ECLI:NL:RBDHA:2023:17431

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
C9/643638 / FA RK 23-1509 en C9/648173 / FA RK 23-3738
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en verdeling van beperkte gemeenschap van goederen tussen een vrouw met de Pakistaanse nationaliteit en een man met de Nederlandse nationaliteit, inclusief verzoek tot ontbinding van religieus huwelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2023 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die respectievelijk de Pakistaanse en Nederlandse nationaliteit bezitten. De partijen zijn op [huwelijksdatum] 2020 in Pakistan met elkaar getrouwd. De vrouw heeft op 5 augustus 2021 Nederland betreden. De vrouw verzoekt de rechtbank om de echtscheiding uit te spreken en om de man te verplichten bij te dragen in haar levensonderhoud. De man verzoekt eveneens om de echtscheiding uit te spreken, maar verzet zich tegen de verzoeken van de vrouw met betrekking tot alimentatie en de verdeling van de gemeenschap van goederen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om te oordelen over de echtscheiding, aangezien beide partijen in Nederland wonen. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken, omdat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Daarnaast heeft de rechtbank beide partijen bevolen mee te werken aan de ontbinding van het religieuze huwelijk. De rechtbank heeft ook de verdeling van de beperkte gemeenschap van goederen vastgesteld, waarbij de man en de vrouw recht hebben op de helft van de waarde van de goederen en de schulden die tijdens het huwelijk zijn opgebouwd.

De rechtbank heeft de verdeling van de woning, bankrekeningen en inboedel geregeld en bepaald dat de man de laptop, het frame met de naam van de imam en de lehnga van de vrouw aan haar moet overhandigen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de beslissing over de echtscheiding zelf, die pas geldt na inschrijving in de registers van de burgerlijke stand. Beide partijen zijn verantwoordelijk voor hun eigen proceskosten. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familierecht
Zaakgegevens: C/9/643638 / FA RK 23-1509 (echtscheiding)
C/9/648173 / FA RK 23-3738 (huwelijksvermogensrecht)
Echtscheiding met nevenvoorzieningen
Beschikking van 17 oktober 2023
in de zaak van:
[X01] ,
woonplaats kiezende te Delft,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. A. Alam-Khan,
e n
[Y01] ,
wonende [woonplaats Y01] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. C.R.D. Kommer.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
het verzoekschrift van de vrouw met bijlagen 1 tot en met 8, binnengekomen op 22 februari 2023;
het verweerschrift van de man met bijlagen 1 tot en met 7, met daarin een aantal zelfstandige verzoeken (tegenverzoeken), binnengekomen op 30 maart 2023;
het verweerschrift van de vrouw op de zelfstandige verzoeken van de man, met bijlagen 1 tot en met 8, binnengekomen op 12 mei 2023;
e aanvullende stukken van de man, binnengekomen op 6 september 2023;
het aanvullende verzoekschrift van de vrouw, met bijlagen 1 tot en met 4, binnengekomen op 12 september 2023.
1.2.
De verzoeken en verweren zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling van 22 september 2023. Hiervan zijn aantekeningen gemaakt. Tijdens deze behandeling zijn via videobellen gehoord:
de vrouw, bijgestaan door haar advocaat,
de tolk van de vrouw, de heer [naam tolk01] , en
de man, bijgestaan door zijn advocaat.

2.Waar gaat het over?

Wat staat vast?
2.1.
De man en de vrouw zijn op [huwelijksdatum] 2020 in [huwelijksplaats01] , Pakistan, met elkaar getrouwd.
2.2.
De man bezit de Nederlandse nationaliteit en de vrouw heeft de Pakistaanse nationaliteit.
2.3.
Op 5 augustus 2021 is de vrouw naar Nederland gekomen.
Wat ligt voor?
2.4.
De vrouw verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;
te bepalen dat de man zal bijdragen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met een bedrag van € 3.000,- per maand met ingang van de datum indienen verzoekschrift;
te bepalen dat de waarde van de echtelijke woning bij helfte wordt verdeeld.
2.5.
De man verzoekt de rechtbank eveneens de echtscheiding uit te spreken. Daarnaast verzoekt hij het door de vrouw verzochte onder b) en c) af te wijzen.
2.6.
