ECLI:NL:RBDHA:2023:1747

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
C/09/628872
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op handelsnaam- en auteursrechten door gebruik van de naam Berlano en sociale media accounts

Op 15 februari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een civiele zaak over inbreuk op handelsnaam- en auteursrechten. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. H.J. Dekker, vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat de gedaagde partijen, waaronder [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], inbreuk maakten op de handelsnaam- en auteursrechten van de onderneming Berlano. De zaak ontstond na het overlijden van [X], de oorspronkelijke eigenaar van Berlano, waarbij de erfgenamen, waaronder [eisende partij sub 1], de onderneming hebben geërfd. De gedaagde partijen, die een concurrerende onderneming onder de naam Hilsen voeren, zouden de naam Berlano en de sociale media accounts van Berlano onrechtmatig hebben gebruikt, wat leidde tot verwarring bij het publiek.

De rechtbank oordeelde dat de handelsnaam Berlano door vererving was overgegaan op [eisende partij sub 1], die het recht heeft om deze naam te voeren. De rechtbank stelde vast dat [gedaagde sub 1] tot aan het overlijden van [X] feitelijk werkzaamheden voor Berlano had verricht en dat hij daarbij gebruik maakte van de naam en het logo van Berlano. Na het overlijden van [X] heeft [gedaagde sub 1] echter de naam Berlano en de sociale media accounts onrechtmatig gebruikt, wat leidde tot verwarring bij het publiek. De rechtbank heeft de vorderingen van [eisende partij sub 1] grotendeels toegewezen, met uitzondering van de vordering tot schadevergoeding, omdat er geen verband kon worden vastgesteld tussen de inbreukmakende handelingen en de gestelde schade.

In reconventie vorderde [gedaagde sub 1] schadevergoeding voor gemiste inkomsten, maar deze vordering werd afgewezen omdat partijen elkaar in een eerdere vaststellingsovereenkomst finale kwijting hadden verleend. De rechtbank heeft de gedaagde partijen veroordeeld tot het staken van de inbreuk en het teruggeven van de sociale media accounts aan [eisende partij sub 1]. De proceskosten werden toegewezen aan de eisende partij.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Civiel recht
Zaaknummer: C/09/628872 / HA ZA 22-385
Vonnis van 15 februari 2023
in de zaak van

1.[eisende partij sub 1] te [plaats 1] ,2. [de V.O.F.]

te [plaats 1] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat: mr. H.J. Dekker te Den Haag,
tegen

1.[gedaagde sub 1] te [plaats 1] ,2. [gedaagde sub 2] te [plaats 2] ,

gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat: mr. R.J. van de Leur te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eisende partij sub 1 c.s.] en [gedaagde sub 1 c.s.] genoemd worden.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 mei 2022 met producties EP01 t/m EP21,
- de conclusie van antwoord tevens (voorwaardelijke) eis in reconventie van 27 juli 2022 met producties GP01 t/m GP11,
- het tussenvonnis van 2 november 2022 waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- de conclusie van antwoord in reconventie van 8 december 2022,
- de akte overlegging producties van 12 december 2022 van de zijde van [eisende partij sub 1 c.s.] met een vervangende productie EP21 en producties EP22 en EP23,
- de akte overlegging producties tevens akte wijziging van eis in reconventie van 12 december 2022 van de zijde van [gedaagde sub 1 c.s.] met productie GP12,
- het (verkorte) proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 december 2022.

2.De feiten

2.1.
[de Eenmanszaak] (hierna ‘Berlano’) is op 7 maart 2011 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (hierna ‘KvK’) als handelsnaam van een eenmanszaak. [X] (hierna ‘ [X] ’), bij leven echtgenote van [gedaagde sub 1] , was als eigenaar ingeschreven. [gedaagde sub 1] (hierna ‘ [gedaagde sub 1] ’) was als gevolmachtigde ingeschreven.
2.2.
Onder Berlano werden meubels en woonaccessoires verhandeld. Voor de eenmanszaak werd gebruik gemaakt van Instagram, Pinterest, Facebook en Twitter (hierna ‘de sociale media accounts’). Er waren ook twee domeinnamen in gebruik, www.berlano.nl en www.berlano.com, en een e-mailadres: info@berlano.nl. Verder gebruikte Berlano het volgende logo:
2.3.
[X] is op [datum] 2020 overleden. Haar erfgenamen waren haar twee kinderen uit een eerder huwelijk, waaronder [eisende partij sub 1] (hierna ‘ [eisende partij sub 1] ’). [eisende partij sub 1] heeft Berlano geërfd.
2.4.
[gedaagde sub 1] is rond het overlijden van [X] gaan werken voor een eenmanszaak met de handelsnaam Hilsen Interior (hierna ‘Hilsen’), die zich net als Berlano bezighoudt met interieur en wooninrichting. Bij de KvK is [gedaagde sub 2] per 1 februari 2013 als eigenaar van deze onderneming ingeschreven, en [gedaagde sub 1] is op 6 juni 2020 als gevolmachtigde geregistreerd.
