In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 november 2023, in de zaak AWB 23-8732, beoordeelt de rechtbank het verzoek van een Zuid-Afrikaanse verzoeker om de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen in de proceskosten. De verzoeker had eerder een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) van 30 maart 2023. Dit beroep werd ingetrokken nadat de staatssecretaris op 23 augustus 2023 een besluit had genomen. De rechtbank heeft de staatssecretaris de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop de staatssecretaris aangaf geen proceskosten te vergoeden, maar wel bereid was het griffierecht te vergoeden.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, maar komt tot de conclusie dat er geen aanleiding is voor een veroordeling. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift niet is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en dat er geen proceskosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarom wijst de rechtbank het verzoek als kennelijk ongegrond af. Wel benadrukt de rechtbank dat de staatssecretaris verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden, en dat verzoeker zich hiervoor tot de staatssecretaris moet wenden. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.