ECLI:NL:RBDHA:2023:17493

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
VK 22/8158
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod van een Chinese eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd aan een Chinese eiser. De eiser, die gedurende meerdere jaren illegaal in Nederland verbleef, heeft tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Het bestreden besluit, dat op 6 december 2022 werd genomen, hield in dat de eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar kreeg opgelegd. Tijdens de zitting op 31 augustus 2023 heeft de gemachtigde van de eiser het beroep tegen het terugkeerbesluit ingetrokken, maar het inreisverbod bleef onderwerp van discussie.

De eiser voerde aan dat het inreisverbod van kortere duur had moeten zijn, gezien zijn langdurige relatie met zijn vriend in Nederland. De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris in het bestreden besluit voldoende had gemotiveerd waarom het inreisverbod van twee jaar werd gehandhaafd. De rechtbank stelde vast dat de eiser met zijn Chinese paspoort naar China had kunnen terugkeren om daar een verblijfsprocedure te starten, en dat de gestelde relatie met zijn vriend niet voldoende onderbouwd was om het inreisverbod te verkorten. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: VK 22/8158

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. K.I. Sett),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J.J.R. Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 6 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd en een inreisverbod voor de duur van twee jaar.
Eiser heeft tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2023. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens eiser is ook verschenen [referent] , referent. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Chinese nationaliteit en is geboren op 23 oktober 1976. Eiser verbleef gedurende meerdere jaren illegaal in Nederland en is inmiddels teruggekeerd naar China.
Het terugkeerbesluit
2. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting het beroep gericht tegen het terugkeerbesluit ingetrokken.
Het inreisverbod
3. Eiser voert aan dat het inreisverbod van kortere duur had moeten zijn, gelet op de bijzondere omstandigheden van eiser. Hij heeft in zijn gehoor aangegeven dat hij ongeveer vijf of zes jaar samenwoont met zijn vriend (referent) en hij heeft verzocht om af te zien van het opleggen van een inreisverbod in verband met zijn wens om in Nederland met zijn vriend samen te wonen. Hier heeft verweerder ten onrechte niet gemotiveerd op gereageerd. Gelet op de bijzondere omstandigheden had verweerder een korter inreisverbod moeten opleggen.
4. Verweerder stelt dat in het bestreden besluit wel degelijk, al is het niet heel uitgebreid, is ingegaan op de gestelde relatie van eiser, maar dat dit geen aanleiding gaf om geen of een korter inreisverbod op te leggen. In het bestreden besluit is daarover overwogen dat eiser met zijn geldige Chinese paspoort naar China had kunnen terugkeren om daar de procedure op te starten voor een geldig verblijf in Nederland.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft de zienswijze van eiser, waarin het samenwonen met zijn vriend is aangevoerd, meegenomen in het bestreden besluit en hierin geen reden gezien om af te zien van het opleggen van het inreisverbod van twee jaar. Hiermee is verweerder kenbaar gemotiveerd ingegaan op de gestelde omstandigheid dat eiser samenwoont met zijn vriend in Nederland. Verweerder stelt verder terecht dat het aangevoerde geen reden is om de duur van het inreisverbod te verkorten, als bedoeld in artikel 6.5a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Eiser verbleef langdurig illegaal in Nederland en de gestelde relatie was op dat moment niet onderbouwd. De omstandigheid van artikel 6.5a, tweede lid, van het Vb doet zich hier ook niet voor. Het beroep slaagt niet.
6. Inmiddels loopt er een procedure voor de aanvraag van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Verweerder heeft daarover in het verweerschrift opgemerkt dat het inreisverbod wordt opgeheven als eiser een verblijfsrecht wordt toegekend in de mvv-procedure.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A.W.M. Engels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 september 2023
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.