2.5.
Onder Hilsen is gebruik gemaakt van de naam Berlano en domeinnaam berlano.nl en van het logo van Berlano. Dit gebruik blijkt uit de volgende vermeldingen, die ten tijde van de mondelinge behandeling nog vindbaar/zichtbaar waren:
a. de domeinnaam berlano.nl is gebruikt in de KvK inschrijving van Hilsen, zie afbeelding:
b. het logo van Berlano met daarin het teken Berlano is op Pinterest gebruikt als profielfoto bij het account met de naam Hilsen Group, zie afbeelding:
c. en daarbij is op Pinterest bij het account met de naam Hilsen Group ook de domeinnaam berlano.nl weergegeven, zie afbeelding:
d. de naam Berlano is gebruikt op Twitter in de Twitter-handle @BerlanoNLTW onder de naam Hilsen Eichholtz, zie afbeelding:
e. de domeinnaam berlano.nl is op Facebook gebruikt in een link in een bericht van 1 juni 2019 onder de naam Interieur Hilsen Eichholtz Lifestyle, zie afbeelding:
2.6.
Op 4 respectievelijk 5 juli 2020 heeft Berlano de volgende e-mails van Pinterest en Instagram over haar sociale media accounts ontvangen:
2.7.
[gedaagde sub 1] heeft op 30 oktober 2020 de beide erfgenamen van [X] en de executeur van de nalatenschap gedagvaard. [X] en [gedaagde sub 1] waren getrouwd op huwelijkse voorwaarden en [gedaagde sub 1] vorderde dat de nalatenschap, waarin zich onder meer de opbrengst van een na het overlijden van [X] verkochte woning bevond, zou worden verdeeld als ware er sprake van gemeenschap van goederen. In die procedure heeft [gedaagde sub 1] onder meer aangevoerd dat de onderneming Berlano feitelijk door hem was gevoerd en hij daarom recht had op een deel van de met Berlano gegenereerde inkomsten.
2.8.
[gedaagde sub 1] heeft in februari 2021 de naam Berlano in het e-mailadres infoberlano@gmail.com gebruikt, zie afbeelding:
2.9.
Op 1 juli 2021 is de eenmanszaak Berlano bij de KvK omgezet in een vennootschap onder firma (hierna ‘de vof’) en zijn [eisende partij sub 1] en twee andere personen als vennoten geregistreerd. [gedaagde sub 1] wordt niet meer vermeld.
2.10.
Partijen hebben op de zitting van 9 mei 2022 - in de gerechtelijke procedure die [gedaagde sub 1] op 30 oktober 2020 was gestart - de zaak geschikt en een vaststellingsovereenkomst ondertekend. In deze overeenkomst is vastgelegd dat het bedrag van de verkoop van het huis dat in escrow werd gehouden, zal worden vrijgegeven aan de erfgenamen van [X] . Verder hebben partijen afgesproken elkaar finale kwijting te verlenen met betrekking tot de vorderingen die daar waren ingediend.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eisende partij sub 1 c.s.] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I)voor recht verklaart dat [gedaagde sub 1 c.s.] hoofdelijk, althans individueel, inbreuk maakt op de handelsnaam- en/of auteursrechten van Berlano door gebruik te maken van de tekens Berlano en Berlano.nl, waardoor verwarring ontstaat bij het publiek, althans dat [gedaagde sub 1 c.s.] jegens Berlano onrechtmatig handelt;
II)voor recht verklaart dat [gedaagde sub 1] inbreuk maakt op de handelsnaam- en/of auteursrechten van Berlano door de beschikking over de sociale media accounts van Berlano over te nemen, althans dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig jegens Berlano handelt;
III)[gedaagde sub 1 c.s.] gebiedt te staken en gestaakt te houden iedere directe en indirecte vorm van inbreuk op de tekens ‘Berlano’ en ‘berlano.nl’ door handelsnamen, logo’s en andere tekens bevattende ‘Berlano’ te gebruiken waarmee verwarringsgevaar met de onderneming van [eisende partij sub 1 c.s.] is te duchten;
IV)[gedaagde sub 1 c.s.] verbiedt om de handelsnamen, logo’s en andere tekens bevattende ‘Berlano’ te gebruiken, waarmee verwarringsgevaar met de onderneming van eiser is te duchten;
V)[gedaagde sub 1 c.s.] veroordeelt tot vergoeding van de door Berlano geleden en nog te lijden schade;
VI)de schade begroot op €13.722,53, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
VII)[gedaagde sub 1] gebiedt binnen 48 uur na de datum van dit vonnis alle handelingen te verrichten die nodig zijn om de beschikking over de sociale media accounts van Berlano aan Berlano over te dragen;
VIII)[gedaagde sub 1 c.s.] veroordeelt tot een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat [gedaagde sub 1 c.s.] in gebreke blijft aan de onderdelen III, IV en VII te voldoen, met een maximum van € 50.000,00;
IX)[gedaagde sub 1 c.s.] veroordeelt in de kosten van deze procedure in de zin van artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, begroot op € 4.682,70.