De vrouw verzoekt de rechtbank voorts voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te bepalen dat de man zal bijdragen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met een bedrag van € 193,- bruto per maand vanaf de datum van ingang van de bijstandsuitkering;
de verdeling te gelasten waar aan de vrouw toekomt:
- de helft van de aan de man toekomende waarde van de echtelijke woning;
- de laptop;
- de op haar naam staande bankrekening, zonder verdere verrekening;
- een bedrag van € 2.000,- spaargeld voor het rijbewijs in bewaring bij haar schoonmoeder, en
- € 462,- van de zorgtoeslag van de vrouw;
en aan de man toekomt:
- de helft van zijn deel in de echtelijke woning;
- de gehele inboedel;
- de op zijn naam staande bankrekening, zonder verdere verrekening.
de man te gebieden het aan de vrouw toekomende deel uit de woning uit te betalen binnen drie maanden na beschikking van uw rechtbank, na een recente taxering van de woning.
2.7.
Bij aanvullend verzoek verzoekt de vrouw het volgende:
te bepalen dat de man één week na de in dezen te wijzen beschikking het Seegay-paper aan de vrouw dient te overhandigen op straffe van een dwangsom ad. € 250,- per dag;
dan wel te bepalen (indien hij dit papier niet bezit) hij al zijn medewerking dient te verlenen aan de totstandkoming van de ontbinding van het religieuze huwelijk naar Islamitisch recht, waarvoor de man een afspraak zal maken met een door de vrouw aan te wijzen imam en hij de vrouw zo tijdig mogelijk in kennis zal stellen van de dag en het tijdstip waarop de man aldaar zal verschijnen met twee getuigen, zodat de man aldaar en alsdan, conform de instructies van de imam, de islamitische echtscheiding uitspreekt om van de vrouw te scheiden door ontbinding van het religieuze huwelijk en de man te bevelen om al hetgeen te doen en te laten wat noodzakelijk is voor de totstandkoming van de ontbinding van het religieuze huwelijk;
dit alles op straffe van een dwangsom ad. € 250,- per dag dat de man weigert zijn medewerking te verlenen aan het onder a) en b) bepaalde.
Daarnaast heeft de vrouw bij de stukken van 12 september 2023 het verzoek tot betaling van € 2.000,- spaargeld ingetrokken.
2.8.
De man heeft nog niet gereageerd op de aanvullende verzoeken van de vrouw.

3.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.1.
Omdat de vrouw de Pakistaanse nationaliteit heeft en omdat de vrouw in Pakistan heeft gewoond en partijen in Pakistan zijn getrouwd, zal de rechtbank per onderwerp vaststellen of de Nederlandse rechter bevoegd is om te beslissen op de verschillende verzoeken en welk recht zij daarbij moet toepassen.
Echtscheiding
rechtsmacht en toepasselijk recht
3.2.
De rechtbank stelt in dit geval vast dat zij ten aanzien van de echtscheiding als Nederlandse rechter bevoegd is, omdat beide partijen in Nederland wonen. [1] Omdat geen sprake is van een gemeenschappelijke buitenlandse nationaliteit noch van een andersluidende rechtskeuze, past de rechter Nederlands recht toe. [2] beoordeling
3.3.
De rechtbank zal op verzoek van de vrouw de echtscheiding uitspreken. In de wet staat dat je mag scheiden als je huwelijk duurzaam is ontwricht. Dat betekent dat het niet meer mogelijk is om met elkaar samen te leven en dat het er niet naar uitziet dat het beter wordt. De vrouw en de man hebben gezegd dat dit zo is.
islamitische echtscheiding
3.4.
Op grond van artikel 827 lid 1 onder e Rechtsvordering kan, in geval de echtscheiding wordt uitgesproken, de rechter als nevenvoorziening een voorziening treffen door een bevel tot medewerking af te geven aan het teniet doen gaan van een naast het huwelijk bestaande religieuze of levensbeschouwelijke verbintenis.
3.5.
Partijen maken elkaar over en weer verwijten ten aanzien van de ontbinding van het religieuze huwelijk. Ter zitting hebben beide partijen verklaard dat zij de ontbinding daarvan wensen. Op grond van bovengenoemd artikel geeft de rechtbank beide partijen het bevel om mee te werken aan de ontbinding van het religieuze huwelijk. Omdat partijen ter zitting hebben aangegeven aan de ontbinding mee te zullen werken, zal de rechtbank hieraan geen dwangsom verbinden. De rechtbank wijst partijen er op dat niet meewerken aan ontbinding van het religieuze huwelijk op grond van genoemd artikel wordt aangemerkt als een onrechtmatige daad.
