ECLI:NL:RBDHA:2023:17428

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
C/09/645987 / HA ZA 23-340
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over verbouwing en schadevergoeding tussen opdrachtgevers en aannemer

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben opdrachtgevers een aannemer aangeklaagd wegens tekortkomingen in de uitvoering van een verbouwing van hun woning. De zaak betreft een dakopbouw waarvoor de aannemer op 22 juli 2022 een prijsopgave deed van € 121.000, die later werd verhoogd naar € 154.880. De opdrachtgevers hebben een deel van de aanneemsom betaald, maar er ontstonden geschillen over de uitvoering van het werk, communicatieproblemen en een incident waarbij de aannemer zich bedreigd voelde door de opdrachtgevers. De opdrachtgevers vorderden schadevergoeding van € 95.322,00, inclusief gevolgschade aan het stucwerk van plafonds, en stelden dat de aannemer in verzuim verkeerde. De rechtbank oordeelde dat de aannemer zonder ingebrekestelling in verzuim was geraakt en dat de opdrachtgevers recht hadden op schadevergoeding. De rechtbank kende een bedrag van € 49.832,20 toe aan de opdrachtgevers, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werden de buitengerechtelijke kosten en proceskosten toegewezen aan de opdrachtgevers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/645987 / HA ZA 23-340
Vonnis van 1 november 2023
in de zaak van

1.[eisende partij sub 1] te [plaats 1] ,

2.
[eisende partij sub 2]te [plaats 1] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
hierna samen te noemen: opdrachtgevers,
advocaat mr. K.A.M.J. Horsch te Leusden,
tegen
[gedaagde]te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen: aannemer,
advocaat mr. S.A.P. van den Berg te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 31 maart 2023, met producties 1 tot en met 19;
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 tot en met 4;
  • het tussenvonnis van 30 augustus 2023 waarbij de mondelinge behandeling is bepaald op 20 september 2023;
  • de eiswijziging in conventie ter zake de (pre)contractuele informatieverplichtingen tevens de – naar aanleiding van een gegrond geacht bezwaar van aannemer – gewijzigde conclusie van antwoord in reconventie van 6 september 2023, met producties 20 tot en met 36;
  • de akte van opdrachtgevers, met producties 24a en 36 (tweemaal overgelegd) tot en met 45;
  • de akte van aannemer, met producties 5 tot en met 9;
  • de spreekaantekeningen van mr. Horsch;
  • de spreekaantekeningen van mr. Van den Berg.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 september 2023. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen hebben gezegd. Deze aantekeningen zijn toegevoegd aan het griffiedossier.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1.
Op 22 juli 2022 heeft aannemer op verzoek van opdrachtgevers een globale prijsopgave verstrekt voor het realiseren van een dakopbouw op de woning van opdrachtgevers. Deze globale prijsopgave sloot op € 121.000 inclusief btw (bijlage 2 van productie 1 bij dagvaarding). Op 3 augustus 2022 heeft aannemer vervolgens een offerte uitgebracht voor het:
“creëren van een dakopbouw volgens tekeningen architect”. Deze offerte sloot op € 154.880 inclusief btw (productie 15 bij dagvaarding)
.
2.2.
Deze offerte is in overleg tussen partijen voorzien van ‘bepalingen’ en ‘procesafspraken’, waarna aannemer op 26 augustus 2023 een aangepaste offerte (bijlage 3 bij productie 1 bij dagvaarding) heeft uitgebracht voor het:
“creëren van een dakopbouw [adres] , conform verleende omgevingsvergunning d.d. 2 december 2021 incl. tekeningen en berekeningen constructeur [constructeur] , en conform revisietekeningen architect [architect] , goedgekeurd door de gemeente d.d. 3 juni 2022”. Ook deze offerte sloot op het bedrag (hierna: de aanneemsom) van € 154.880, te betalen in vier termijnen (30% bij aannemen offerte, 30% bij casco constructie gereed, 35% bij oplevering installatiewerk en 5% bij oplevering). Met deze offerte zijn opdrachtgevers op 26 augustus 2022 akkoord gegaan.
2.3.
Zoals overeengekomen heeft aannemer op 26 september 2022 een begin gemaakt met het werk. Partijen spraken een ‘doorlooptijd werkzaamheden’ van zes tot acht weken af en bepaalden dat aannemer
“hoofdopzichter/hoofdaannemer/projectleider/eindverant-woordelijke en contactpersoon [is] voor alle medewerkers, onderaannemers en toeleverancier en [toe ziet op] sluitende ketenaanpak bij het uitvoeren van voorkomende werkzaamheden […]”. Daarnaast bepaalden zij dat eiser 2 de contactpersoon voor aannemer is en zij alleen bij hoge uitzondering contactpersoon zou zijn voor medewerkers en/of onderaannemers. Verder spraken partijen af dat aannemer niet aansprakelijk is, mochten de leveranciers niet op tijd kunnen leveren, en dat eventueel meerwerk in overleg zal worden uitgevoerd voor een nader te bepalen prijs.
2.4.
Op 10 oktober 2022 heeft een eerste werkoverleg plaatsgevonden, waarin opdrachtgevers duidelijk hebben gemaakt dat zij de communicatie met aannemer te gehaast en te beperkt vinden. Zij hebben aangegeven meegenomen te willen worden in het werkproces en dat zij daarom graag iedere werkdag met aannemer het dak op willen gaan voor een evaluatiemoment met de tekeningen in de hand, zodat zij kunnen zien wat er aan de orde is, wat er is uitgevoerd en wat er vervolgens gaat gebeuren.
2.5.
De eerste twee termijnen van de aanneemsom heeft aannemer gefactureerd op
10 en 23 oktober 2023 (totaal € 92.928,00). Deze termijnen zijn door opdrachtgevers zonder protest betaald. Op 4 december 2022 heeft aannemer, in plaats van de derde termijn van 35%, 20% van de aanneemsom (€ 30.976,00) in rekening gebracht (bijlage 4 van productie 1 bij dagvaarding), en ook een meerwerkfactuur van € 3.811,50 voor:
“1 linkerkozijn wijzigen naar schuifraam geheel nieuw kozijn”en
“wijzigen rechterkozijn naar een hogere hoogtemaat en zwaarder kozijnhout ivm schuifraam profiel. Handwerk.”Op deze factuur heeft aannemer verder nog vermeld:
“meerkosten wijzigen kozijnen voorgevel ivm afwijken vergunningstekening en kozijnstaat. Wijziging borstwering lager dan bouwbesluit zijn wij niet voor verantwoordelijk.”