3.2.
[eisende partij sub 1 c.s.] onderbouwt zijn vordering als volgt. Voor het overlijden van [X] heeft [gedaagde sub 1] werkzaamheden verricht voor Berlano. [eisende partij sub 1] heeft vervolgens de onderneming Berlano geërfd. [gedaagde sub 1] is gaan werken voor een concurrerend bedrijf met de naam Hilsen. [gedaagde sub 1] heeft er toen voor gezorgd dat Berlano niet meer over haar sociale media accounts kon beschikken door de gebruikersnamen en wachtwoorden over te nemen. [gedaagde sub 1] maakte vervolgens voor Hilsen gebruik van de (domein)naam Berlano en berlano.nl, en van het logo. Het gebruik van de naam en het logo is echter voorbehouden aan [eisende partij sub 1 c.s.] . Omdat [gedaagde sub 1] de naam ten onrechte ook gebruikt, heeft zich verwarring bij het relevante publiek, waaronder LifeStyle WholeSale, tussen Berlano en Hilsen voorgedaan. Hierdoor heeft Berlano voor € 13.722,53 schade geleden.
3.3.
[gedaagde sub 1 c.s.] betwist dat hij de (domein)naam Berlano en berlano.nl nog gebruikt. Hij heeft alle gebruik van de naam gestopt na het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst op 9 mei 2022. [gedaagde sub 1] bevestigt dat hij toegang heeft tot de sociale media accounts, maar geeft aan dat hij deze accounts niet gebruikt. Het logo is ontworpen door [gedaagde sub 1] , dus hij en niet [eisende partij sub 1 c.s.] is auteursrechthebbende. [gedaagde sub 1 c.s.] betwist ook de gestelde schade.
3.4.
[gedaagde sub 1] verweert zich verder door te stellen dat partijen elkaar in de vaststellingsovereenkomst van 9 mei 2022 finale kwijting hebben verleend. Het bezit van Berlano maakte onderdeel uit van dat geschil. Daarom heeft [eisende partij sub 1 c.s.] niets te vorderen van [gedaagde sub 1 c.s.]
in (voorwaardelijke) reconventie
3.5.
In het geval enige vordering van [eisende partij sub 1 c.s.] zal worden toegewezen, vordert [gedaagde sub 1 c.s.] dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I)[eisende partij sub 1] veroordeelt tot vergoeding aan [gedaagde sub 1] van de gemiste inkomsten over de periode 2020 tot en met juni 2021 ten bedrage van € 78.000,00 en € 10.000,00 ten behoeve van het ontnomen gebruik van de auto, te vermeerderen met de wettelijke rente en incassokosten.
II)[eisende partij sub 1 c.s.] veroordeelt in de kosten van deze procedure en in de (buiten)gerechtelijke kosten, te vermeerderen met de nakosten en met de wettelijke rente.
3.6.
[gedaagde sub 1 c.s.] onderbouwt zijn vordering als volgt. De toewijzing van een vordering in conventie betekent dat de vaststellingsovereenkomst van 9 mei 2022 geen doorwerking heeft in onderhavig geschil. In dat geval heeft [gedaagde sub 1 c.s.] een vordering op [eisende partij sub 1 c.s.] voor inkomstenderving. [gedaagde sub 1] genereerde met Berlano in 2019 een netto-inkomen van €4.300,- per maand. Omdat [eisende partij sub 1] en de andere erfgenaam daarnaast [gedaagde sub 1] de mogelijkheid hebben ontnomen om de auto van Berlano te gebruiken in de periode 2020 en 2021, heeft hij zelf een auto aan moeten schaffen.
3.7.
[eisende partij sub 1 c.s.] betwist dat [gedaagde sub 1 c.s.] aanspraak kan maken op vergoeding van de gederfde inkomsten of van het ontnomen gebruik van de auto van Berlano. [gedaagde sub 1 c.s.] kan immers geen aanspraak maken op Berlano, omdat Berlano volledig toebehoorde aan [X] en na haar overlijden aan [eisende partij sub 1] .
3.8.
[eisende partij sub 1] verweert zich verder door te stellen dat partijen elkaar in de vaststellingsovereenkomst van 9 mei 2022 finale kwijting hebben verleend. De verdeling van de gelden maakte onderdeel uit van dat geschil. Daarom heeft [gedaagde sub 1 c.s.] niets te vorderen van [eisende partij sub 1] .

