2.1.De kantonrechter blijft bij wat in haar tussenbeschikking is overwogen en beslist. In de tussenbeschikking heeft de kantonrechter, kort samengevat, geoordeeld dat:
de door erflater afgesloten levensverzekeringen als gift moeten worden aangemerkt,
de levensverzekeringen voor vermindering in aanmerking komen, omdat deze onder
artikel 4:126 lid 2 BW vallen,
de boedel in beginsel recht heeft op (een deel van) de waarde van de uitkering uit de
levensverzekeringen om de schulden van de nalatenschap te kunnen voldoen,
e erfgenamen als begunstigden van de levensverzekeringen verplicht zijn om mee
te werken aan de vermindering van de levensverzekeringen, tenzij dit onredelijk is,
voor de vraag of vermindering onredelijk is, doorslaggevend is of de begunstiging door erflater noodzakelijk is gebleken voor de betaling van kosten van levensonderhoud en studie van de begunstigden;
Voor de beantwoording van de vraag of vermindering van de levensverzekeringen onredelijk is, had de kantonrechter behoefte aan aanvullende informatie en bewijsstukken. Verzoeker is daarom in de gelegenheid gesteld om die informatie en bewijsstukken in te dienen. Dat heeft hij gedaan.