2.6.
Naar aanleiding van een tweede werkoverleg eind november 2022 hebben opdrachtgevers een afsprakenlijst (bijlage 6 van productie 1 bij dagvaarding) opgesteld, die door partijen op 6 december 2022 is ondertekend. Daarin staat onder andere vermeld:
“Authentieke details ramen incl. druppels/kraaldelen implementeren. Binnen alle nieuwe houtwerk authentiek profiel frezen. […] Authentiek balkonhek plaatsen. Authentieke vlonders plaatsen. […] Trap incl. spijlen en ombouw authentiek wordt geplaatst nadat alles boven is gesloten […] Wat gaan we doen met de oplevertijd? Hoe ver lopen we uit? Eind dec ’22 klaar!
2.7.
Op 16 december 2022 hebben opdrachtgevers de factuur voor de aangepaste derde termijn van 20% betaald. Over de meerwerkfactuur voor de wijziging van de kozijnen van de voorgevel is discussie ontstaan tussen partijen. Op 16 december 2022 om 11:11 uur schrijven opdrachtgevers per e-mail aan aannemer:
“de aanhef die je bovenin de balk van je meerprijs factuur hebt geschreven als reden voor plaatsing van nieuwe kozijnen en hoogte borstwering zie ik nu pas. Deze tekst moet er beslist uit. […] Wat betreft de borstwering heb ik contact gehad met de architect, daar zat je bij. Indien de opzichter van de gemeente dit nodig vindt kan dit nihil verschil, altijd worden opgevangen door een Frans balkon, geheel op onze eigen kosten en onze verantwoordelijkheid. Daarnaast willen wij niet nog eens de discussie met jou moeten openen of je wel of niet conform de tekeningen omgevingsvergunning en kozijnstaat hebt gehandeld. […] Laten we de tekst […] vooral beperken tot het zakelijke besluit wat wij in samenspraak met jou hebben genomen en afgesproken. [Naam] en ik hebben de meerprijs onder dié voorwaarden geaccepteerd. […]”
2.8.
Aannemer heeft, ondanks meerdere verzoeken van opdrachtgevers, geweigerd deze tekst op de meerwerkfactuur aan te passen. Op de avond van 16 december 2022 heeft eiser 1 daarop per Whatsapp aan aannemer geschreven:
“[…] gewoon conform tussen ons afgesproken de vermelding de factuur voor meerwerk kozijnen stuurt aan haar, zodat je dit kan bestellen en zij dit kan betalen. Je hebt kennelijk gevoel dat jij je moet indekken, dat doe je dan maar per mail. Dat hoort niet thuis in factuur meerwerk. […]”
2.9.
Aannemer heeft in reactie daarop geschreven:
“Sorry maar dat was mijn definitieve antwoord. Ik ga niet mee in die onzin.”Daarop is een woordenwisseling ontstaan over Whatsapp waarin aannemer op een zeker moment heeft aangegeven:
“Ik denk dat dit via de app niet handig is. Maar denk dat jullie op de verkeerde weg zijn […] en als het nu niet ophoudt kom ik maandag het steiger afbreken.”Op het verzoek van eiser 1 om direct even te bellen heeft aannemer geen gevolg gegeven en laten weten een gezellige avond bij de Griek te hebben en
“hier geen zin in”te hebben.
2.10.
Daarop hebben opdrachtgevers aannemer nog diezelfde avond opgezocht in het restaurant, waar voor de deur een verhitte woordenwisseling volgde tussen eiser 1 en de broer van aannemer. Aannemer heeft eiser 1 kort na afloop van het incident per Whatsapp laten weten (productie 6 dagvaarding, pagina 89):
“[…] excuus voor dit je bent een toffe peer maar verhaal komen halen in een restaurant was geen slimme zet.”
2.11.
Op maandag 19 december 2022 heeft aannemer de steigers weggehaald. Eiser 1 heeft aannemer diezelfde dag via Whatsapp geschreven (productie 6 dagvaarding, pagina 90):
“ [gedaagde] probeer je te bellen. Niets gehoord als reactie op trap […] Hoor dat steiger achter afgebroken wordt? Moet toch nog eea gebeuren met metselen en voegen en plaatsen boeidelen? Of kan dat zonder steiger? […] bel mij even terug.”en:
“ [gedaagde] je belt mij niet terug. Ik wordt gebeld dat je achter en voor de steigers aan het afbreken bent en jouw mannen nu schreeuwen tegen mijn mensen dat zij onze dakopbouw moeten verlaten zodat jij je steiger kunt weghalen. Wat zijn dit voor praktijken? Bij deze wijs ik je erop dat je gehouden bent aan het contract wat je met mij hebt en zeker geen recht hebt om mij af te sluiten van mijn eigen dakopbouw. Dit is grensoverschrijdend gedrag. Bij deze stel ik je in de gelegenheid alsnog je werkzaamheden voort te zetten voor ons. En anders mij per omgaande op de hoogte brengt wat je van plan bent.”Daarop heeft aannemer opdrachtgevers laten weten:
“Jullie hebben een e-mail ontvangen.”
2.12.
In zijn e-mail en aangetekende brief van 19 december 2022 (bijlage 9 van productie 1 bij dagvaarding) heeft aannemer opdrachtgevers onder andere laten weten:
“Door traineren en de vele voorvallen (o.a. ongewenste bemoeienis, werkstillegging, lastigvallen) tijdens de bouwwerkzaamheden, is de bouwtijd inmiddels met 4 weken overschreden. Tevens is de relatie dusdanig verstoord dat voortzetting van de werkzaamheden onmogelijk is. Navolgend een opsomming van enkele voorvallen sinds de aanvang van de werkzaamheden: […] in een restaurant belaagd door [Naam] , die eerst een hele reeks appjes stuurde en bleef bellen en vervolgens in een restaurant vroeg, of ik even mee naar buiten wilde komen. Dit heb ik als zeer bedreigend en intimiderend ervaren en heb hiervan aangifte gedaan bij de politie. Bovengenoemde voorvallen en met name het laatste voorval zijn voldoende gewichtige redenen om de werkzaamheden per direct te staken. Door jullie handelen is de relatie dusdanig ernstig en onherstelbaar verstoord, waardoor de werkzaamheden niet langer voorgezet kunnen worden. Voor de door jullie veroorzaakte vertraging van de werkzaamheden, stel ik jullie uitdrukkelijk verantwoordelijk en aansprakelijk. Deze kosten zullen nader opgemaakt worden bij staat. […].”