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde sub 1 c.s.] , zoals hierboven verwoord in 3.4., is dat de vaststellingsovereenkomst van 9 mei 2022 al ziet op het gebruik van Berlano, zodat aan de onderhavige conventionele vorderingen van [eisende partij sub 1 c.s.] voorbij moet worden gegaan. Maar naar het oordeel van de rechtbank maken de conventionele vorderingen van [eisende partij sub 1 c.s.] in de onderhavige procedure geen onderdeel uit van de tussen partijen getekende vaststellingsovereenkomst. De vorderingen waarvoor partijen elkaar in de vaststellingsovereenkomst kwijting hebben verleend, zagen op de verdeling van de boedel van het – op huwelijkse voorwaarden gesloten – huwelijk tussen [gedaagde sub 1] en [X] . Partijen hebben dat geschil afgedaan met de afspraak dat het bedrag van de verkoop van het huis dat in escrow werd gehouden, wordt vrijgegeven aan de erfgenamen van [X] . Niet is gebleken dat die procedure (ook) ging over het gebruik van de (domein)naam Berlano of berlano.nl, van het logo van Berlano, of van de sociale media accounts van Berlano. Het verweer slaagt daarom niet.
Inbreuk op het handelsnaamrecht
4.2.
De handelsnaam Berlano is door vererving overgegaan op [eisende partij sub 1] . Hij heeft ervoor gekozen de handelsnaam (verder) te voeren onder de vof. Het is daarmee [eisende partij sub 1 c.s.] die – na het overlijden van [X] – de handelsnaam Berlano rechtmatig kan voeren en zich kan verzetten tegen het gebruik van die handelsnaam door [gedaagde sub 1 c.s.] indien dat gebruik bij het publiek leidt tot verwarring tussen de ondernemingen (artikel 5 Handelsnaamwet).
4.3.
Het is niet in geschil dat [gedaagde sub 1] tot aan het overlijden van [X] feitelijk werkzaamheden heeft verricht voor de eenmanszaak Berlano. [gedaagde sub 1] maakte daarbij gebruik van de (domein)naam Berlano en berlano.nl en het logo van Berlano. De rechtbank gaat er, gelet op het onmiskenbare medeweten van [X] van dat gebruik door [gedaagde sub 1] en de registratie van [gedaagde sub 1] als gevolmachtigde in de KvK inschrijving van Berlano, vanuit dat [gedaagde sub 1] (impliciet) toestemming van [X] had voor het gebruik van de tekens en het logo. Daarom kan er tot aan het overlijden van [X] geen sprake zijn van inbreuk.
4.4.
Voor zover [eisende partij sub 1 c.s.] meent dat het bericht van 1 juni 2019 op Facebook (zie 2.5 onder e.) (zonder – impliciete – toestemming van [X] is geplaatst en daarmee) wel inbreukmakend is, oordeelt de rechtbank als volgt. Het op een Facebookpagina plaatsen van een link (met daarin de handelsnaam van een ander) naar een op de website van een andere onderneming aangeboden product (hier: een sofa), geldt niet als gebruik van een handelsnaam in de zin van artikel 1 Handelsnaamwet. De onderneming Hilsen heeft zich met die link op haar Facebook-pagina namelijk niet (zelf) bij het publiek aangediend onder de naam Berlano. Voor de bezoekers van de Facebook-pagina zal duidelijk zijn dat de link (na aanklikken) doorstuurt naar de website van Berlano, een andere onderneming dan Hilsen, en in dit geval meer specifiek naar een op die website door Berlano aangeboden sofa. Het plaatsen van de link levert dan ook geen inbreuk op het recht op de handelsnaam Berlano op.
4.5.
Na het overlijden van [X] is het handelsnaamrecht overgegaan op [eisende partij sub 1] . Vast staat dat [eisende partij sub 1 c.s.] geen toestemming, ook niet impliciet, aan [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] heeft gegeven om de (domein)naam Berlano en berlano.nl dan wel het logo van Berlano te gebruiken. [gedaagde sub 1 c.s.] heeft op enig moment rond het overlijden van [X] de naam en het logo gebruikt op de accounts van Hilsen op Pinterest en op Twitter, en in de registratie van Hilsen Interior bij de KvK. Daar zijn de naam en het logo nog steeds zichtbaar, zoals blijkt uit de weergaves onder 2.5 a. t/m d. Ook heeft [gedaagde sub 1] het e-mailadres infoberlano@gmail.com gebruikt in mailwisselingen, die zijn ondertekend door Team Hilsen Interior (zie onder 2.8).
4.6.
Anders dan met de link in het bericht van 1 juni 2019, presenteert [gedaagde sub 1 c.s.] zich met het gebruik van het logo van Berlano zoals te zien onder 2.5 b., van de domeinnaam berlano.nl zoals te zien onder 2.5 a en c., van de Twitterhandle @BerlanoNLTW zoals te zien onder 2.5 d., en van het e-mailadres infoberlano@gmail.com wel (naast Hilsen ook) onder de naam Berlano aan haar publiek. De onderneming Hilsen voert daarmee in feite niet alleen de handelsnaam Hilsen maar ook de handelsnaam Berlano. Dat levert gevaar voor verwarring op tussen de onderneming van Hilsen en Berlano, omdat door dat gebruik bij het publiek de indruk kan bestaan dat de twee ondernemingen bij elkaar horen, zeker nu Hilsen en Berlano soortgelijke producten leveren, dezelfde doelgroep bedienen en van dezelfde leveranciers gebruik maken.
