moeder en het is in haar belang dat de zorg die eiseres biedt wordt gecontinueerd. Dat geldt temeer nu haar broer binnenkort geopereerd zal worden en dan enige tijd niet in staat zal zijn zorg te bieden. De vrijheidsbeperkende maatregel heeft als gevolg dat eiseres van haar familieleden wordt gescheiden. Dat is niet in het belang van de oudste dochter van haar broer. Eiseres wijst op een schrijven van de kinderfysiotherapeut waarin de betekenis van de zorg nader wordt toegelicht.
4. De staatssecretaris wijst op het gehoor en stelt dat voorafgaande aan de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel kennis is genomen van de door eiseres in haar gronden gestelde bijzondere omstandigheden. Uit het gehoor volgt dat eiseres heeft verklaard dat zij mantelzorger is voor haar broer en zijn kind. In de vrijheidsbeperkende maatregel is vervolgens gemotiveerd waarom de staatssecretaris in die omstandigheid geen reden ziet om af te zien van het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel. Er is voldoende zorg en begeleiding aanwezig voor de broer en zijn kind. De staatssecretaris wijst op het verslag van het vertrekgesprek van 12 oktober 2023 waarin aandacht is besteed aan de situatie van de broer en het nichtje van eiseres. De staatssecretaris stelt dat het overgelegde schrijven van de kinderfysiotherapeut het standpunt niet anders maakt. Dat eiseres een grote rol heeft gespeeld in de verzorging van haar nichtje wordt niet betwist. Echter, het nichtje is voor haar verzorging niet exclusief afhankelijk van eiseres. Het is de broer van eiseres die verantwoordelijk is voor haar nichtje.
Beoordeling rechtbank
5. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris terecht aan de vrijheidsbeperkende maatregel ten grondslag heeft gelegd dat eiseres niet heeft voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten. Op 24 januari 2023 heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiseres om een asielvergunning voor bepaalde tijd afgewezen. Het beroep hiertegen is bij uitspraak van 29 september 2023 door deze rechtbank en zittingsplaats ongegrond verklaard (NL23.2579). Eiseres en haar kinderen hebben derhalve geen rechtmatig verblijf meer. De staatssecretaris heeft terecht gesteld dat er op eiseres een vertrekplicht rust en dat zij geen acties heeft ondernomen die gericht zijn om haar vertrek uit Nederland te realiseren. Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van het IOM en heeft geen andere voorbereidende handelingen verricht in het kader van terugkeer terwijl de vertrektermijn is verstreken op 27 oktober 2023. Verder stelt de rechtbank vast dat eiseres op 25 oktober 2023 hoger beroep heeft ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres aangegeven dat geen voorlopige voorziening is ingediend. De rechtbank overweegt dat het instellen van hoger beroep in het geval van eiseres geen schorsende werking heeft, zodat geen rechtmatig verblijf is ontstaan en er op haar nog altijd een vertrekplicht rust. Verder heeft de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank ook terecht ten grondslag gelegd dat eiseres als uitgeprocedeerde asielzoekster geen recht meer heeft op opvang in een regulier AZC en daarmee ook geen vaste woon- of verblijfsplaats heeft. Eiseres heeft ter zitting niet aangegeven dat zij ergens anders (bestendig) kan verblijven. Van voldoende middelen van bestaan is evenmin gebleken. De rechtbank benadrukt dat plaatsing in de VBL dient om erop te kunnen toezien dat eiseres daadwerkelijk werkt aan haar vertrek, maar op dit moment tevens de enige mogelijkheid is om eiseres en haar minderjarige kinderen nog opvang te bieden. Tot slot heeft de staatssecretaris terecht ten grondslag gelegd dat eiseres zich zonder noodzaak heeft ontdaan van haar reisdocumenten en die van haar kinderen. Gelet op deze gronden heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat het belang van de openbare orde de oplegging van de maatregel vordert.
6. De rechtbank is verder van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat uit de vrijheidsbeperkende maatregel blijkt dat kenbaar is meegewogen dat eiseres mantelzorger is voor haar broer en zijn kind. In de maatregel stelt de staatssecretaris dat Nederland voldoende ondersteuning biedt met betrekking tot de zorg en begeleiding ten aanzien van de zorg van eiseres haar zwaar gehandicapte nichtje. Verder stelt de rechtbank vast dat uit de vertrekgesprekken die met eiseres zijn gevoerd volgt dat de DT&V en de regievoerder op de hoogte zijn van de mantelzorg die eiseres levert en ook op de hoogte zijn van de procedure van haar broer en zijn kind. Uit het vertrekgesprek van 12 oktober 2023 volgt dat de regievoerder aan eiseres heeft uitgelegd dat de broer van eiseres verantwoordelijk is voor zijn gezin en dat hij bij het COa en GZA kan aangeven dat hij hulp nodig heeft en dat zij dan kijken hoe dat kan worden ingevuld. Geadviseerd is dat eiseres hierover met haar broer en casemanager in gesprek kan gaan. Verder stelt de rechtbank vast dat uit het verslag van de kinderfysiotherapeut volgt dat de rol van eiseres in de verzorging erg belangrijk is geweest en dat zij intensief betrokken is geweest bij de kinderfysiotherapeutische behandeling. Zij speelt een positieve rol. Ten aanzien van het welbevinden haar nichtje is het belangrijk dat deze rol ingevuld kan blijven worden door eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat deze bijzondere omstandigheden niet maken dat de staatssecretaris van de oplegging van de maatregel had moeten afzien. Hoewel duidelijk is dat eiseres een belangrijke rol speelt in de verzorging van haar nichtje, volgt uit de stukken niet dat deze rol enkel door eiseres kan worden uitgevoerd. De staatssecretaris stelt terecht dat van een exclusieve afhankelijkheid niet is gebleken en dat de broer van eiseres verantwoordelijk is voor zijn gezin.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.