2.13.
Bij e-mail van 20 december 2022 (bijlage 7 van productie 1 bij dagvaarding), met als onderwerp
“waarschuwing wanprestatie contractbreuk”hebben opdrachtgevers uitgebreid op dit bericht van aannemer gereageerd en hebben zij aannemer er onder andere op gewezen dat aannemer een doorlooptijd van zes tot acht weken aan zou houden, dat het werk inmiddels de dertiende week ingaat, en dat opdrachtgevers inmiddels 80% van de aanneemsom betaalden en er volgens hen nog meer dan 20% van de werkzaamheden moest gebeuren. Verder hebben zij het incident op vrijdagavond 16 december 2022 en de daar volgens hen geuite doodsbedreigingen aangehaald, en aangegeven daardoor geschokt te zijn en daarvan aangifte te hebben gedaan. Over het verwijt van aannemer dat opdrachtgevers zich bemoeiden met het werk hebben zij aangetekend dat dit logisch was, omdat aannemer de metselaar bestelde die onder nul moest komen metselen, de werklui dagelijks een bende achterlieten en aannemer bij herhaling fout ingemeten materiaal bestelde. Daarbij hebben zij aangetekend:
“Bij deze zijn wij juridisch verplicht om jou een formele waarschuwing te geven dat je in gebreke bent wanneer je de werkzaamheden niet afmaakt conform het contract wat je met ons hebt en behoor ik jou de kans te bieden je werkopdracht alsnog naar behoren af te ronden. Ik stel daarnaast voor dat jij je excuus aanbiedt aan [Naam] en mij na alle stress, dreiging, vijandigheid en grensoverschrijdend gedrag. Je bent bovendien zonder onze toestemming en of overleg de werkplaats – wat ons eigendom is – opgegaan bent en alles hebt weggehaald wat het afbouwen van de dakopbouw onmogelijk maakt en hebt ons tevens iedere toegang tot ons eigen dakopbouw ontzegt door de steiger weg te halen terwijl er nog geen binnentrap aanwezig is. […]”.
2.14.
Bij e-mail van 21 december 2022 (productie 5 bij dagvaarding) hebben opdrachtgevers aannemer verzocht de derde termijn van de aanneemsom binnen 24 uur terug te storten, omdat:
“Je hebt dit onterecht aan ons gefactureerd voor arbeid wat je niet gaat verrichten en kosten die je niet gaat maken, zo is gebleken uit je brief.”Daarop heeft aannemer diezelfde dag nog laten weten (productie 5 dagvaarding) dat de factuur al dateert van 4 december 2022 en partijen die factuur samen inhoudelijk hebben besproken, waarbij aannemer heeft uitgelegd dat overeenkomstig de offerte 35% van de aanneemsom gefactureerd zou worden, maar dat de stand van de werkzaamheden daarmee niet in verhouding was, zodat aannemer in plaats daarvan 20% in rekening bracht. Hij heeft daarbij aangetekend dat de meerwerkfactuur voor de kozijnen nog open stond, dat partijen op
7 december 2022 overeenkwamen dat beide openstaande facturen voldaan zouden worden en:
“Het is dus pertinent onjuist dat de factuur 3e deel die jullie hebben voldaan betrekking zouden hebben op nog uit te voeren werkzaamheden. Ook dit is weer tegenstrijdig met hetgeen wij werkelijk zijn overeengekomen. Tot slot ontken en betwist ik uitdrukkelijk jullie zienswijze en (veronder)stellingen vol onwaarheden en verdraaiing van feiten. Ik ben zeer teleurgesteld over de gang van zaken, met als dieptepunt [Naam] zijn handelen op vrijdagavond.”
2.15.
Bij brief van 30 december 2022 (bijlage 11 van productie 1 bij dagvaarding) heeft de toenmalige gemachtigde van opdrachtgevers aannemer te kennen gegeven dat deze, gelet op wat tussen partijen was voorgevallen, op grond van artikel 6:83 sub c van het Burgerlijk Wetboek (BW) in verzuim verkeerde en opdrachtgevers geen nakoming meer verlangden van aannemer en de brief moest worden opgevat als een omzettingsverklaring in de zin van artikel 6:87 lid 1 BW. Hij kondigde daarbij tevens aan dat de hoogte van de schade van opdrachtgevers zou worden vastgesteld door een expertisebureau en dat deze schade zou worden verhaald op aannemer.
2.16.
Op 11 januari 2023 heeft TOP Expertise B.V. (hierna: de deskundige) ter plaatse een onderzoek uitgevoerd en naar aanleiding daarvan op 24 februari 2023 gerapporteerd (bijlage 12 van productie 1 bij dagvaarding). De uitnodiging aan aannemer om aanwezig te zijn bij het onderzoek, heeft aannemer niet op tijd bereikt, omdat aannemer op vakantie was en de uitnodiging bovendien in zijn spambox was beland.
2.17.
De deskundige heeft gerapporteerd dat de woning van opdrachtgevers vermoedelijk dateert uit de jaren 20/30 van de vorige eeuw, oorspronkelijk twee woonlagen telde en voorzien was van een plat dak. Hij heeft verder:
“vastgesteld dat het casco nog lang niet gereed is. Wel heeft de aannemer al een groot deel van de installatiewerkzaamheden verricht.”Volgens de deskundige vertegenwoordigde het werk dat de aannemer tot dat moment had gerealiseerd 60% van de totale aanneemsom.
2.18.
Ook heeft de deskundige aangetekend:
“Er moeten andere nieuwe kozijnen worden gemaakt vanwege de maatvoeringsfout die er is opgetreden. Dit staat overigens los van de uitstraling van de kozijnen.[Opdrachtgevers]
is namelijk van mening dat de uitstraling authentiek zou zijn, echter staat hieromtrent niets aangeduid op het tekenwerk en noch wordt hierover iets vermeld in de offerte. Volgens de architect, die wij hebben gesproken, heeft hij abusievelijk hier op de tekeningen niets over gemeld. […]”en
“Vooropgesteld achten wij het uitgevoerde werk tot dusverre, behoudens enkele fouten, kwalitatief naar behoren. Er zijn geen aanwijzingen dat er constructieve fouten zijn gemaakt. Gelet op de huidige markt, zie ook de offerten voor het leveren van de kozijnen en de trap, zal het lastig zijn om een partij te vinden die het werk af wil maken. Indien er überhaupt een partij wordt gevonden, zal dit vermoedelijk leiden tot een stijging van kosten.”