4.7.
De (domein)naam en het logo bij de KvK en op Pinterest en Twitter, alsook het e-mailadres, maken daarom inbreuk op het handelsnaamrecht van [eisende partij sub 1 c.s.] Dat [gedaagde sub 1] heeft betoogd dat hij dit gebruik heeft gestaakt vanaf de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst, omdat hij toen heeft moeten aanvaarden dat hij geen recht (meer) had op het gebruik van de handelsnaam, kan het oordeel niet anders maken. Zolang de naam en het logo zichtbaar zijn, duurt de inbreuk voort. Het is aan [gedaagde sub 1 c.s.] om al het nog zichtbare/vindbare gebruik van de (domein)naam Berlano en berlano.nl en het logo te (doen) verwijderen van de KvK inschrijving en de verschillenden sociale media accounts van Hilsen.
4.8.
Gezien het vorenstaande wijst de rechtbank de in conventie onder III) genoemde vordering toe onder aanpassing van de termijn. Dit betekent dat [gedaagde sub 1 c.s.] de genoemde vermeldingen van de (domein)naam Berlano en berlano.nl en het logo van Berlano van de KvK inschrijving en de accounts van Hilsen moet (doen) verwijderen. Ook mag [gedaagde sub 1 c.s.] de naam Berlano niet meer in een e-mailadres gebruiken. In afwijking van het gevorderde geeft de rechtbank aan [gedaagde sub 1 c.s.] , vanwege de mogelijk benodigde medewerking van de betreffende sociale media, twee weken de tijd om hieraan gevolg te geven. Naast het toe te wijzen gebod heeft [eisende partij sub 1 c.s.] geen gebleken belang meer bij een verklaring voor recht dat [gedaagde sub 1 c.s.] inbreuk maakt op het handelsnaamrecht van [eisende partij sub 1 c.s.] Daarom wijst de rechtbank de in conventie onder I) genoemde vordering af. Ook de in conventie onder IV) genoemde vordering wijst de rechtbank af, omdat dit verbod niets toevoegt aan het al toe te wijzen gebod.
4.9.
[eisende partij sub 1 c.s.] voert nog aan dat [gedaagde sub 1] de broncode van de website van Berlano heeft gewijzigd, waardoor de website niet meer is te vinden voor het publiek. Ter onderbouwing heeft [eisende partij sub 1 c.s.] grafieken overgelegd waaruit het dalende bezoekersaantal moet blijken. [gedaagde sub 1] heeft ter zitting betwist dat hij de broncode heeft gewijzigd. De dalende bezoekersaantallen wijdt [gedaagde sub 1 c.s.] aan het beheer van de website door [eisende partij sub 1 c.s.] , dat in vergelijking met het actieve beheer door [gedaagde sub 1] passief is. In het licht van de betwisting acht de rechtbank de stelling dat [gedaagde sub 1] de broncode heeft gewijzigd, onvoldoende onderbouwd. Uit de overgelegde grafieken kan niets worden afgeleid over het al dan niet door [gedaagde sub 1] wijzigen van de broncode.
4.10.
De rechtbank kan de vorderingen in conventie die zien op de beschikking over de sociale media accounts van Berlano – vorderingen II) en VII) – niet toewijzen voor zover die zijn gegrond op inbreuk op het handelsnaamrecht van [eisende partij sub 1 c.s.] De rechtbank ziet niet in hoe het gestelde ‘overnemen’ van de sociale media accounts van Berlano door [gedaagde sub 1] kan leiden tot inbreuk op het handelsnaamrecht. Immers blijkt uit hetgeen is aangevoerd door [eisende partij sub 1 c.s.] en niet is betwist door [gedaagde sub 1 c.s.] dat [gedaagde sub 1] begin juli 2020 aan de sociale media accounts van Facebook en Instagram (zie 2.6) heeft doorgegeven dat het bij het account behorende e-mailadres dan wel telefoonnummer is gewijzigd. Vervolgens, zo is niet in geschil, heeft [gedaagde sub 1] de gebruikersnamen dan wel wachtwoorden van de accounts gewijzigd. Het enkele wijzigen van contact- en inloggegevens van accounts valt niet onder het voeren van een handelsnaam. Voor zover de vorderingen die zien op de sociale media accounts van Berlano zijn gegrond op onrechtmatig handelen door [gedaagde sub 1] , verwijst de rechtbank naar dat wat daarover hierna wordt overwogen.
Inbreuk op het auteursrecht
4.11.
