ECLI:NL:RBDHA:2023:17496

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
C/09 / 654745 KG ZA 23-850
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van executoriale beslagen in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en Ellips Systemen B.V. en [gedaagde sub 2]. [Eiser] vorderde de opheffing van executoriale beslagen die door Ellips waren gelegd naar aanleiding van een eerder vonnis van de rechtbank Rotterdam. Dit vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelde [eiser] tot betaling van een schadevergoeding van € 811.610,72 aan Ellips. Tegen dit vonnis loopt een appelprocedure. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [eiser] zich in een ernstige situatie bevindt, verblijvende in een hospice vanwege een ongeneeslijke ziekte. Desondanks heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de vorderingen van [eiser] niet voor toewijzing in aanmerking komen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de belangenafweging in executiegeschillen in het voordeel van de partij die de veroordeling heeft verkregen moet uitvallen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen. In dit geval was er geen sprake van een kennelijke misslag in het eerdere vonnis en was [eiser] niet in staat om aan te tonen dat hij door de beslagen in zijn dagelijkse levensonderhoud werd geschaad. De subsidiaire vordering van [eiser] om een bedrag van € 40.000 ter beschikking te krijgen werd eveneens afgewezen, omdat de voorzieningenrechter de stellingen van [eiser] niet aannemelijk achtte. [Eiser] werd veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.373,--, en de kostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/654745 / KG ZA 23-850
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 31 oktober 2023
in de zaak van
[eiser]te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. drs. J.P. de Man te Rosmalen ,
tegen:

1.ELLIPS SYSTEMEN B.V. te Bodegraven ,

2.
[gedaagde sub 2], te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
gedaagden,
advocaat mr. J.H. Ligtenberg te Bodegraven.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’, ‘ Ellips ’ en ‘ [gedaagde sub 2] .’ Met ‘ Ellips c.s.’ worden gedaagden hierna gezamenlijk aangeduid.
Aanwezig is mr. T.F. Hesselink , voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. L.H. Hofstra, griffier.
Tevens zijn aanwezig mrs. De Man en Ligtenberg.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter, na een korte schorsing, met toepassing van artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Vaststaat dat [eiser] bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 mei 2023 in de zaak C/10/642302 / HA ZA 22-603 (hierna: het vonnis), uitvoerbaar bij voorraad, is veroordeeld tot betaling aan Ellips van een schadevergoeding van € 811.610,72, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. [gedaagde sub 2] was bij deze procedure geen procespartij. Tegen het vonnis loopt een appelprocedure bij het gerechtshof Den Haag, ingesteld door [eiser] .
1.2.
Op grond van het vonnis heeft Ellips ten laste van [eiser] executoriale beslagen gelegd, namelijk derdenbeslagen onder de ING bank en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en beslag op de onverdeelde helft van de woning aan de [adres] te [woonplaats 1] .
1.3.
[eiser] verblijft op dit moment vanwege een ongeneeslijke ziekte in een hospice in [plaats] .
1.4.
[eiser] vordert in deze procedure, zakelijk weergegeven, (primair) opheffing van de executoriale derdenbeslagen en (subsidiair) dat de voorzieningenrechter bepaalt dat voor [eiser] in het kader van deze beslagen een bedrag van € 40.000 ter beschikking komt, met veroordeling van Ellips c.s. in de proceskosten.
1.5.
Ellips c.s. voert verweer tegen het gevorderde.
1.6.
De voorzieningenrechter is zich bewust van de zeer ernstige situatie waarin [eiser] zich bevindt. Het primair en subsidiair gevorderde komt echter niet voor toewijzing in aanmerking. Daartoe is het volgende redengevend.
1.7.
In een executiegeschil als hier aan de orde (artikel 438 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) geldt op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad het volgende:
a. a) Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.
b) Bij de toepassing van de onder a genoemde maatstaf in een incident of in kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
c) Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser of verzoeker, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering of verzoek feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
1.8.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in het vonnis geen gemotiveerde beslissing is gegeven over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Daarom moet worden aangenomen dat nog geen afweging van de belangen van partijen heeft plaatsgevonden aan de hand van de daarvoor van belang zijnde feiten en omstandigheden en zal de voorzieningenrechter de onderhavige vordering beoordelen aan de hand van de hiervoor in rechtsoverweging 1.7 onder a) en b) vermelde criteria.
1.9.
Niet is gesteld of gebleken dat het vonnis op een kennelijke misslag berust. Ten aanzien van de te maken belangenafweging wordt allereerst overwogen dat van het totale bedrag tot betaling waarvan [eiser] in het vonnis is veroordeeld, slechts ongeveer
€ 25.000 is geïnd uit de derdenbeslagen onder de ING Bank en de SVB. Dat geïnde bedrag is zelfs veel minder dan het bedrag waarvoor [eiser] verwacht jegens Ellips schadeplichtig te zijn, namelijk € 100.000. Daarbij komt dat het derdenbeslag onder de ING Bank inmiddels is opgeheven. Verder neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg van de beslagen op korte termijn rekeningen niet kan betalen, hij financiële middelen tekort komt om i) in zijn dagelijkse levensonderhoud te voorzien, ii) om de appelprocedure te kunnen voeren en iii) om kosten van zijn aanstaande begrafenis te reserveren. Bij deze stand van zaken weegt het belang van [eiser] niet zwaarder dan dat van Ellips . Dit een en ander leidt ertoe dat de primaire vordering moet worden afgewezen
1.10.
De subsidiaire vordering strekt ertoe dat Ellips c.s. aan [eiser] een bedrag van € 40.000 betaalt. [eiser] heeft aan deze vordering eveneens ten grondslag gelegd dat hij als gevolg van de beslagen op korte termijn rekeningen niet kan betalen, hij financiële middelen tekort komt om in zijn dagelijkse levensonderhoud te voorzien, om de appelprocedure te kunnen voeren en tenslotte om de kosten van zijn aanstaande begrafenis te reserveren. Als rechtsgrond voor de gevorderde betaling heeft mr. De Man , desgevraagd, de redelijkheid en billijkheid althans fatsoen genoemd.
1.11.
Hiervoor is al geoordeeld dat [eiser] zijn stellingen niet aannemelijk heeft gemaakt. Hierop strandt zijn vordering, nog daargelaten dat voor toewijzing daarvan meer nodig is dan enkel een beroep op “redelijkheid en billijkheid” of “fatsoen”.
1.12.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de proceskosten. Ellips c.s. heeft verzocht om een vergoeding van de werkelijke proceskosten wegens misbruik van recht. De voorzieningenrechter vindt het optreden van mr. De Man in deze procedure onder de maat, nu de vorderingen feitelijk en juridisch volstrekt onvoldoende zijn onderbouwd. Daarin ziet de voorzieningenrechter echter onvoldoende aanleiding om [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij te belasten met een hoger bedrag aan proceskosten dan op basis van het gebruikelijke liquidatietarief.
1.13.
Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173,--). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90,--) en de explootkosten van betekening toegekend. De proceskosten en de nakosten die zijn begroot op € 173,-- dienen te worden betaald binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken. De nakosten die zijn begroot op € 90,-- en de explootkosten dienen te worden betaald binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis. Bij gebreke van tijdige betaling is [eiser] de wettelijke rente over de proces- en nakosten verschuldigd.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
wijst het gevorderde af;
2.2.
veroordeelt [eiser] om binnen veertien dagen nadat dit proces-verbaal is betekend de kosten van dit geding aan Ellips c.s. te betalen, tot dusverre aan de zijde van Ellips c.s. begroot op € 1.373,--, waarvan € 697,-- aan salaris advocaat en € 676,-- aan griffierecht, te vermeerderen met nakosten zoals vermeld in 1.13, en bepaalt dat [eiser] bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten verschuldigd is, op de wijze zoals onder 1.13 vermeld;
2.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
…………………………………. …………………………………
mr. L.H. Hofstra mr. T.F. Hesselink