ECLI:NL:RBDHA:2023:17432

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
C/09/644718/KG RK 23-385
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke zaak

Op 22 maart 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker tegen mr. D.M. Drok, de rechter in een bestuursrechtelijke zaak. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter niet voldoende rekening hield met de verhindermomenten van verzoeker, die internationaal opereert. Verzoeker had eerder aangegeven dat hij alleen op maandagen in Nederland beschikbaar was en had verzocht om de zitting op een andere datum te plannen. De rechtbank had echter besloten de zitting op 23 maart 2023 te laten plaatsvinden, wat verzoeker niet uitkwam. In zijn wrakingsverzoek uitte verzoeker zijn onvrede over de gang van zaken en beschuldigde de rechter van vooringenomenheid.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengen. De wrakingskamer stelde vast dat verzoeker geen concrete omstandigheden had aangevoerd die deze vrees rechtvaardigden. Bovendien werd opgemerkt dat de beslissing van de rechter om geen rekening te houden met de verhindermomenten van verzoeker een rechterlijke beslissing is, die niet kan dienen als grond voor wraking. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek tot wraking, voor zover gebaseerd op de (tussen)beslissing, niet toewijsbaar was.

De wrakingskamer besloot het verzoek tot wraking af te wijzen en bepaalde dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/54
zaak- /rekestnummer: C/09/644718 / KG RK 23-385
Beslissing van 22 maart 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. D.M. Drok,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 21 maart 2023.
1.2.
De wrakingskamer heeft de beschikking over het dossier in de hoofdzaak.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR 21/2467 IB/PVV V293 tussen verzoeker en de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de hoofdzaak).
2.2.
De hoofdzaak heeft blijkens het aan de wrakingskamer overhandigde dossier in de hoofdzaak, voor zover nu relevant, het volgende verloop gehad:
  • Bij brief van 17 januari 2023 zijn verzoeker en de inspecteur van de Belastingdienst geïnformeerd dat voor de mondelinge behandeling 23 maart 2023 als zittingsdatum is vastgesteld. In de brief staat dat dit alvast wordt medegedeeld, zodat partijen er in hun planning rekening mee kunnen houden en dat bij verhindering op 23 maart 2023 om een andere dag kan worden verzocht en dat zo’n verzoek binnen een week na verzending van de brief bij de rechtbank binnen moet zijn.
  • Bij e-mail van 18 januari 2023 heeft verzoeker bericht dat hij vanaf de tweede week van februari 2023 wegens werkzaamheden in het buitenland alleen op maandagen in Nederland is en heeft hij verzocht bij het plannen van een nieuwe datum hiermee rekening te houden. Tevens staat in de e-mail dat verzoeker 23 maart 2022 niet in de buurt van Nederland is en daarmee verhinderd is. Op deze e-mail is niet gereageerd.
  • Vervolgens zijn partijen in de hoofdzaak bij brief van 6 februari 2023 geïnformeerd dat de zitting zal plaatsvinden op 23 maart 2023 om 10.10 uur.
  • Bij brief van 11 februari 2023 heeft verzoeker laten weten dat hij het jammer vindt dat er door de rechtbank geen begrip is voor de omstandigheid dat verzoeker alleen op maandagen in Nederland is en dat hij een hele week verlof moet nemen om op een donderdag bij een zitting te zijn.
  • Bij brief van 21 februari 2023 is aan verzoeker bericht dat hem – om verder uitstel te voorkomen – wordt aangeboden om de behandeling van het beroep te laten plaatsvinden via een videoverbinding, op 23 maart 2023 om 10.10 uur en dat verzoeker binnen twee weken moet laten weten als hij hier gebruik van wil maken.
  • Bij brief van 13 maart 2023 is aan verzoeker bericht dat op het voorstel om de zitting via een videoverbinding te laten plaatsvinden geen reactie is ontvangen en dat de zitting conform de eerdere uitnodiging zal plaatsvinden op 23 maart 2023 om 10.10 uur in Den Haag aan de Prins Clauslaan 60.
2.3.
De inhoud van het wrakingsverzoek luidt als volgt:
“Naar aanleiding van uw schrijven van 13 maart 2023.
Ik betreur de manier waarop uw rechtbank om gaat met mensen die internationaal opereren. Ik ben vrij stipt en heb uw Organisatie netjes op 23 februari 2023 naar aanleiding van uw van 21 februari 2023 gemaild. Dit heb ik naar aanleiding van uw schrijven van 13 maart 2023 op 17 maart nogmaals gedaan. Ik ben niet zo technisch dat ik aan videobellen doe.
U geeft mij het gevoel vooringenomen te zijn. Het is een zaak die twee jaar geleden is ingediend. Ik snap niet waarom na twee jaren er in ene haast is en geen rekening gehouden wordt met mijn verhindermomenten. Ik zie werkelijk het belang niet van de rechtbank om mijn belang in deze zo te schaden. Daarnaast schaadt de rechtbank hiermee direct de belangen van de belastingdienst.
In feite is de zaak inhoudelijk vrij simpel. De belastingdienst heeft mij niet gehoord. Daarmee heeft zij niet voldaan aan de basisbeginselen van behoorlijk bestuur. Ik heb immers het recht om door de belastingdienst gehoord te worden wanneer ik bezwaar maak. In feite staat u nu op dezelfde voet als de belastingdienst.
Gezien het bovenstaande zit er niets anders op dan u in deze te wraken.”
2.4.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Verzoeker verwijst in zijn wrakingsverzoek naar twee e-mailberichten van 23 februari 2023 en 17 maart 2023. Die e-mailberichten heeft de wrakingskamer niet in het dossier in de hoofdzaak aangetroffen en zij heeft van de inhoud daarvan dus geen kennis kunnen nemen. Dat de inhoud van die e-mails bij de beoordeling van het wrakingsverzoek relevant is, heeft verzoeker echter niet gesteld. Verzoeker legt aan zijn verzoek alleen ten grondslag dat de rechter geen rekening houdt met zijn verhindermomenten. De beslissing om wel of geen aanhouding van een zitting te verlenen (en om dus wel of geen rekening te houden met verhindermomenten) is echter een rechterlijke beslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek, voor zover het is gebaseerd op de (tussen)beslissing, niet toewijsbaar is.
3.3.
Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (per e-mail) wordt toegezonden aan:
  • verzoeker;
  • de wederpartij in de hoofdzaak;
  • de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en R.G.C. Veneman, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.