ECLI:NL:RBDHA:2023:17507

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
9952198 EJ VERZ 22-79336 / 9952211 EJ VERZ 22-79338
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindbeschikking over de vermindering van levensverzekeringen in het kader van erfrecht en de gevolgen voor de nalatenschap

Op 16 november 2023 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag een eindbeschikking gegeven in een zaak betreffende de vermindering van levensverzekeringen in het kader van erfrecht. De zaak betreft de erfgenamen van een overleden persoon die een levensverzekering had afgesloten. De kantonrechter heeft in eerdere tussenbeschikkingen vastgesteld dat de levensverzekeringen als quasi-legaat moeten worden aangemerkt en dat de boedel recht heeft op een deel van de waarde van de uitkeringen om de schulden van de nalatenschap te voldoen. De erfgenamen, vertegenwoordigd door een gevolmachtigde, hebben verzocht om opheffing van de vereffening van de nalatenschap, maar de kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen. De rechter heeft geoordeeld dat de erfgenamen moeten meewerken aan de vermindering van de levensverzekeringen, voor zover deze zijn aangewend voor de betaling van kosten van levensonderhoud en studie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de netto-uitkeringen uit de levensverzekeringen door de erfgenamen zijn gebruikt voor noodzakelijke kosten van levensonderhoud, en heeft de bedragen vastgesteld die de erfgenamen moeten verminderen. De kantonrechter heeft de erfgenamen ook opgedragen om de schuldeisers te informeren over de vermindering en de gevolgen daarvan voor hun vorderingen op de nalatenschap. De beslissing benadrukt het belang van een correcte afwikkeling van de nalatenschap en de verplichtingen van de erfgenamen in dit proces.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
NAV/c
Zaaknrs.: 9952198 EJ VERZ 22-79336
9952211 EJ VERZ 22-79338
16 november 2023
Beschikking van de kantonrechter op het verzoek van:
[naam 1] ,wonende te [woonplaats 1] ,
in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van:
i.
[naam 2] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
wonende te [woonplaats 2] , [adres] ,
hierna ook te noemen: [naam 2] ,
[naam 3] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
wonende te [woonplaats 2] , [adres] ,
hierna ook te noemen: [naam 3] ,
erfgenamen van na te melden nalatenschap,
verzoeker.

1.De verdere procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de tussenbeschikking van 1 september 2023 en de daarin genoemde stukken;
  • de nadere toelichting van verzoeker met stukken, ontvangen op 1 oktober 2023.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in haar tussenbeschikking is overwogen en beslist. In de tussenbeschikking heeft de kantonrechter, kort samengevat, geoordeeld dat:
de door erflater afgesloten levensverzekeringen als gift moeten worden aangemerkt,
de levensverzekeringen voor vermindering in aanmerking komen, omdat deze onder
artikel 4:126 lid 2 BW vallen,
de boedel in beginsel recht heeft op (een deel van) de waarde van de uitkering uit de
levensverzekeringen om de schulden van de nalatenschap te kunnen voldoen,
e erfgenamen als begunstigden van de levensverzekeringen verplicht zijn om mee
te werken aan de vermindering van de levensverzekeringen, tenzij dit onredelijk is,
voor de vraag of vermindering onredelijk is, doorslaggevend is of de begunstiging door erflater noodzakelijk is gebleken voor de betaling van kosten van levensonderhoud en studie van de begunstigden;
Voor de beantwoording van de vraag of vermindering van de levensverzekeringen onredelijk is, had de kantonrechter behoefte aan aanvullende informatie en bewijsstukken. Verzoeker is daarom in de gelegenheid gesteld om die informatie en bewijsstukken in te dienen. Dat heeft hij gedaan.
2.2.
De kantonrechter zal hierna bespreken of vermindering van de levensverzekeringen onredelijk is én of de opheffing van de vereffening van de nalatenschap bevolen kan worden.
Is vermindering van de levensverzekeringen onredelijk?
2.3.
De kantonrechter acht het onredelijk dat de erfgenamen moeten meewerken aan de vermindering van de levensverzekeringen, voor zover deze uitkering is aangewend voor het betalen van de daarover verschuldigde belastingen en revisierente. Bij de beantwoording van de vraag of vermindering van de levensverzekeringen (verder) onredelijk is, zal dus worden gekeken naar de netto-uitkering aan de erfgenamen.
2.4.
