ECLI:NL:RBDHA:2023:17430

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
NL23.24284
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheidsbeoordeling en procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Algerijnse nationaliteit, had op 10 oktober 2022 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd op 17 augustus 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Eiser stelde dat hij problemen had met zijn ex-compagnon, wat leidde tot zijn vlucht uit Algerije. De rechtbank behandelde het beroep op 2 november 2023, maar eiser en zijn gemachtigde verschenen niet. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht ongegrond had verklaard. De rechtbank vond de nationaliteit en identiteit van eiser geloofwaardig, maar de problemen met zijn ex-compagnon werden als ongeloofwaardig beoordeeld. Eiser had tegenstrijdige verklaringen afgelegd en geen bewijs geleverd van een strafrechtelijk proces tegen zijn ex-compagnon. Ook de stelling dat hij gezocht werd door de Algerijnse autoriteiten vanwege militaire dienstplicht werd niet geloofwaardig geacht.

Eiser voerde aan dat de eerdere strafrechtelijke veroordeling van zijn ex-compagnon geen beletsel had moeten zijn voor hun samenwerking, maar de rechtbank oordeelde dat deze stelling onvoldoende was om de problemen geloofwaardig te achten. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24284

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.C.M.E. Schijvenaars),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 17 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 10 oktober 2022 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij problemen heeft met zijn ex-compagnon [naam 2] . Eiser en [naam 2] hebben samen een onderneming opgericht. Eiser werd echter niet uitbetaald door [naam 2] . Nadat het broertje van eiser [naam 2] daarop had aangesproken, is er tussen hen een ruzie ontstaan. Daarbij is het broertje van eiser in zijn gezicht gestoken met een mes. Meerdere personen aan de zijde van [naam 2] waren hierbij betrokken. [naam 2] is hiervoor nooit bestraft, want hij heeft zijn straf afgekocht. Eiser is na dit incident gevlucht naar Oran. Toen [naam 2] erachter kwam dat eiser daar verbleef, heeft hij mensen op eiser afgestuurd. Eiser is vervolgens gevlucht naar Tipaza en heeft daarna Algerije verlaten. Verder stelt eiser gezocht te worden door de Algerijnse autoriteiten vanwege het moeten vervullen van de militaire dienstplicht.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Verweerder acht de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De problemen met ex-compagnon [naam 2] acht verweerder niet geloofwaardig. Redengevend daarvoor is dat eiser hierover ongerijmde, vage en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Ook heeft verweerder aan eiser tegengeworpen dat hij geen documenten over het strafrechtelijke proces tegen [naam 2] heeft overgelegd. Tot slot acht verweerder ook de militaire dienstplicht ongeloofwaardig, omdat niet valt in te zien dat de Algerijnse autoriteiten nu op zoek zijn naar eiser en hij bovendien geen ernstige gewetensbezwaren heeft om niet in de militaire dienst te treden.
4. Eiser voert daartegen aan dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat een eerdere strafrechtelijke veroordeling van [naam 2] voor eiser een beletsel had moeten vormen om met [naam 2] een samenwerking aan te gaan. [naam 2] had zijn straf voor de eerdere veroordeling uitgezeten en dus valt niet in te zien waarom eiser niet met [naam 2] zou willen samenwerken. Verder heeft eiser vernomen dat [naam 2] smeergeld heeft betaald aan iemand binnen de Algerijnse justitie om zijn straf af te kopen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Bij brief van 19 september 2023 heeft verweerder de rechtbank bericht dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld nog steeds contact te hebben met eiser. Verder heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld dat eiser naar eigen zeggen nog steeds in Nederland verblijft. De gemachtigde van eiser heeft ter onderbouwing hiervan een WhatsApp-bericht van eiser aan het digitale dossier toegevoegd. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat eiser nog procesbelang heeft en gaat over tot een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
6. Vastgesteld wordt dat eiser alleen gronden heeft gericht tegen de geloofwaardigheidsbeoordeling van verweerder van de problemen met ex-compagnon [naam 2] . De geloofwaardigheidsbeoordeling van de militaire dienstplicht is onbestreden gebleven.
7. Verweerder heeft de problemen van eiser met zijn ex-compagnon niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. In dit kader heeft verweerder aan eiser tegengeworpen dat eiser vaag en tegenstrijdig heeft verklaard over de gestelde samenwerking met [naam 2] . De stelling van eiser dat niet valt in te zien dat de eerdere strafrechtelijke veroordeling van [naam 2] voor eiser een beletsel had moeten vormen voor het aangaan van een samenwerkingsverband met [naam 2] , is een herhaling van wat eiser in de zienswijze heeft aangevoerd en waarop verweerder in het bestreden besluit al heeft gereageerd. Verweerder heeft in het bestreden besluit terecht overwogen dat deze stelling op zichzelf onvoldoende reden is om de problemen geloofwaardig te achten. Over eisers stelling dat hij heeft vernomen dat [naam 2] smeergeld heeft betaald aan iemand binnen justitie, heeft verweerder terecht overwogen dat dit slechts een niet-onderbouwd vermoeden is en dat ook dit de overige vage en tegenstrijdige verklaringen niet wegneemt.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.