2.19.
De kosten voor het nog te verrichten werk heeft de deskundige begroot op
€ 88.175,00, waarbij hij heeft opgemerkt dat in het geval dat het werk, naast de trap en de kozijnen, door een derde moest worden uitgevoerd, er rekening moest worden gehouden met een toeslag van 20%. Voor de afkoop van de overeengekomen garantie heeft de deskundige een bedrag van 10% van de oorspronkelijke aanneemsom redelijk geacht. Daarmee ziet de rekensom van de deskundige er als volgt uit: € 88.175 + € 17.635,00 (20% van € 88.175,00) + € 15.488,00 (10% van € 154.880,00) = € 121.298,00 inclusief btw.
2.20.
De deskundige heeft vastgesteld dat door de uitvoering van de werkzaamheden schade is ontstaan aan het stucwerk van plafonds, waarvoor de deskundige de herstelkosten begrootte op € 8.665,00. Omdat het ging om het herstellen van oude, stuc op riet gipsplafonds waar in het verleden al scheuren in waren ontstaan, die destijds niet deugdelijk zijn hersteld, en omdat de plafonds vanwege het benutten van de dakvloer als etagevloer zouden zijn gaan doorbuigen en er bovendien werkzaamheden waren begroot voor het herstellen van het plafond in de gang in verband met het maken van de sparing voor het plaatsen van de trap, achtte de deskundige een vergoeding van € 5.000,00 billijk op basis van nieuw voor oud.
2.21.
De deskundige heeft berekend dat in het geval dat het werk door een derde moet worden voltooid, de kosten voor opdrachtgevers € 123.904,00 (het al door hen betaalde gedeelte van de aanneemsom) + € 121.298,00 = € 245.202,00 inclusief btw bedragen. De oorspronkelijke aanneemsom bedroeg € 154.880,00. Het verschil € 245.202,00 -/-
€ 154.880,00 = € 90.322,00 vermeerderd met de gevolgschade van € 5.000,00 = € 95.322,00 was volgens de deskundige dan de vordering van opdrachtgevers op aannemer.

3.Het geschil en de vorderingen

in conventie

3.1.
Opdrachtgevers zijn van mening dat aannemer toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Volgens hen verkeerde aannemer al in verzuim op vrijdagavond 16 december 2022, toen hij liet weten dat hij de steiger zou afbreken als opdrachtgevers niet ophielden met hem te bellen en mailen in het restaurant (zie hiervoor onder 2.9), waarna eiser 1 bij het restaurant werd bedreigd. Van hen kon op dat moment niet meer verlangd worden dat zij een van de betrokkenen bij het incident nog toelieten op de bouw, aldus opdrachtgevers.
3.2.
Daarnaast moesten zij uit de gedragingen en de mededelingen van aannemer op
19 december 2022 wel afleiden dat aannemer in de nakoming van zijn verplichtingen tekort zou schieten. Zo had aannemer op 19 december 2022 de steigers weggehaald en bij zijn e-mail en aangetekende brief van 19 december 2022 (zie hiervoor onder 2.12), aan opdrachtgevers laten weten dat
“voortzetting van de werkzaamheden onmogelijk is”,
“werkzaamheden per direct te staken”en
”de relatie dusdanig ernstig en onherstelbaar verstoort, waardoor de werkzaamheden niet langer voortgezet kunnen worden.”
3.3.
Ook reageerde aannemer niet op de mail van opdrachtgevers van 20 december 2022, waarin zij hem de gelegenheid boden alsnog de werkzaamheden af te ronden, zoals partijen met elkaar overeen waren gekomen. Wel reageerde hij op de mail van 21 december 2022 van opdrachtgevers waarin zij hem verzochten de derde termijn terug te betalen en liet hij weten de zienswijze van opdrachtgevers niet te delen (zie hiervoor onder 2.14). Daarnaast liet aannemer op 22 december 2022 weten dat hij, nadat hij de productie van de trap eerst zogenaamd ‘on hold’ had gezet, twee dagen daarvoor zijn onderaannemer die de trap zou maken (hierna: de trappenmaker) had gevraagd of die er nog voor open stond om:
“in jullie opdracht de trap te komen maken”en daarbij aangaf:
“Ik vind het natuurlijk prima dat hij dit voor jullie komt doen.”Allemaal tekenen die erop duidden dat aannemer niet langer zelf het werk wilde afronden, aldus nog steeds opdrachtgevers.
3.4.
Tot slot hebben opdrachtgevers er nog op gewezen dat partijen nieuwe werkafspraken maakten die opdrachtgevers en aannemer op 6 december 2022 ondertekenden en waarin zij afspraken dat het werk eind 2022 klaar zou zijn. Die termijn is door toedoen van aannemer niet gehaald, zodat aannemer, volgens opdrachtgevers, ook op deze grond in verzuim is komen te keren.
3.5.
Opdrachtgevers vorderen – na eiswijziging - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. veroordeling van aannemer tot betaling aan opdrachtgevers binnen twee dagen na betekening van het vonnis van € 95.322,00 inclusief btw, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2023, of vanaf de dag van de dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening;
II. veroordeling van aannemer tot betaling aan opdrachtgevers binnen twee dagen na betekening van het vonnis van de buitengerechtelijke incassokosten van
€ 2.091,14 inclusief btw, of een door de rechtbank te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van de dagvaarding, of vanaf de datum van het vonnis, tot aan de dag van algehele voldoening ;
III. veroordeling van aannemer tot betaling aan opdrachtgevers binnen twee dagen na betekening van het vonnis van de deskundigenkosten van € 3.158,10 inclusief btw, of een door de rechtbank te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van de dagvaarding, of vanaf de datum van het vonnis, tot aan de dag van algehele voldoening;
IV. om de tussen partijen vigerende aannemingsovereenkomst d.d. 26 augustus 2022 met een aanneemsom van € 154.880,00 gedeeltelijk te vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van opdrachtgevers wordt verminderd met 50% tot € 77.440,00 alsmede op aannemer te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan opdrachtgevers te voldoen het bedrag van
(€ 123.904,00 -/- € 77.400,00 =) € 46.464,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2023, of vanaf de datum van het vonnis, tot aan de dag van algehele voldoening;
V. veroordeling van aannemer tot betaling aan opdrachtgevers binnen twee dagen na betekening van het vonnis de beslagkosten en de kosten van deze procedure, de nakosten daarbij inbegrepen.
3.6.