Partneralimentatie
rechtsmacht en toepasselijk recht
3.6.
De rechtbank stelt in dit geval vast dat zij als Nederlandse rechter bevoegd is omdat zij ook rechtsmacht heeft ten aanzien van de echtscheiding op basis van de woonplaats van partijen. [3] Omdat de vrouw aanspraak maakt op partneralimentatie en zij in Nederland haar gewone verblijfplaats heeft, past de rechter het Nederlands toe. [4]
beoordeling
3.7.
De partneralimentatie kan volgens de wet niet eerder ingaan dan het moment dat de echtscheiding definitief is. Dat is het geval als de echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand (bij de gemeente). Ter zitting heeft de vrouw verklaard dat zij met ingang van 1 augustus 2023 – althans vanaf een moment dat ligt voor het uitspreken en inschrijven van de echtscheiding – niet meer behoeftig is. Daarom zal de rechtbank het verzoek van de vrouw om partneralimentatie afwijzen.
De verdeling van de gemeenschap van goederen
rechtsmacht en toepasselijk recht
3.8.
Zoals hiervoor bij de echtscheiding is overwogen, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht om over de echtscheiding te beslissen vanwege de woonplaats partijen. Om die reden komt de Nederlandse rechter ook rechtsmacht toe om te beslissen op het nevenverzoek dat ziet op – naar de rechtbank begrijpt – de vermogensrechtelijke afwikkeling. [5]
3.9.
Partijen hebben geen (geldige) rechtskeuze gedaan voor of tijdens het huwelijk. Zij zijn niet kort na het huwelijk in hetzelfde land gaan wonen. De vrouw woonde toen in Pakistan en de man in Nederland. Ten tijde van het sluiten van het huwelijk hadden zij ieder een andere nationaliteit, zodat ook de nationaliteit geen aanknopingspunt biedt. De rechter moet daarom kijken naar het recht van het land dat het nauwst betrokken is bij het huwelijk van partijen. [6] Dat is hier Nederland. De rechtbank volgt partijen in hun beider standpunt dat de rechter het Nederlands recht moet toepassen.
beoordeling
3.10.
Partijen zijn na 1 januari 2018 (in Pakistan) getrouwd en zij hebben geen huwelijkse voorwaarden laten opmaken. Daarom geldt voor hen de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen.
3.11.
Door de indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding is die gemeenschap op 22 februari 2023 ontbonden. [7] Tot de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen behoren alle goederen die al vóór het huwelijk samen van partijen waren en alle goederen die zij ieder tijdens het huwelijk en vóór de hiervoor genoemde datum van ontbinding hebben verkregen. Daarvan zijn (onder meer) uitgezonderd erfenissen en giften, maar ook pensioenrechten die al op basis van de wet moeten worden verevend. [8] Wat de schulden betreft, behoren tot de gemeenschap die schulden waarvan partijen al samen schuldenaar waren vóór het huwelijk en alle schulden die zij ieder tijdens het huwelijk en vóór de hiervoor voornoemde datum van ontbinding zijn aangegaan. Daarvan zijn uitgezonderd (onder meer) de schulden die betrekking hebben op goederen die niet tot de gemeenschap behoren. [9]
3.12.
De rechtbank zal hierna eerst in kaart brengen welke goederen en schulden deel uitmaken van de ontbonden gemeenschap. Daarna zal de rechtbank per goed de verdeling vaststellen of de wijze van verdeling gelasten en per schuld de interne draagplicht vaststellen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat ieder van partijen recht heeft op de helft van de waarde van de goederen en ieder van hen de helft van de schulden zal moeten dragen. Voor de waarde van de goederen geldt dat de rechtbank in beginsel kijkt naar de waarde die de goederen hebben op het moment van de feitelijke verdeling.
3.13.
Partijen zijn het erover eens dat de volgende goederen en schulden tot de gemeenschap behoren:
de woning aan de [adres echtelijke woning01] in [plaatsnaam echtelijke woning01] ;
de saldi op de bankrekeningen;
de inboedel in de hiervoor genoemde woning.
3.14.