[eisende partij sub 1 c.s.] heeft gesteld dat het auteursrecht op het logo van Berlano toekomt aan de onderneming Berlano. [gedaagde sub 1 c.s.] heeft dit betwist en gemotiveerd betoogd, wat [eisende partij sub 1 c.s.] op zich niet heeft bestreden, dat [gedaagde sub 1] het logo van Berlano heeft ontworpen. Ingevolge artikel 1 van de Auteurswet komt het auteursrecht toe aan de maker. Een onderneming kan ook auteursrechthebbende van een werk zijn, maar daarvoor is dan wel nodig dat de rechthebbende het recht overdraagt aan de onderneming (artikel 2 lid 1 van de Auteurswet) of dat het werk tot stand is gebracht door iemand in dienst van de onderneming (artikel 7 van de Auteurswet). Dat [gedaagde sub 1] het logo heeft overgedragen aan Berlano, is niet aangevoerd en blijkt ook niet uit hetgeen is overgelegd. Ook van enig dienstverband tussen [gedaagde sub 1] en Berlano is niet gebleken, te minder nu [eisende partij sub 1 c.s.] (in het kader van haar vordering onder VII) heeft aangevoerd dat [gedaagde sub 1] een overeenkomst van opdracht had met Berlano, hetgeen een dienstverband uitsluit. Berlano kan daarmee geen beroep doen op enig haar toekomend auteursrecht. De rechtbank wijst de vorderingen van [eisende partij sub 1 c.s.] betreffende inbreuk op het auteursrecht dan ook af.
Onrechtmatig handelen
4.12.
[eisende partij sub 1 c.s.] heeft haar vorderingen die zien op het door [gedaagde sub 1] ‘overnemen’ van de beschikking over de sociale media accounts van Berlano – vorderingen II) en VII) – subsidiair gegrond op onrechtmatig handelen. De rechtbank wijst de vordering onder VII) op die grondslag toe. Die sociale media accounts werden voor het overlijden van [X] gebruikt voor Berlano en behoren Berlano in die zin toe. Dat [gedaagde sub 1] de sociale media accounts ooit heeft aangemaakt, maakt dit niet anders, omdat ervan uit is te gaan dat hij dit voor Berlano heeft gedaan. [gedaagde sub 1] heeft door het wijzigen van de contact- en inloggegevens, (in elk geval achteraf gezien) ten onrechte, het voor [eisende partij sub 1 c.s.] onmogelijk gemaakt om over de sociale media accounts te beschikken en (verder) te gebruiken voor Berlano. Naar het oordeel van de rechtbank handelt [gedaagde sub 1] onrechtmatig ten opzichte van [eisende partij sub 1 c.s.] zo lang hij de beschikking over de sociale media accounts niet teruggeeft aan [eisende partij sub 1 c.s.] [gedaagde sub 1] is degene die ervoor kan zorgen dat [eisende partij sub 1 c.s.] weer over de accounts kan beschikken, namelijk door de gegevens benodigd voor het beheer van de accounts aan [eisende partij sub 1 c.s.] te verstrekken. Bij gebrek aan een gebleken belang naast toewijzing van de vordering onder VII), wijst de rechtbank de gevorderde verklaring voor recht onder II) af.
Dwangsom
4.13.
Als gevorderd zullen aan de toe te wijzen vorderingen onder III) en VII) de na te melden dwangsommen worden verbonden.
Schadevergoeding
4.14.
De rechtbank wijst de gevorderde schadevergoeding van € 13.722,53 voor door klanten geannuleerde bestellingen af. Oktopodás c.s. heeft voor deze vordering aangevoerd dat [gedaagde sub 1 c.s.] verwarring heeft gecreëerd, waardoor de leverancier, LifeStyle WholeSale, niet meer wilde leveren en bestellingen van klanten geannuleerd moesten worden. [eisende partij sub 1 c.s.] heeft daartoe verwezen naar de volgende e-mails van LifeStyle WholeSale van 22 juli 2020 aan [eisende partij sub 1] en zijn reactie daarop:
‘Beste [eisende partij sub 1] ,
Vanuit onze directie is het besluit genomen om op dit moment nog geen werkzaamheden voor Berlano te verrichten.
Er is te veel onrust en ruis en het is ons niet duidelijk wie de firma Berlano toebehoort.
Wij krijgen uit diverse richtingen telefoon en e-mails over Berlano en dit verontrust ons.
Wij willen geen verkeerde of overhaaste beslissingen nemen.
Wij nemen de komende weken tijd en laten de zaken even tot rust komen.
Wij hopen op jullie begrip.
Met vriendelijke groet,
[A]
Sales Representative’
Naar aanleiding van deze e-mail stuurt [eisende partij sub 1] op 22 juli 2020 de volgende berichten:
4.15.
Ook heeft [eisende partij sub 1 c.s.] de volgende e-mailwisseling tussen [gedaagde sub 1] en LifeStyle WholeSale overgelegd:
[gedaagde sub 1] heeft op 15 juni 2020 aan LifeStyle WholeSale gemaild:
‘Vertrouwelijk
[X]
[eisende partij sub 1]
[Naam1]
[Naam2]
[Naam3]
(…)
Met vriendelijke groet,
[gedaagde sub 1]
Team Berlano’
Vanuit LifeStyle WholeSale is daarna een e-mail aan [gedaagde sub 1] gestuurd:
‘Beste [gedaagde sub 1] ,
(…)
Bedankt voor het toesturen van de namen. Dit is voor ons makkelijker om in de gaten te houden of ze zich bij ons aanmelden voor een Eichholtz account of showroombezoek.
