ECLI:NL:RBDHA:2023:17445
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter in civiele procedure over gezag en omgangsregeling met minderjarige
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 april 2023 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoekster, die betrokken is in een civiele procedure over het gezag en de omgangsregeling met betrekking tot haar minderjarige dochter. Het wrakingsverzoek was ingediend op 4 april 2023 en was gegrond op het verloop van twee eerdere zittingen, gehouden op 27 mei 2022 en 2 februari 2023, en op een tussenbeslissing van 2 maart 2023. De rechtbank verklaarde het verzoek voor zover het was gegrond op de zittingen niet-ontvankelijk, omdat het te laat was ingediend. De rechtbank oordeelde dat verzoekster geen redelijke verklaring had gegeven voor het tijdsverloop tussen de zittingen en het indienen van het verzoek. Daarnaast werd het verzoek afgewezen voor zover het was gegrond op de tussenbeslissing, omdat een tussenbeslissing geen grond kan vormen voor wraking. De rechtbank benadrukte dat een rechterlijke beslissing als zodanig nooit kan leiden tot een wrakingsverzoek, aangezien dit geen verkapt rechtsmiddel is. De wrakingskamer besloot dat de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.