Aannemer voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van opdrachtgevers.
in reconventie
3.7.
Volgens aannemer is slechts sprake geweest van het tijdelijk staken van de werkzaamheden door aannemer, tot het moment waarop partijen nieuwe afspraken zouden hebben gemaakt over hoe het werk verder voortgezet zou kunnen worden. Het incident in en bij het restaurant was voor hem de druppel die de emmer deed overlopen. Daarom wilde hij even geen contact met opdrachtgevers. Wel heeft hij nog geregeld dat de trappenmaker contact opnam met opdrachtgevers. Volgens hem hebben opdrachtgevers ten onrechte de verbintenis tussen partijen omgezet en is van verzuim van aannemer zeker geen sprake. Volgens aannemer is de vertraging in de oplevering aan opdrachtgevers zelf te wijten, onder andere door tekenwerk dat niet klopte en door verregaande bemoeienissen van opdrachtgevers met het werk. Door aannemer te komen opzoeken in het restaurant hebben opdrachtgevers gehandeld in strijd met hun verplichting om zich tegenover aannemer te gedragen naar de eisen van redelijkheid en billijkheid in de zin van artikel 6:2 lid 1 BW. In samenhang met artikel 6:248 lid 1 BW gaf dat aannemer de bevoegdheid zijn werkzaamheden te staken c.q. de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst op te schorten. Daardoor zijn opdrachtgevers volgens aannemer in schuldeisersverzuim komen te verkeren.
3.8.
Aannemer is van mening geen mededeling te hebben gedaan waaruit opdrachtgevers moesten afleiden dat hij in de nakoming van zijn verbintenissen zou tekortschieten. Gelet op het feit dat aannemer de trappenmaker nog verzocht heeft contact op te nemen met opdrachtgevers, zodat de trap alsnog gemaakt kon worden, had het volgens aannemer op de weg van opdrachtgevers gelegen om, hetzij uitdrukkelijk bevestiging te vragen van hun veronderstelling dat aannemer het werk niet wenste te voltooien, hetzij aannemer in gebreke te stellen. Door beide niet te doen, maar andere aannemers te contracteren, zijn opdrachtgevers zelf tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, aldus nog steeds aannemer. De gelegde bankbeslagen zijn volgens aannemer dan ook onrechtmatig.
3.9.
Hij vordert daarom (i) opheffing van de ten laste van aannemer onder de Coöperatieve Rabobank U.A. gelegde conservatoire beslagen en (ii) veroordeling van opdrachtgevers tot vergoeding van de kosten die de bank aannemer ter zake van de beslagen in rekening heeft gebracht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de bank de rekening van aannemer voor deze kosten heeft gedebiteerd tot de dag van algehele voldoening en (iii) veroordeling van opdrachtgevers in de kosten van deze procedure, te betalen binnen tien dagen na datum van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente als dit niet tijdig en volledig gebeurt, met ingang van de eerste dag na het verstrijken van deze termijn tot de dag van algehele voldoening.
3.10.
Opdrachtgevers voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijk-verklaring van aannemer in zijn vorderingen, althans tot afwijzing van zijn vorderingen, bij, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, met veroordeling van aannemer in de proceskosten, de nakosten daarbij inbegrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis.
3.11.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
(schuldeisers)verzuim?
4.1.
Partijen twisten onder andere over de vraag wie van hen als eerste in verzuim is gekomen. Opdrachtgevers zijn van mening dat aannemer al op vrijdagavond 16 december 2022 in verzuim is komen te verkeren, omdat aannemer via Whatsapp dreigde:
“En als het nu niet ophoudt kom ik maandag het steiger afbreken”, waarna eiser 1 aannemer opzocht in het restaurant waar hij zat te eten en volgens opdrachtgevers bij het restaurant werd omsingeld, waarbij er doodsbedreigingen werden geuit. Met een beroep op rechtsoverweging 4.4.6 uit de uitspraak van het Hof Den Bosch van 24 april 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012:BW4165, hebben zij zich op het standpunt gesteld dat in redelijkheid niet van hen verwacht kon worden dat zij een van de betrokkenen nog toelieten op het werk, waardoor volgens hen het verzuim direct intrad op 16 december 2022.
4.2.
Aannemer is van mening dat opdrachtgevers, door aannemer op te zoeken in het restaurant en aan zijn tafel te vragen mee naar buiten te gaan, in strijd hebben gehandeld met de redelijkheid en billijkheid die contractspartijen ten opzichte van elkaar in acht behoren te nemen. Aannemer heeft geweigerd mee naar buiten te komen, maar diens broer was hierdoor geërgerd en is eiser 1 naar buiten gevolgd om hem duidelijk te maken dat hij niet gediend was van de houding van eiser 1, waarna een heftige woordenwisseling ontstond. Aannemer vindt dat dit aan opdrachtgevers moet worden verweten en dat zij hierdoor op hun beurt in verzuim zijn geraakt.
4.3.
De rechtbank overweegt dat het, in de zaak die door opdrachtgevers is aangehaald, ging om een verbouwing van een restaurant. In het restaurant vond tijdens het herstel van opgenomen gebreken een steekpartij plaats tussen de aannemer en een van zijn onderaannemers, waarvan de opdrachtgever/uitbater van het restaurant getuige was. Het hof heeft in deze kwestie geoordeeld dat dit gegeven met zich bracht dat van de opdrachtgever niet verwacht kon worden dat zij een van de betrokkenen bij de steekpartij nog toeliet tot het afmaken van het werk. Een ingebrekestelling, die zou moeten inhouden het stellen van een termijn en het geven van gelegenheid tot uitvoering alsnog van de werkzaamheden, was bij die stand van zaken naar het oordeel van het hof zinloos, zodat in dat geval de toestand van verzuim direct, zonder ingebrekestelling, intrad.
4.4.
Het voorliggende incident laat zich lastig vergelijken met de kwestie waaraan opdrachtgevers refereren. In die laatste zaak had de opdrachtgever geen enkele betrokkenheid bij het incident dat zich in haar restaurant afspeelde, maar was zij daarvan ongewild getuige. In het geschil dat voorligt hebben opdrachtgevers aannemer bij herhaling telefonisch of via Whatsapp benaderd, terwijl deze had aangegeven daar nu niet (langer) van gediend te zijn en uiteindelijk dreigde de steigers weg te halen als opdrachtgevers nu niet ophielden. Daarop hebben eisers ervoor gekozen de aannemer desalniettemin buiten werktijd op te zoeken en heeft eiser 1 aannemer aangesproken in een restaurant, met het verzoek mee naar buiten te komen. Dat aannemer dat als intimiderend heeft ervaren komt de rechtbank logisch voor, net zoals het haar logisch voorkomt dat opdrachtgevers de heftige woordenwisseling die buiten het restaurant met de broer van aannemer ontstond, als intimiderend hebben ervaren. Opdrachtgevers kunnen echter, gelet op wat zich heeft afgespeeld tussen partijen, niet
alleenaannemer, en/of diens broer, aansprakelijk houden voor het incident. De toestand van verzuim is in dit geval niet zonder ingebrekestelling ingetreden.