Met vriendelijke groet,
[B] ’
Vervolgens heeft LifeStyle WholeSale bericht:
‘Hi [gedaagde sub 1] ,
Bedankt voor het toesturen van de foto’s.
Bijgaande foto’s zal ik alleen intern met mijn collega’s [collega 1] , [collega 2] , [collega 3] en [collega 4] delen. Wanneer ik niet aanwezig ben is het wel belangrijk dat zij ook weten om welke personen het gaat.
Verder zullen wij hier vertrouwelijk mee omgaan.
Met vriendelijke groet,
[B] ’
[gedaagde sub 1] heeft terug aan de leverancier bericht:
‘Beste [B] cc Collega’s,
Dank je voor het bericht.
Dit vind ik wel erg moeilijk om te doen.
Echter kan ik niet anders om mij en Berlano te beschermen.
Vriendelijke groet,
[gedaagde sub 1]
Team Berlano’
4.16.
Uit de voorgaande e-mails volgt dat LifeStyle WholeSale haar levering aan Berlano is gestopt omdat voor deze leverancier niet duidelijk was met wie zij onder de naam Berlano zaken kon en mocht doen. Kennelijk is [eisende partij sub 1] op 8 juli 2020, kort na het overlijden van [X] , bij de leverancier op bezoek geweest om kennis te maken en afspraken te maken over de voortzetting van Berlano. Enkele weken daarvoor was deze leverancier, zo blijkt uit de e-mails van 15 juni 2020, echter nog door [gedaagde sub 1] benaderd (“om mij en Berlano te beschermen”) om ‘in de gaten te houden’ of onder meer [eisende partij sub 1] zich zou melden bij de leverancier. Vervolgens heeft LifeStyle WholeSale op 22 juli 2020 besloten om werkzaamheden voor Berlano even helemaal stop te zetten vanwege de ontstane ‘onrust en ruis’. Dit maakt duidelijk dat de verwarring bij deze leverancier is veroorzaakt door tegenstrijdige berichten van [gedaagde sub 1] en [eisende partij sub 1] . Uit niets blijkt dat het gebruik van de (domein)naam Berlano en berlano.nl door [gedaagde sub 1 c.s.] op de sociale media accounts onder Hilsen en in de KvK inschrijving hier enige rol in hebben gespeeld. De e-mail waarin [gedaagde sub 1] het e-mailadres met daarin de naam Berlano heeft gebruikt dateert van ruim na juni/juli 2020, dus dat gebruik kan ook geen rol van betekenis hebben gespeeld in de beslissing van LifeStyle WholeSale om de leveringen te stoppen. Nu geen verband kan worden vastgesteld tussen de in deze procedure aan [gedaagde sub 1 c.s.] verweten inbreukmakende handelingen en deze schade, wijst de rechtbank de vordering van [eisende partij sub 1 c.s.] tot vergoeding daarvan af.
4.17.
Voor de overige gestelde schade, zoals reputatieschade, verwatering van de naam Berlano, aantasting van de exclusiviteit en het niet kunnen gebruiken van de sociale media accounts, geldt dat het bestaan van deze schade niet aannemelijk is geworden. Ter zitting is namelijk duidelijk geworden dat [eisende partij sub 1 c.s.] de onderneming Berlano, om andere redenen dan waar het in dit geschil over gaat, vooralsnog niet actief heeft voortgezet, waarmee ook de gestelde reputatie, naamsbekendheid en exclusiviteit van Berlano
on holdis gezet. De sociale media accounts zouden ook zonder het wijzigen van de gegevens door [gedaagde sub 1] niet gebruikt zijn. Als [eisende partij sub 1 c.s.] , zoals zij heeft aangegeven, haar voornemen om Berlano weer nieuw leven in te blazen zal uitvoeren, dan zal de reputatie, naam en exclusiviteit hoe dan ook opnieuw moeten worden opgebouwd. De rechtbank wijst de vorderingen onder V) en VI) dan ook af.
in reconventie
4.18.
Omdat de daaraan gestelde voorwaarde intreedt, oordeelt de rechtbank over de ingestelde reconventie. [gedaagde sub 1] vordert dat [eisende partij sub 1] wordt veroordeeld tot vergoeding aan [gedaagde sub 1] van de gemiste inkomsten over de periode 2020 tot en met juni 2021 en een vergoeding voor het ontnomen gebruik van de auto.
4.19.