Tussen partijen is in geschil of de volgende goederen en schulden tot de gemeenschap behoren:
de laptop;
frame met naam van Imam, een robot en een lehnga;
de zorgtoeslag van de maanden januari, februari en maart 2023 van de vrouw.
De woning aan de [adres echtelijke woning01] in [plaatsnaam echtelijke woning02] (post a)
3.15.
De man heeft samen met zijn vader en moeder op 20 april 2021 een appartement gekocht aan de [adres echtelijke woning01] in [plaatsnaam echtelijke woning03] . Uit de door de man overgelegde akte van levering blijkt dat de man voor 98% eigenaar is en zijn ouders ieder voor 1%. Omdat de woning is geleverd toen partijen al getrouwd waren, valt het aandeel van de man in de woning in de beperkte gemeenschap van de man en de vrouw. Dat leidt er toe dat de vrouw recht heeft op de helft van de eventuele overwaarde van het aandeel van de man in die woning.
3.16.
Om de overwaarde te bepalen, dient een makelaar een taxatie uit te voeren en daarnaast dient de stand van de hypotheek per peildatum (22 februari 2023) inzichtelijk te zijn. Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de man binnen één week na de datum van deze beschikking drie mogelijke makelaars aandraagt aan de vrouw. De vrouw kan vervolgens uiterlijk binnen een week haar voorkeur geven. Vervolgens dienen partijen
samenopdracht te geven aan de betreffende makelaar om de waarde van de woning in het economisch verkeer te taxeren naar de waarde op 22 februari 2023. De man dient de stand van de hypotheek per 22 februari 2023 aan de vrouw te tonen. De kosten van de taxatie moeten partijen ieder voor de helft dragen. Zodra de taxatiekosten, de taxatiewaarde en stand van de hypotheek inzichtelijk zijn, kan de overwaarde van het aandeel van de man bepaald worden en dient de man de helft van die overwaarde aan de vrouw te betalen.
De saldi op de bankrekeningen (posten b)
3.17.
Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat de rekeningen worden toebedeeld aan degene op wiens naam de rekening staat en dat de saldi van de verschillende rekeningen per peildatum tussen partijen verrekend worden.
De inboedel van de woning (post c)
3.18.
Partijen zijn het erover eens dat de inboedel aan de man wordt toegedeeld zonder verdere verrekening.
De laptop (post d)
3.19.
De man heeft ter zitting verklaard dat de laptop een geschenk van zijn vader aan partijen is geweest en niet aan hem persoonlijk. Daarmee valt de laptop in de beperkte gemeenschap. Nu de vrouw ermee heeft ingestemd dat de gehele inboedel aan de man wordt toebedeeld, acht de rechtbank het redelijk dat de laptop aan de vrouw wordt toegedeeld. De man dient de laptop binnen twee weken na datum van deze beschikking aan de vrouw te overhandigen.
Frame, robot, lehnga (post e)
3.20.
De man heeft ter zitting erkend dat het frame met de naam van [naam Imam01] bij hem in huis ligt en hij heeft niet betwist dat dat frame aan de vrouw toekomt. De rechtbank zal daarom beslissen dat het frame aan de vrouw wordt toegedeeld en dat de man er zorg voor moet dragen dat het frame binnen twee weken aan de vrouw wordt overhandigd.
3.21.
De man stelt dat de robot aan hem cadeau is gegeven en de vrouw stelt dat het aan haar cadeau is gegeven. De rechtbank beslist dat de robot aan de man toekomt.
3.22.
De vrouw verzoekt haar lehnga terug te krijgen. Ter zitting is verwarring ontstaan over welke lehnga de vrouw bedoelt: haar eigen lehnga of de lehnga van de moeder van de man. De rechtbank is van oordeel dat de lehnga (trouwkledij) valt onder lijfgoed en lijfsieraden. Op grond daarvan deelt de rechtbank de lehnga van de vrouw toe aan de vrouw. De man dient er zorg voor te dragen dat de lehnga binnen twee weken aan de vrouw wordt overhandigd.
de zorgtoeslag van de vrouw
3.23.