4.5.
Dat is anders voor het door aannemer op maandag 19 december 2022 verwijderen van de steigers en zijn daaropvolgende brief/e-mail van diezelfde dag. Artikel 6:83 sub c BW bepaalt dat verzuim zonder ingebrekestelling intreedt, wanneer de schuldeiser (opdrachtgevers) uit een mededeling van de schuldenaar (aannemer) moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat uit de door aannemer gebruikte bewoordingen
“Tevens is de relatie dusdanig verstoord, dat voortzetting van de werkzaamheden onmogelijk is”en
“Door jullie handelen is de relatie dusdanig ernstig verstoord, waardoor de werkzaamheden niet langer voortgezet kunnen worden”(zie hiervoor onder 2.12) in samenhang met het verwijderen van de steigers door aannemer en het melding maken van het doen van aangifte bij de politie van bedreiging, terecht door opdrachtgevers is afgeleid dat aannemer niet meer zou nakomen. Dat aannemer in diezelfde brief heeft aangegeven dat hij opdrachtgevers aansprakelijk houdt voor de vertragingsschade maakt dat niet anders. Het is niet vast komen te staan dat die zin niet alleen terugverwijst naar de eerder in die brief door aannemer genoemde dan al bestaande bouwtijdoverschrijding van vier weken en niet ook op de als gevolg van de stillegging van het werk door aannemer nog te verwachten vertraging. Ook het feit dat aannemer de trappenmaker heeft benaderd met de vraag of hij nog bereid was om de binnentrap te maken, maakt dat niet anders. Daarbij heeft aannemer immers gevraagd of de trappenman bereid was dat rechtstreeks in opdracht van opdrachtgevers te doen. De rechtbank houdt daarbij in ogenschouw dat aannemer niet heeft gereageerd op de verzoeken van opdrachtgevers van 19 en 20 december 2022 om het werk te hervatten, en ook niet op de aangetekende brief van de gemachtigde van opdrachtgevers van 30 december 2022. Gelet op het standpunt van aannemer dat hij het werk wel wilde hervatten als partijen nieuwe afspraken zouden maken over hoe zij verder met elkaar om zouden gaan, had het op zijn weg gelegen dat, bijvoorbeeld in reactie op een van die brieven/mails, aan opdrachtgevers duidelijk te maken, in plaats van daarmee te wachten tot 16 maart 2023 (productie 2 bij conclusie van antwoord in conventie, hierna: cva).
4.7.
Aannemer is zonder ingebrekestelling in verzuim komen te verkeren, waarmee de omzettingsverklaring van opdrachtgevers van 30 december 2022 rechtmatig was en aannemer gehouden is vervangende schadevergoeding te betalen.
vervangende schadevergoeding
4.8.
Opdrachtgevers vorderen € 95.322,00 inclusief btw voor de afronding van het werk en voor het herstel van gevolgschade aan plafonds. Deze vordering is gebaseerd op de begroting van de deskundige, overgelegd bij bijlage 12 van productie 1 bij dagvaarding.
4.9.
De begroting van de deskundige wordt door aannemer betwist. Deze begroting en de daar door aannemer tegenover gestelde bedragen worden hieronder weergegeven:
Begroting
De daar door aannemer tegenover gezette bedragen
Plaatsen steiger voor en achtergevel € 3.000,00
€ 1.000,00
Metselwerk voor en achtergevel € 10.000,00
€ 4.000,00
Voegwerk voor en achter 4 mandagen incl. materiaal € 2.500,00
€ 1.500,00
Leveren en plaatsen kozijnen en beglazing € 36.481,50
€ 7.000,00
Boeilijsten en buitenbetimmering € 7.000,00
€ 1.000,00
Zijgevels voorzien van stucwerk € 5.000,00
€ 1.500,00
Aanwerken plafond overloop € 1.000,00
€ 0,00
Leveren en plaatsen trap incl. hekwerk € 7.683,50
€ 4.500,00
Leveren en plaatsen balkonhek € 2.000,00
€ 500,00
Leveren en aanbrengen zinkwerk incl. hwa’s
€ 1.500,00
€ 1.500,00
Aanpassen installatiewerkzaamheden i.v.m. maatvoerings-
Fouten en voltooien installaties € 3.260,00
€ 0,00
Plaatsen aftimmerlatten en koplatten incl. materiaal
€ 750,00
€ 0,00
Aanwerken muur trappengat, 1 post € 1.500,00
€ 0,00
Schilderwerk houten delen € 5.000,00
€ 4.500,00
Post onvoorzien € 1.500,00
€ 0,0
Totaal € 88.175,00 inclusief btw
€ 27.000,00 exclusief btw
4.10.
Inclusief 9% en 21% btw bedragen volgens aannemer de nog te maken kosten voor het afronden van de werkzaamheden € 31.000,00, in overeenstemming met het nog resterende deel van de aanneemsom. Waar in de tabel een bedrag van € 0,00 is ingevuld, gaat het om een post waarvan aannemer stelt dat die niet behoort tot het aangenomen werk. Het gaat dan met name om de afwerking van de binnenzijde van de dakopbouw. Verder heeft hij opgemerkt dat opdrachtgevers aanspraak maken op vervanging van alle vijf kozijnen in de dakopbouw, terwijl aannemer twee kozijnen moest aanpassen in verband met maatvoeringsfouten en niet alle vijf. Bij de posten ‘Boeilijsten en buitenbetimmering’ en ‘Leveren en plaatsen balkonhek’ heeft aannemer aangetekend dat die onderdelen bij hem klaarliggen en alleen nog gemonteerd hoeven worden. Ter zake van de post ‘Schilderwerk houten delen’ heeft aannemer onweersproken gesteld dat partijen afspraken dat opdrachtgevers dat werk zelf zouden uitvoeren en partijen daarvoor een minderwerk van
€ 4.500,00 afspraken (en niet de in de tabel genoemde € 5.000,00).