De erfgenamen hebben aangevoerd dat het onredelijk is dat zij moeten meewerken aan de vermindering omdat zij er niet van op de hoogte waren dat zij niet vrijelijk over de uitkeringen konden beschikken. Zij wijzen erop dat zij bij de verzekeraar hebben nagevraagd of de uitkeringen in de nalatenschap vielen en dat zij mochten afgaan op de uitlatingen die de – deskundige – verzekeraar aan hen heeft gedaan. De verzekeraar heeft er niet op gewezen dat onder omstandigheden een uitkering die niet in de nalatenschap valt toch moet worden verminderd. De ontstane situatie is complex. Als zij de uitkeringen moeten verminderen zal dit bovendien veel stress en onrust geven in hun fragiele thuissituatie. [naam 3] leidt aan autisme. Hij woont sinds zijn geboorte bij zijn moeder [naam 2] . Het gezin leefde vóór de ontvangst van de uitkeringen van de bijstandsuitkering van [naam 2] met toeslagen. [naam 3] is nu 21 jaar en is werkzaam in wat vroeger een sociale werkplaats genoemd werd. Zij zijn bang dat zij na vermindering aangewezen zijn op schuldhulpverlening.
2.5.
Zoals ook uit de tussenbeschikking volgt moet worden beoordeeld of de netto-uitkering noodzakelijk is geweest voor de betaling van de kosten van levensonderhoud en studie van de erfgenamen. Bij die beoordeling zal de kantonrechter er dus rekening mee houden dat de erfgenamen uit een bijstandssituatie komen en dat zij de uitkeringen hebben gebruikt voor hun levensonderhoud. Voor zover dat (nog) niet het geval is, ziet de kantonrechter in hetgeen zij hebben aangevoerd geen reden om te oordelen dat vermindering van de uitkeringen onredelijk is. De erfgenamen waren ervan op de hoogte dat de nalatenschap van erflater negatief was en dat de schulden van de nalatenschap hoger waren dan de netto-uitkeringen die zij uit de verzekeringen ontvingen. Zij hebben pas nadat zij de uitkeringen hadden ontvangen en beslissingen hadden genomen over de besteding daarvan aan de kantonrechter meegedeeld dat de nalatenschap negatief was. In de wet staat dat die mededeling moet worden gedaan meteen zodra een erfgenaam blijkt dat de schulden van de nalatenschap de baten overtreffen (artikel 4:199 lid 2 BW). Dit staat ook in de Richtlijnen Vereffening Nalatenschappen die de rechtspraak ten behoeve van erfgenaam-vereffenaars op www.rechtspraak.nl heeft gepubliceerd. Als de erfgenamen de kantonrechter eerder hadden geïnformeerd, had de kantonrechter ook eerder aan hen kunnen meedelen dat de uitkeringen in aanmerking komen voor vermindering. Verder zal de kantonrechter in deze beslissing tot uitgangspunt nemen dat de erfgenamen niet in een betere, maar ook niet in een slechtere situatie moeten komen te verkeren door de ontvangst van de uitkering uit de levensverzekeringen. Als de erfgenamen door de uitkering en de vermindering daarvan niet in een slechtere positie komen dan voordat zij de uitkering ontvingen, is vermindering van de uitkering niet onredelijk.
Vaststelling netto-uitkeringen
2.6.
Uit de stukken blijkt dat de verzekeraar aan [naam 2] op 13 juli 2021 een bedrag van € 17.831,76 heeft uitbetaald. De verschuldigde belasting (loonheffing) heeft de verzekeraar rechtstreeks afgedragen aan de Belastingdienst. Ook was [naam 2] een bedrag van € 7.429,00 aan revisierente verschuldigd. Aldus heeft [naam 2] een netto-uitkering ontvangen ter hoogte van € 10.402,76.
2.7.
Uit de stukken blijkt dat [naam 3] de bruto-uitkering uit de levensverzekering heeft gebruikt voor een lijfrente met bankspaarrekening voor de duur van vijf jaren, waarbij elke maand een uitkering wordt gedaan. Deze maandelijkse uitkering bedraagt € 619,98 Op die uitkering wordt maandelijks een totaalbedrag van € 262,59 aan belastingen (loonheffing en bijdrage Zorgverzekeringswet) ingehouden. Door de uitkering op deze wijze te gebruiken, was [naam 3] geen revisierente verschuldigd. Aldus zal [naam 3] – na het verstrijken van de looptijd en uitgaande van een gelijkblijvende belastingdruk – een netto-uitkering hebben ontvangen van € 21.443,40 (€ 619,98 -/- 262,59 = € 357,39 x 60 maanden).
Kosten van levensonderhoud en studie
2.8.
Uit de beschikbare informatie blijkt het volgende. [naam 2] ontving vóór de uitkering uit de levensverzekeringen een bijstandsuitkering en huur- en zorgtoeslag. Verder kwam zij in aanmerking voor kwijtschelding van de waterschapsbelasting en gemeentelijke heffingen. [naam 3] had vóór de uitkering uit de levensverzekeringen geen eigen inkomen. Zowel [naam 2] als [naam 3] hebben geen studiekosten gehad.
2.9.