De vrouw heeft gesteld dat zij vanaf 1 januari 2023 voor zichzelf een andere zorgverzekering heeft afgesloten. De man heeft dit niet betwist. Daarnaast heeft de man onvoldoende gemotiveerd betwist dat de zorgtoeslag van de vrouw over de maanden januari, februari en maart 2023 aan de man zijn uitgekeerd. Tot 22 februari 2023 valt de zorgtoeslag in de beperkte gemeenschap en vanaf 22 februari 2023 tot 1 april 2023 dient de man de door hem ontvangen zorgtoeslag aan de vrouw te betalen. De door de man aan de vrouw te betalen zorgtoeslag bedraagt (€ 154,- + (6/28 x 154 =) € 33 =) € 187,-.
Gedeeltelijke overeenstemming
3.24.
Zoals hiervoor is overwogen, zijn partijen het eens over de verdeling van een aantal vermogensbestanddelen. Voor die bestanddelen zal de rechtbank geen beslissing opnemen in het dictum, omdat er in dat geval geen taak is weggelegd voor de rechter. [10]
Uitvoerbaar bij voorraad
3.25.
De rechtbank verklaart de beslissingen ‘uitvoerbaar bij voorraad’, zoals is verzocht, wat betekent dat deze beslissingen direct gelden ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beslissing over de echtscheiding zelf verklaart de rechtbank niet uitvoerbaar bij voorraad. Die beslissing geldt namelijk pas als de echtscheiding is ingeschreven en dat kan pas gebeuren als daar geen hoger beroep meer tegen mogelijk is.
Proceskosten
3.26.
De man en de vrouw moeten allebei hun eigen proceskosten betalen, omdat zij een relatie met elkaar hebben gehad.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, die met elkaar gehuwd zijn op [huwelijksdatum] 2020 te [huwelijksplaats02] , Pakistan;
4.2.
geeft beide partijen het bevel mee te werken aan de ontbinding van het religieuze huwelijk;
4.3.
stelt de verdeling van de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen als volgt vast:
a. ten aanzien van de woning aan de [adres echtelijke woning01] in [plaats echtelijke woning01] :
 bepaalt dat de man binnen één week na datum beschikking drie mogelijke makelaars aandraagt aan de vrouw waarna de vrouw binnen één week haar voorkeur doorgeeft aan de man;
 bepaalt dat partijen vervolgens samen opdracht geven aan de betreffende makelaar om de waarde van de woning in het economisch verkeer te taxeren naar 22 februari 2023;
 bepaalt dat de man de stand van de hypotheek per 22 februari 2023 aan de vrouw toont;
 bepaalt dat de man de helft van de overwaarde aan de vrouw dient te betalen;
ten aanzien van de inboedel:
 deelt de inboedelgoederen toe aan de man, zonder verdere verrekening, met uitzondering van de laptop, het frame met de naam van [naam Imam02] en de lehnga van de vrouw;
 deelt de laptop, het frame en de lehnga toe aan de vrouw en bepaalt dat de man deze binnen twee weken na de datum van deze beschikking aan de vrouw overhandigt;
ten aanzien van de bankrekeningen bepaalt de rechtbank dat de rekeningen worden toegedeeld aan diegene op wiens naam de rekeningen staan en bepaalt dat partijen de saldi van de rekeningen per peildatum per helfte moeten delen, en, in geval van negatieve saldi bij helfte moeten dragen;
ten aanzien van de zorgtoeslag van de vrouw bepaalt de rechtbank dat de man een bedrag van € 183,- aan de vrouw dient te betalen.
4.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad, behalve de beslissing over de echtscheiding;
4.5.
beslist dat de man en de vrouw allebei hun eigen proceskosten moeten betalen;
4.6.
wijst de verzoeken voor het overige af.
Dit is de beslissing van rechter mr. K.M. Braun, tot stand gekomen in samenwerking met mr. I. Timmermans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof in Den Haag. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 3 lid 1 sub a, eerste gedachtestreepje, van de Verordening (EG) nr. 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 (“Brussel II ter”)
2.Artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek
3.Artikel 3 sub c van de Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 (“Alimentatieverordening”)
4.Artikel 15 van de Alimentatieverordening jo. artikel 3 van het Haagse Protocol van 23 november 2007
5.Artikel 5 lid 1 en 2 van de Verordening (EU) nr. 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016 (“Huwelijksvermogensverordening”)
6.Artikel 26 lid 1 sub c van de Huwelijksvermogensverordening
7.Artikel 1:99 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek
8.Artikel 1:94 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek
9.Artikel 1:94 lid 7 van het Burgerlijk Wetboek
10.Artikel 3:185 van het Burgerlijk Wetboek