4.11.
Over de los van deze begroting door de deskundige besproken post van € 5.000,00 voor herstel van schade aan stucwerk van plafonds (zie hiervoor onder 2.20) heeft aannemer aangevoerd dat het door eiser 1 zelf voor het volledige stucwerk van de plafonds geoffreerde bedrag van € 8.665,00, exorbitant en niet realistisch is. De kosten waar het volgens hem hier om gaat zijn kleine herstelwerkzaamheden aan al oude gehavende en eerder niet duurzaam herstelde plafonds en bedragen volgens de schilder (onderaannemer) van aannemer ongeveer € 1.500,00, aldus aannemer (cva, bespreking punt 14 rapport deskundige). Ter zitting heeft aannemer betwist dat door zijn werkzaamheden schade aan plafonds is ontstaan. Volgens hem volgt dat niet uit de filmopnamen die zijn gemaakt van de nulmeting die partijen maakten voorafgaand aan de start van de werkzaamheden.
4.12.
Het werk is inmiddels afgerond. Opdrachtgevers schakelden daarvoor derden in en ook het onderhoudsbedrijf van eiser 1. De totale kosten daarvan hebben volgens opdrachtgevers € 103.732,38 bedragen (productie 23 bij eiswijziging in conventie ter zake de (pre)contractuele informatieverplichtingen tevens de gewijzigde conclusie van antwoord in reconventie van 6 september 2023, hierna: cva in reconventie). Dit bedrag hebben zij vermeerderd met de afkoop van de garantie van 10% van de oorspronkelijke aanneemsom van € 154.880,00, zoals de deskundige ook deed. Van het totaalbedrag van € 119.220,38 (totaalbedrag zonder de post 20% opslag werk derden) hebben zij het restant nog te betalen bedrag van de aanneemsom van € 30.976,00 afgetrokken, zodat zij op een door aannemer aan hen verschuldigd bedrag van € 88.244,40 [moet zijn: € 88.244,38] uitkomen.
4.13.
Als de berekeningswijze van de deskundige wordt aangehouden is de rekensom:
€ 123.904,00 + € 119.220,38 = € 243.124,38 inclusief btw. De oorspronkelijke aanneemsom bedroeg € 154.880,00. Het verschil € 243.124,38 -/- € 154.880,00 bedraagt dan het hiervoor door opdrachtgevers becijferde bedrag van € 88.244,38. De gevolgschade aan plafonds, die de deskundige op € 5.000,00 begrootte is al in dit bedrag meegenomen, evenals de 20% opslag die de deskundige toepaste voor het door derden laten uitvoeren van het werk.
4.14.
Ter zitting hebben opdrachtgevers aangevoerd dat, hoewel sommige schadeposten lager en andere hoger zijn uitgevallen, hun werkelijke schade aansluit bij de begroting daarvan door de deskundige. Zij hebben hun vordering op dit punt daarom na het bekend worden van hun werkelijke schade niet aangepast.
4.15.
De rechtbank stelt vast dat opdrachtgevers het verweer van aannemer dat de posten weergegeven in de tabel onder 4.9 met het bedrag € 0,00 niet tot het aangenomen werk van aannemer behoren, niet hebben weersproken. Zij hebben ook niet aangegeven waar in de overeenkomst die posten teruggevonden kunnen worden. De rechtbank volgt aannemer daarom en stelt die posten op € 0,00. Bij de post ‘Post onvoorzien’ heeft aannemer ook
€ 0,00 genoteerd. Gelet op het feit dat het werk inmiddels is afgerond en de daarmee gemoeid zijnde kosten bekend zijn, zal er geen sprake meer zijn van onvoorziene kosten, zodat de rechtbank die post ook op € 0,00 zet.
4.16.
De rechtbank volgt opdrachtgevers waar zij ter zitting hebben toegelicht dat het hen niet altijd is gelukt om hele scherpe prijzen te bedingen. Een werk afronden dat in onvoltooide staat is beëindigd wordt doorgaans als besmet aangemerkt, zodat het over het algemeen duurder is om – nog los van de vraag of onder de huidige omstandigheden in de markt eenvoudig een aannemer te vinden zal zijn – het werk door een andere aannemer af te laten ronden.
4.17.
De rechtbank ziet echter nog wel aanleiding om de posten Schade aan stucwerk plafonds, door de deskundige begroot op € 5.000,00 en Leveren en plaatsen kozijnen en beglazing, die de deskundige naar aanleiding van een daartoe door opdrachtgevers aan hem overhandigde offerte stelde op het bedrag van € 36.481,50, te corrigeren. De stelling van aannemer dat het door de deskundige begrote schadebedrag voor het stucwerk van de plafonds te hoog is, en zou moeten worden vastgesteld op het bedrag dat de schilder van aannemer daarvoor noemde (€ 1.500,00) is door opdrachtgevers niet weersproken. Ter zitting heeft aannemer weliswaar betwist dat door zijn werkzaamheden schade is ontstaan, maar die stelling verdraagt zich niet met het eerder tijdens de procedure door hem ingenomen standpunt dat slechts sprake kan zijn van een schadebedrag van € 1.500,00. De rechtbank zal deze post daarom meenemen voor het bedrag van € 1.500,00.
4.18.
Over de post Leveren en plaatsen kozijnen en beglazing is de rechtbank van oordeel dat deze moet worden aangepast voor het aantal kozijnen. De stelling van aannemer ter zitting dat het daar gaat om twee stuks, waar aannemer vooralsnog slechts de stelkozijnen plaatste, zodat met het metselwerk begonnen kon worden, hebben opdrachtgevers onweersproken gelaten. De offerte die opdrachtgevers aan de deskundige ter beschikking stelden, ziet op vijf kozijnen met een authentieke uitstraling. Zoals de deskundige (zie hiervoor onder 2.18) heeft opgemerkt is in de overeenkomst, noch op de tekeningen iets opgenomen over een authentieke uitstraling van de te verwerken kozijnen. In het verslag van het overleg van 6 december 2022 dat door beide partijen is ondertekend, wordt gesproken van te implementeren authentieke materialen. Dat is dus meerwerk. Aannemer stelt een offerte te hebben gekregen voor vijf van dergelijke kozijnen voor een bedrag van € 15.000,00. In zijn cva heeft aannemer voor de twee nog door hem te plaatsen kozijnen een bedrag van € 7.000,00 opgenomen. De rechtbank acht op grond van het bovenstaande vergoeding voor twee kozijnen aangewezen, en bepaalt de door aannemer te vergoeden schade daarvoor in redelijkheid op een bedrag van € 10.000,00 inclusief btw.