In de vaststellingsovereenkomst van 9 mei 2022 hebben partijen elkaar over en weer finale kwijting verleend ter zake van de in dat geschil aanhangig gemaakte vorderingen. [gedaagde sub 1] vorderde in die procedure dat de nalatenschap van [X] , met daarin onder meer de opbrengst van een na haar overlijden verkochte woning, zou worden verdeeld als ware er sprake van gemeenschap van goederen. In die procedure heeft [gedaagde sub 1] onder meer aangevoerd dat de onderneming Berlano tijdens het leven van [X] feitelijk door hem was gevoerd en hij daarom recht had op een deel van de met Berlano gegenereerde inkomsten. Die procedure is geëindigd in een schikking waarbij het in escrow gehouden bedrag is toegevallen aan de erfgenamen van mevrouw [gedaagde sub 1] - [X] , waaronder [eisende partij sub 1] . De rechtbank stelt vast dat in die procedure de beweerdelijk gemiste inkomsten van [gedaagde sub 1] en eventuele andere schulden uit de nalatenschap aan de orde zijn gekomen en dat de in de vaststellingsovereenkomst vastgelegde finale kwijting derhalve ziet op de vordering die [gedaagde sub 1] in de onderhavige procedure indient. Die vordering wijst de rechtbank daarom af.
Proceskosten
in conventie
4.20.
[gedaagde sub 1 c.s.] is de partij die in conventie grotendeels in het ongelijk wordt gesteld en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. [eisende partij sub 1 c.s.] maakt aanspraak op de vergoeding van de redelijke en evenredige kosten op basis van artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna ‘Rv’). [eisende partij sub 1 c.s.] heeft specificaties van zijn kosten van in totaal € 11.778,75 exclusief BTW overgelegd.
4.21.
Teneinde de redelijkheid en evenredigheid van de opgevoerde kosten te kunnen beoordelen, wordt aansluiting gezocht bij de Indicatietarieven in IE-zaken (versie april 2017). De daarin vermelde tarieven worden geacht redelijk en evenredig te zijn. De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige procedure een eenvoudige zaak is zoals beschreven in de Indicatietarieven in IE-zaken rechtbanken. Dit betekent dat een maximumtarief van € 8.000,- geldt.
4.22.
Dat bedrag ziet zowel op de primaire grondslag van de vorderingen van handhaving van een intellectueel eigendomsrecht (hier: een handelsnaamrecht) (het zogenoemde IE-deel van deze procedure) als op de subsidiaire grondslag van onrechtmatige daad (het niet IE-deel). De kosten van het niet IE-deel van de vorderingen vallen buiten het toepassingsbereik van artikel 1019h Rv en dienen daarom op de voet van artikel 237 Rv te worden begroot. De onderhavige zaak betreft voor een groot deel op de handhaving van intellectuele eigendomsrechten en is voor een kleiner deel gebaseerd op een onrechtmatige daad. De rechtbank maakt de schatting dat aan het IE-deel 75% van de tijd is besteed en aan de onrechtmatige daad-grondslag 25%.
4.23.
Dit leidt ertoe dat [gedaagde sub 1 c.s.] in conventie zal worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eisende partij sub 1 c.s.] voor een bedrag van 75% x € 8.000,- voor het IE-deel, oftewel € 6.000,-, waarbij zal worden opgeteld een bedrag van € 299,- voor het niet IE-deel (2 x € 598,- x 25%), en wat nog zal worden vermeerderd met een bedrag van
€ 2.837,- aan door [eisende partij sub 1 c.s.] betaald griffierecht en een bedrag van € 125,03 aan haar deurwaarderskosten. Het totaalbedrag komt dan uit op € 9.261,03.
in reconventie
4.24.
[gedaagde sub 1 c.s.] is in reconventie de in het ongelijk te stellen partij en zal daarom in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld. Nu het in reconventie niet gaat om de handhaving van een recht van intellectuele eigendom als bedoeld in artikel 1019 Rv, zal de veroordeling in reconventie worden gebaseerd op het liquidatietarief. De reconventionele vordering vloeit niet voort uit het verweer in conventie en is daarmee een zelfstandige vordering. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisende partij sub 1 c.s.] als volgt vastgesteld: Salaris advocaat € 1.196,- (2 x € 598,-).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
gebiedt [gedaagde sub 1 c.s.] om binnen twee weken na heden de inbreuk op het handelsnaamrecht van [eisende partij sub 1 c.s.] op de naam Berlano te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag (een gedeelte van een dag daaronder begrepen) dat [gedaagde sub 1 c.s.] dit gebod overtreedt, met een maximum van € 25.000,-;
5.2.
beveelt [gedaagde sub 1 c.s.] om binnen 48 uur na heden alle noodzakelijke handelingen te verrichten om [eisende partij sub 1 c.s.] de beschikking te geven over de sociale media accounts van Berlano met een kopie van die handelingen aan de raadsman van [eisende partij sub 1 c.s.] , op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag (een gedeelte van een dag daaronder begrepen) dat [gedaagde sub 1 c.s.] dit gebod overtreedt, met een maximum van € 25.000,-;
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1 c.s.] in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij sub 1 c.s.] tot dit vonnis vastgesteld op € 9.261,03;
5.4.
verklaart het vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het anders of meer gevorderde af;
in reconventie
5.6.
veroordeelt [gedaagde sub 1 c.s.] in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij sub 1 c.s.] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.196,-;
5.7.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het anders of meer gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Witteman en in het openbaar uitgesproken op
15 februari 2023.