In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 september 2023, betreft het beroep van eiseres, een Pakistaanse vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar oudere zus in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat niet was aangetoond dat er sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar zus. Eiseres, geboren in 1983, heeft medische problemen en heeft eerder samen met haar zus in Pakistan gewoond. De rechtbank heeft het beroep op 11 oktober 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op goede gronden heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De rechtbank stelt vast dat de samenwoning in Pakistan niet noodzakelijk was en dat eiseres in staat was om zelfstandig te functioneren. Ook is er geen bewijs dat de financiële ondersteuning van de zus noodzakelijk was, aangezien eiseres eerder een eigen inkomen had en andere familieleden ook bijdroegen aan haar huishouden. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM niet onterecht in het nadeel van eiseres is uitgevallen, gezien het restrictieve toelatingsbeleid van Nederland en de geringe band van eiseres met Nederland.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de mvv-aanvraag door de staatssecretaris wordt bevestigd. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.