4.19.
Voor het overige sluit de rechtbank aan bij de bedragen die door de deskundige zijn begroot. Niet alleen is niet relevant dat aannemer inmiddels geproduceerde materialen, zoals een balkonhek, klaar heeft liggen in zijn werkplaats, ook is niet relevant dat aannemer zelf mogelijk gunstiger prijzen kan bedingen. In die positie bevinden opdrachtgevers zich immers niet, zodat hun schade altijd hoger zal uitvallen dan de kosten die aannemer zich bespaart door het werk niet zelf af te maken. De gereedliggende onderdelen hoeven opdrachtgevers niet van aannemer te betrekken.
4.20.
Van het totaalbedrag aan door de deskundige begrote kosten van € 88.175,00 moet worden afgetrokken € 26.481,50 voor het meerdere van de kozijnen, € 1.000,00 voor het aanwerken van het plafond op de overloop, € 3.260,00 voor het aanpassen van de installatiewerkzaamheden en het voltooien van de installaties, € 750,00 voor het plaatsen van aftimmerlatten en koplatten, € 1.500,00 voor aanwerken van de muur van het trappengat, € 500,00 voor het minderwerk schilderen houten delen en € 1.500,00 voor de post onvoorzien (= totaal € 34.991,50).
4.21.
Het totaalbedrag aan door aannemer te vergoeden schade bedraagt dan € 88.175,00 -/- € 34.991,50 = € 53.183,50 + € 10.636,70 (20% x € 53.183,50) + € 15.488,00 (10% x
€ 154.880,00) = € 79.308,20 + 123.904,00 = € 203.212,20 -/- € 154.880,00 = € 48.332,20 + € 1.500,00 (gevolgschade stucwerk plafonds) = € 49.832,20. Tegen de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 maart 2023 is geen specifiek verweer gevoerd, zodat die als gevorderd wordt toegewezen.
(pre)contractuele informatieverplichtingen
4.22.
Opdrachtgevers zijn van mening dat aannemer bij of voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst tussen partijen in strijd heeft gehandeld met vijf van de negen essentiële informatieverplichtingen van artikel 6:230m BW. Zo klopt volgens hen het geografische adres van aannemer niet met het adres bij de KvK, ontbreekt het klachtafhandelingsbeleid, ontbreekt het ontbindingsrecht, ontbreken de opzeggingsvoorwaarden en is niet duidelijk op welk moment de consument de overeenkomst kan beëindigen. Gelet op de sanctierichtlijn van de rechtbanken betekent dit, volgens opdrachtgevers, een vermindering van 50% van de aanneemsom van € 154.880,00, dat wil zeggen € 77.440,00. Opdrachtgevers hebben € 123.940,00 aan aannemer voldaan, zodat € 123.904 -/- € 77.440,00 = € 46.464,00 door aannemer aan opdrachtgevers dient te worden terugbetaald, aldus nog steeds opdrachtgevers.
4.23.
Aannemer heeft deze vordering ter zitting gemotiveerd betwist.
4.24.
Artikel 6:230m BW is een bepaling die ook ambtshalve door de rechtbank moet worden getoetst. Deze bepaling ziet voornamelijk op situaties waarin de consument aan de deur of op straat benaderd wordt met een aanbod om iets te kopen of een dienst af te nemen (colportage) en op datzelfde moment tussen partijen een overeenkomst tot stand komt. In die situatie heeft de consument niet of nauwelijks de tijd om een weloverwogen beslissing te nemen of zich te oriënteren op de aanbieder en het aanbod. Daarom worden strenge eisen gesteld aan de informatie die een aanbieder in zo’n geval aan de consument moet verstrekken.
4.25.
In dit geval waren het opdrachtgevers die aannemer hebben benaderd met het verzoek een globale opgave te doen van de kosten voor het realiseren van een dakopbouw. Partijen hebben daarna geruime tijd overleg gehad over de inhoud van de tussen hen te sluiten overeenkomst. Opdrachtgevers hebben dus alle tijd en gelegenheid gehad om een weloverwogen beslissing te nemen of ze wel of niet met aannemer in zee wilden en hebben ook een wezenlijke inbreng gehad in de bepalingen en procesafspraken die daarvan deel uit maken. Van een situatie waarop artikel 6:230m BW ziet is geen sprake. Deze vordering van opdrachtgevers wordt afgewezen.
de conservatoire beslagen
4.26.
Aannemer vordert dat de rechtbank de onder de bank van aannemer gelegde conservatoire beslagen opheft en opdrachtgevers veroordeelt in de kosten die de bank hem voor deze beslagen in rekening heeft gebracht. Gelet op het oordeel van de rechtbank in conventie kunnen de beslagen niet als onrechtmatig of onnodig worden aangemerkt, zodat deze vorderingen van aannemer worden afgewezen. Het spreekt voor zich dat voldoening door aannemer aan de veroordeling de beslagen onnodig maakt, zodat die daarna door opdrachtgevers vrijwillig zullen worden opgeheven.
buitengerechtelijke kosten
4.27.
Opdrachtgevers hebben gesteld buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben en hebben vergoeding daarvan gevorderd. Voldaan dient te worden aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. In dit geval is niet gebleken dat niet aan dit vereiste is voldaan. De rechtbank sluit aan bij de door opdrachtgevers gehanteerde Wet normering buitengerechtelijke incassokosten en het bijbehorende Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en wijst de vordering toe tot het bedrag van € 1.273,32.
4.28.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar met ingang van de dag der dagvaarding.
proceskosten
4.29.
Aannemer zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van opdrachtgevers op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 134,55
- overige explootkosten 643,28
- griffierecht 2.277,00 (rekening gehouden met beslagrekest)
- salaris advocaat
2.957,50(2,5 punt × tarief IV € 1.183,00)
Totaal € 6.012,33

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
veroordeelt aannemer om aan opdrachtgevers te betalen een bedrag van € 49.832,20 (negenenveertigduizend achthonderdtweeëndertig euro en twintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 17 maart 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt aannemer om aan opdrachtgevers te betalen een bedrag van € 1.273,30 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in
art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van de dag van de dagvaarding,
31 maart 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt aannemer in de proceskosten, aan de zijde van opdrachtgevers tot op heden begroot op € 6.012,33,
5.4.
veroordeelt aannemer in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat aannemer niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Schueler en in het openbaar uitgesproken op
1 november 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 2942