Voor zover de inkomsten van de erfgenamen (al dan niet tijdelijk) zijn stopgezet of verlaagd of de erfgenamen niet meer in aanmerking komen voor kwijtschelding de waterschapsbelasting en gemeentelijke heffingen door de uitkering uit de levensverzekeringen, kwalificeert de kantonrechter deze misgelopen inkomsten als noodzakelijke kosten van levensonderhoud. Een bijstandsuitkering (aangevuld met toeslagen) is het sociaal minimum. Daarom acht de kantonrechter het aannemelijk dat de ontvangen uitkeringen uit levensverzekering tot de hoogte van die misgelopen inkomsten ook daadwerkelijk zijn gebruikt voor de kosten van levensonderhoud van zowel [naam 2] als [naam 3] .
2.10.
Uit de stukken blijkt dat [naam 2] gedurende 76 dagen, namelijk over de periode van 13 juli 2021 tot 27 september 2021 geen recht had op bijstand vanwege de ontvangen uitkering uit de levensverzekeringen. De voor haar geldende bijstandsnorm was € 1.078,70 netto per maand inclusief vakantiegeld. Als de bijstandsuitkering over deze periode ongewijzigd was voortgezet had [naam 2] een bedrag van € 2.695,27 ontvangen (€ 1.078,70 x 12 maanden / 365 dagen x 76 dagen).
2.11.
Uit de stukken blijkt dat [naam 2] niet meer in aanmerking komt voor zowel zorg- als huurtoeslag. De vóór de uitkering uit de levensverzekeringen toegekende toeslagen heeft zij daarom moeten terugbetalen. Het gaat om een bedrag van € 2.517,00 aan huurtoeslag en een bedrag van € 1.291,00 aan zorgtoeslag over het jaar 2021 en een bedrag van € 1.391,00 over het jaar 2022.
2.12.
Uit de stukken blijkt dat [naam 2] in het jaar 2022 niet meer in aanmerking komt voor een kwijtschelding waterschapsbelastingen en de gemeentelijke heffingen. Het gaat om een bedrag van in totaal € 599,72.
2.13.
Gelet op het voorgaande is voldoende aannemelijk geworden dat [naam 2] een bedrag van € 7.894,27 (€ 2.695,27 + € 2.517,00 + € 1.291,00 + € 1.391,00 + 599,72) van de netto-uitkering uit de levensverzekeringen heeft aangewend voor de kosten van levensonderhoud van de erfgenamen. Alhoewel de kantonrechter begrijpt dat het voor [naam 2] fijn is dat een al langer openstaand krediet met de uitkering uit de levensverzekeringen kon worden afgelost, kwalificeert dat niet als kosten van haar levensonderhoud. Ook van de overige uitgaven kan niet worden vastgesteld dat dit noodzakelijke kosten voor levensonderhoud waren. Concreet betekent dit dat [naam 2] mee moet werken aan de vermindering van de levensverzekeringen tot een bedrag van € 2.508,49 (€ 10.402,76 -/- € 7.894,27) en [naam 3] mee moet werken aan de vermindering van de levensverzekeringen tot een bedrag van € 21.257,40.
Kan de opheffing van de vereffening van de nalatenschap worden bevolen?
2.14.
Zoals uit het voorgaande volgt is in de boedel nog te realiseren actief aanwezig. Het verzoek om de opheffing van de vereffening van de nalatenschap te bevelen zal dus worden afgewezen.
Hoe moet de vereffening van de nalatenschap nu verder?
2.15.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat de aan de erfgenamen toekomende uitkering uit de levensverzekeringen verminderd moet worden om de schulden van de nalatenschap te voldoen. De kantonrechter acht het gelet op de correcte afwikkeling van de nalatenschap daarom van belang om aan (verzoeker als gevolmachtigde van) de erfgenamen een aanwijzing te geven zoals hieronder is bepaald.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst af het verzoek om de opheffing van de vereffening van de nalatenschap van erflater te bevelen;
3.2.
geeft (verzoeker als gevolmachtigde van) de erfgenamen een aanwijzing ter zake van de vereffening van de nalatenschap van erflater, inhoudende dat:
zij over moeten gaan tot vermindering van de uitkering uit de levensverzekeringen, voor [naam 2] tot een bedrag van € 2.508,49 en voor [naam 3] tot een bedrag van € 21.257,40, omdat deze is aan te merken als quasi-legaat en vermindering van dit quasi-legaat tot voormeld bedrag niet onredelijk is;
zij de schuldeisers, onder toezending van een kopie van de tussenbeschikking van 1 september 2023 en deze beschikking, moeten informeren over deze vermindering en de gevolgen daarvan voor hun vordering op de nalatenschap;
zij de kantonrechter uiterlijk op 1 maart 2024 moeten informeren over de stand van zaken met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.D. Bellaart, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 november 2023.