Op 22 maart 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker tegen mr. D.M. Drok, de rechter in een bestuursrechtelijke zaak. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter niet voldoende rekening hield met de verhindermomenten van verzoeker, die internationaal opereert. Verzoeker had eerder aangegeven dat hij alleen op maandagen in Nederland beschikbaar was en had verzocht om de zitting op een andere datum te plannen. De rechtbank had echter besloten de zitting op 23 maart 2023 te laten plaatsvinden, wat verzoeker niet uitkwam. In zijn wrakingsverzoek uitte verzoeker zijn onvrede over de gang van zaken en beschuldigde de rechter van vooringenomenheid.
De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengen. De wrakingskamer stelde vast dat verzoeker geen concrete omstandigheden had aangevoerd die deze vrees rechtvaardigden. Bovendien werd opgemerkt dat de beslissing van de rechter om geen rekening te houden met de verhindermomenten van verzoeker een rechterlijke beslissing is, die niet kan dienen als grond voor wraking. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek tot wraking, voor zover gebaseerd op de (tussen)beslissing, niet toewijsbaar was.
De wrakingskamer besloot het verzoek tot wraking af te wijzen en bepaalde dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.