ECLI:NL:RBDHA:2023:17444

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
NL23.13794
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verweerder legt verwijderingsmaatregel op aan Unieburger zonder rechtmatig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Unieburger met de Poolse nationaliteit, had geen rechtmatig verblijf in Nederland. Verweerder had bij besluit van 13 december 2022 vastgesteld dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf zoals gesteld in artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Dit besluit werd bevestigd in het bestreden besluit van 14 april 2023, waartegen eiser beroep instelde.

Tijdens de zitting was de eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder waren wel aanwezig. De rechtbank heeft het beroep behandeld en geconcludeerd dat de verwijderingsmaatregel die aan eiser was opgelegd, op goede gronden was genomen. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf, aangezien hij geen vaste woon- of verblijfplaats had, geen arbeid verrichtte, niet studeerde en niet beschikte over voldoende middelen van bestaan. Bovendien was er geen bewijs dat eiser een reële kans op werk had of een bijzondere band met Nederland had opgebouwd.

De rechtbank weegt het belang van de Nederlandse samenleving bij de verwijdering van eiser zwaarder dan het individuele belang van eiser om in Nederland te blijven. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet in strijd was met het lex certa-beginsel, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13794
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A.M.V. Bandhoe),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Beket).

Procesverloop

1.1
Verweerder heeft bij besluit van 13 december 2022 (het primaire besluit) vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf als Unieburger heeft in Nederland.
1.2
Met het bestreden besluit van 14 april 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij deze vaststelling gebleven.
1.3
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 11 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. Eiser was niet aanwezig.
1.5
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en meteen mondeling uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit op goede gronden heeft genomen en daarbij de verwijderingsmaatregel heeft kunnen opleggen dat eiser Nederland binnen een maand moet verlaten.
3. Eiser voldoet niet aan de voorwaarden van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Weliswaar heeft eiser de Poolse nationaliteit en verblijft hij ruim 15 jaar in Nederland, maar vaststaat dat hij op het moment van het primaire besluit geen vaste woon- of verblijfplaats had, geen arbeid in loondienst verrichtte, geen zelfstandig ondernemer was en ook niet studeerde. Eiser heeft daarnaast niet aangetoond dat hij beschikt over voldoende eigen middelen van bestaan om in zijn levensonderhoud te voorzien. Ook is niet gebleken dat eiser een reële kans op werk heeft in Nederland, omdat hij niet aantoonbaar aan het solliciteren is. Verder is niet gebleken dat eiser een bijzondere band met Nederland heeft opgebouwd. Eiser leidt een zwervend bestaan en veroorzaakt overlast, onder meer met het plegen van winkeldiefstallen. Niet gebleken is dat hij contact onderhoudt met zijn twee dochters.
4. Alles in samenhang bezien mocht verweerder het belang van de Nederlandse samenleving bij verwijdering van eiser zwaarder laten wegen dan het individuele belang van eiser om in Nederland te blijven.
5. Het bestreden besluit is verder niet in strijd met het lex certa-beginsel. Een Unieburger heeft rechtmatig verblijf in Nederland, behalve als hij niet voldoet aan de voorwaarden als gesteld in artikel 8.12 van het Vb. Eerst als de verwijderingsmaatregel is uitgewerkt en de Unieburger opnieuw aan de voorwaarden van artikel 8.12 Vb voldoet, is er rechtmatig verblijf in Nederland mogelijk.
6. Het beroep is ongegrond. Het bestreden besluit kan stand houden.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2023.
Dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop dit proces-verbaal aan partijen is verzonden. U ziet deze datum hierboven vermeld. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening te treffen.